ECLI:NL:RBAMS:2015:2162
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Bezwaar tegen intrekking bedrijfsparkeervergunning en verschoonbare termijnoverschrijding
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 15 april 2015 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een bezwaar tegen de intrekking van een bedrijfsparkeervergunning. Verzoekster, een tandarts, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, dat haar parkeervergunning per 31 maart 2015 introk. De voorzieningenrechter oordeelde dat de termijnoverschrijding voor het indienen van het bezwaar verschoonbaar was, omdat de rechtsmiddelverwijzing in het primaire besluit niet duidelijk was. Verzoekster had op 5 november 2014 bezwaar gemaakt, terwijl de termijn hiervoor op 10 september 2014 eindigde. De voorzieningenrechter stelde vast dat verzoekster niet in verzuim was geweest, omdat zij niet op de hoogte was van de termijn door de onduidelijke informatie in het besluit. De voorzieningenrechter vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van verzoekster. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, omdat het belang van verweerder bij de onmiddellijke uitvoering van het besluit zwaarder woog dan het belang van verzoekster bij het behoud van haar vergunning. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster.