ECLI:NL:RBAMS:2015:10247

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 december 2015
Publicatiedatum
7 juni 2017
Zaaknummer
13/684433-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wederrechtelijke vrijheidsberoving, mishandeling en vernieling in de huiselijke sfeer

Op 17 december 2015 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van wederrechtelijke vrijheidsberoving, mishandeling van zijn levensgezel en vernieling. De zaak kwam voort uit een incident dat plaatsvond tussen 19 en 20 augustus 2015, waarbij de verdachte zijn levensgezel in een woning in Amsterdam heeft mishandeld en haar van de vrijheid heeft beroofd door de deur op slot te draaien en de sleutel bij zich te houden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangifte van het slachtoffer werd ondersteund door medisch bewijs van letsel en dat de verdachte deels bekennende verklaringen had afgelegd. De rechtbank oordeelde dat de feiten wettig en overtuigend bewezen waren, ondanks de ontkenning van de verdachte over bepaalde handelingen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 61 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een gedragsinterventie. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en de impact van het geweld op het slachtoffer. De uitspraak benadrukt de noodzaak van toezicht en begeleiding om herhaling van dergelijk geweld te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/684433-15 (Promis)
Datum uitspraak: 17 december 2015
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedag] 1986,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [gba-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 december 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.L. Vermeulen.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat

1. hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 augustus 2015 tot en met 20 augustus 2015 te [pleegplaats] , in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door de (toegangs)deur van een woning (gevestigd aan de [adres ] ) van voornoemde [slachtoffer] (van binnenuit) op slot te draaien en/of (vervolgens) de (boven)sleutel(s) van voornoemd slot bij zich te houden en/of te verstoppen, terwijl voornoemde [slachtoffer] zich op dat/die moment(en) in voornoemde woning bevond;

(Artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht)

2. hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 augustus 2015 tot en met 20 augustus 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk (zijn levensgezel) [slachtoffer] , heeft mishandeld, bestaande deze mishandeling uit het eenmaal of meermalen

- vastpakken en/of duwen aan/tegen de (rechterboven)arm(en) en/of (boven)be(e)n(en) en/of het hoofd en/of de keel/nek, in elk geval het lichaam van voornoemde [slachtoffer] en/of waardoor voornoemde [slachtoffer] met het hoofd (een kozijn van) een (kamer)deur, in elk geval een hard voorwerp, heeft geraakt en/of waardoor voornoemde [slachtoffer] in/tegen een bank en/of stoel en/of de grond ten val is gekomen en/of
- (vervolgens) duwen en/of gooien van voornoemde [slachtoffer] tegen een muur, in elk geval tegen een hard voorwerp en/of
- (vervolgens) knijpen en/of dichtknijpen en/of dichtgeknepen houden van de keel van voornoemde [slachtoffer] en/of
- (vervolgens) slaan en/of stompen in/tegen de neus en/of het gezicht, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] en/of
- (vervolgens) met zijn lichaam, zitten op het lichaam van voornoemde [slachtoffer] en/of
- (vervolgens) gooien van een (gevulde) tas in/tegen het gezicht, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] ;
(Artikel 304 van het Wetboek van Strafrecht)

3. hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 augustus 2015 tot en met 20 augustus 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk een pyjama en/of een shirt, in elk geval een of meer kledingstuk(ken), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door voornoemd(e) pyjama en/of shirt vast te pakken en/of kapot te scheuren en/of te trekken en/of te rukken.

(Artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten bewezen moeten worden verklaard. Zij heeft daartoe, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
De aangifte van [slachtoffer] wordt ondersteund door het bij haar waargenomen letsel. Verdachte heeft bovendien, zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris een deels bekennende verklaring afgelegd. Hij ontkent de keel van [slachtoffer] te hebben dichtgeknepen, maar zegt haar wel bij haar keel te hebben gepakt om haar in een stoel te gooien. Dat is een dermate agressieve handeling dat daarbij ook het dichtknijpen van de keel komt kijken. Verdachte heeft ook ontkend [slachtoffer] in haar gezicht te hebben geslagen, maar die ontkenning komt niet overeen met het waargenomen letsel. De tenlastelegging kan dus integraal worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde geldt daarnaast nog dat de omstandigheid dat verdachte, volgens zijn eigen verklaring, de sleutel na vijftien minuten aan [slachtoffer] heeft teruggegeven, niet in de weg staat aan een bewezenverklaring van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Wederrechtelijke vrijheidsberoving kan ook worden bewezen als die situatie zich maar een paar minuten heeft voorgedaan.
4.2.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de in de
bijlagegebezigde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving, mishandeling van zijn levensgezel en vernieling, zoals onder 1 tot en met 3 ten laste is gelegd.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde overweegt de rechtbank daartoe in het bijzonder dat uit de verklaring van [slachtoffer] en de verklaring van verdachte blijkt dat verdachte door het verwijderen van de sleutel uit het slot heeft willen voorkomen dat [slachtoffer] de woning kon verlaten en dat dat gedurende een zekere periode – in welke verdachte de sleutel onder zich had – voor haar ook daadwerkelijk onmogelijk is geweest, terwijl zij dat wel wilde Daarmee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de
bijlagevervatte bewijsmiddelen bewezen
 Het onder
1ten laste gelegde, te weten dat verdachte:
omstreeks 19 augustus 2015 te Amsterdam opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door de toegangsdeur van een woning, gevestigd aan de [adres ] , van voornoemde [slachtoffer] van binnenuit op slot te draaien en vervolgens de bovensleutel van voornoemd slot bij zich te houden, terwijl voornoemde [slachtoffer] zich op dat moment in voornoemde woning bevond.
 Het onder
2ten laste gelegde, te weten dat verdachte:
omstreeks 19 augustus 2015 te Amsterdam opzettelijk zijn levensgezel [slachtoffer] heeft mishandeld, bestaande deze mishandeling uit het
- vastpakken aan de armen en het hoofd en de keel, waardoor voornoemde [slachtoffer] met het hoofd een kozijn van een deur heeft geraakt en waardoor voornoemde [slachtoffer] op de grond ten val is gekomen en
- gooien van voornoemde [slachtoffer] tegen een muur en
- dichtknijpen van de keel van voornoemde [slachtoffer] en
- stompen tegen de neus en in het gezicht van voornoemde [slachtoffer] en
- met zijn lichaam zitten op het lichaam van voornoemde [slachtoffer] en
- gooien van een gevulde tas in het gezicht van voornoemde [slachtoffer] .
 Het onder
3ten laste gelegde, te weten dat verdachte:
omstreeks 19 augustus 2015 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een pyjama, toebehorende aan [slachtoffer] , heeft vernield door voornoemde pyjama kapot te scheuren.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 61 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht bij en houden aan de aanwijzingen van de reclassering, een gedragsinterventie, een ambulante behandeling verplichting en een opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang. De officier van justitie heeft gevorderd dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zullen worden verklaard. Zij heeft daartoe, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft fors geweld gebruikt tegen het slachtoffer. Daarbij was er sprake van een groot aantal geweldshandelingen binnen een kort tijdsbestek. Dit is zeer ernstig, te meer nu verdachte zeer recent al was veroordeeld voor huiselijk geweld. Op 6 november 2015 is er bovendien opnieuw aangifte tegen verdachte gedaan door mevrouw [slachtoffer] . Er is dus sprake van recidive.
8.2.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan agressief geweld in de huiselijke sfeer. Hij heeft zijn toenmalige partner mishandeld en haar van haar vrijheid beroofd door de deur van de woning op slot te draaien. Bovendien heeft hij haar pyjama kapot gescheurd.
Uit de Justitiële Documentatie van verdachte en de rapporten van de reclassering blijkt dat verdachte al eerder is veroordeeld vanwege huiselijk geweld. Dit heeft hem er echter niet van weerhouden om opnieuw in dezelfde fout te vervallen. Gelet daarop en op de ernst van de feiten en de persoon van verdachte is een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan het voorarrest zou echter niet passend zijn. Wel acht de rechtbank daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk met het doel om herhaling te voorkomen.
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de rechtbank bevelen dat de gestelde bijzondere voorwaarden en het daarop uit te oefenen toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 57, 282, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder1bewezen verklaarde:
Opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven.
Ten aanzien van het onder2bewezen verklaarde:
Mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.
Ten aanzien van het onder3bewezen verklaarde:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[naam verdachte], daarvoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
90 (negentig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 61 (éénenzestig dagen), van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
zich uiterlijk op 22 december 2015 moet melden bij Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering op het adres [adres instantie] ;
zich gedurende door het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering bepaalde perioden moet blijven melden, zo frequent als deze organisatie gedurende deze perioden nodig acht, en zich tevens moet houden aan de aanwijzingen die deze instelling hem geeft;
moet deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit GI BORG (partnergeweld) training, waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of de instelling aan veroordeelde zullen worden gegeven;
zich gedurende de proeftijd moet laten behandelen en/of begeleiden voor zijn agressieproblematiek bij de polikliniek GGZ Leger des Heils, De Waag of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
wordt verplicht om vanaf opnamedatum in Leger des Heils [locatie] , [instelling] of soortgelijke instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, zulks ter beoordeling van de reclassering, te verblijven en zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E.B. Nyman, voorzitter,
mrs. P. van Kesteren en W.M. van den Bergh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Spliet, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 december 2015.