ECLI:NL:RBAMS:2015:2037
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Intrekking rijvaardigheidsverklaring na fraude bij rijexamen
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 10 april 2015 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die via een verdachte rijschool examen had gedaan, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn rijvaardigheidsverklaring door de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. De intrekking was gebaseerd op een bestuurlijke rapportage die aangaf dat de examinator geld had aangenomen om kandidaten te laten slagen. Tijdens de zitting werd duidelijk dat er op de dag van het examen contact was geweest tussen de examinator en de rijschoolhouder, wat niet is toegestaan. Hoewel verzoeker ontkende betrokken te zijn bij de fraude, werd zijn belang om de rijvaardigheidsverklaring te behouden afgewogen tegen het belang van verkeersveiligheid. De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van verkeersveiligheid zwaarder woog dan het belang van verzoeker, vooral gezien de bekentenis van de examinator en het contact op de examendag. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, maar verzoeker kreeg de mogelijkheid om opnieuw examen te doen.