ECLI:NL:RBAMS:2015:2160
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening sluiting massagesalon wegens illegale prostitutie
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 15 april 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening. Verzoekster, eigenaar van een massagesalon in Amsterdam, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Amsterdam, waarbij haar een last onder bestuursdwang was opgelegd. Dit besluit was gebaseerd op het vermoeden dat in de massagesalon tegen betaling seksuele handelingen werden verricht, wat in strijd is met de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en de Handhavingsstrategie van de gemeente Amsterdam. Tijdens een controle op 4 november 2014 zijn in de massagekamers spermasporen aangetroffen, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van exploitatie van een seksinrichting zonder de vereiste vergunning.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de aangetroffen spermasporen afkomstig waren van verschillende mannen en dat deze sporen in een voor het publiek toegankelijke ruimte zijn aangetroffen. Verzoekster betwistte dat er seksuele handelingen tegen betaling plaatsvonden en stelde dat de sporen mogelijk het gevolg waren van zelfbevrediging. De rechter oordeelde echter dat de aangetroffen sporen, in combinatie met andere bevindingen, voldoende bewijs vormden voor de conclusie dat er illegale prostitutie plaatsvond. De voorzieningenrechter achtte het beleid van de gemeente om handhavend op te treden tegen dergelijke overtredingen niet onredelijk en concludeerde dat de sluiting van de massagesalon gerechtvaardigd was.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat het bestreden besluit naar verwachting in bezwaar zal standhouden. De rechter oordeelde dat de belangen van de verzoekster niet opwogen tegen de noodzaak om illegale prostitutie tegen te gaan en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht.