In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, stond de verdachte terecht op beschuldiging van handelen met voorwetenschap en het overtreden van het tipverbod. De zaak kwam voort uit meldingen van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) over verdachte transacties in aandelen van verschillende ondernemingen, waarbij de verdachte bevriend was met een bankmedewerker die mogelijk beschikte over voorwetenschap. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 4 februari 2015 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. D.E. Kruimel, en de raadsman van de verdachte, mr. D.R. Doorenbos, aanwezig waren.
De tenlastelegging omvatte onder andere het aankopen van aandelen en callopties in verschillende ondernemingen, waarbij de verdachte zou hebben gehandeld op basis van niet openbaar gemaakte informatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen rechtstreeks bewijs was dat de verdachte beschikte over koersgevoelige informatie of deze had gedeeld met anderen. Ondanks het opmerkelijke beleggingsgedrag van de verdachte, kon de rechtbank niet concluderen dat het handelen met voorwetenschap buiten redelijke twijfel vaststond.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat hij zich schuldig had gemaakt aan het gebruik van voorwetenschap. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank op 18 februari 2015, waarbij de rechters de zaak zorgvuldig hebben beoordeeld en tot de conclusie zijn gekomen dat de verdachte niet schuldig was aan de hem ten laste gelegde feiten.