4.4Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de bestreden besluiten zijn genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De beroepsgrond slaagt.
5. De beroepen zijn gegrond en de rechtbank vernietigt de bestreden besluiten. Hetgeen overigens is aangevoerd, hoeft geen bespreking meer. De rechtbank ziet geen mogelijkheden om het geconstateerde gebrek te herstellen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
6. Het arrest van het Hof van Beroep Antwerpen van 8 januari 2014 is bij arrest van 16 december 2014 door het Hof van Cassatie van België vernietigd. Gelet hierop kan aan het opleggen van een aanwijzingsbesluit het arrest van het Hof van Beroep Antwerpen niet langer ten grondslag worden gelegd, terwijl de uitspraak in eerste aanleg een vrijspraak betreft. Aangezien verweerder verder zoals hiervoor overwogen geen eigen onderzoek heeft verricht, is het niet mogelijk om het hiervoor vastgestelde gebrek op deze wijze mogelijkerwijs te herstellen. Verweerder heeft ter zitting nog verwezen naar transcripties van tapgesprekken uit het Belgische strafdossier. Hiervan heeft verweerder geen stukken overgelegd. De rechtbank acht een enkele algemene opmerking hierover onvoldoende om het gebrek te (doen laten) herstellen.
7. De rechtbank zal gelet op het voorgaande met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak voorzien door eisers bezwaren gegrond te verklaren en de primaire besluiten te herroepen.
8. Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor eiser 1 vast op € 1.960,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 490,- en een wegingsfactor 1). Bij eisers 2 en 3 is in de fase van beroep sprake van samenhangende zaken in de zin van artikel 3, tweede lid, van het Besluit. Dit heeft tot gevolg dat in de fase van beroep de zaken van eisers 2 en 3 ten aanzien van de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand moeten worden beschouwd als één zaak. De rechtbank verwijst naar het bepaalde in artikel 3, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 2, eerste lid, onder a, van het Besluit. Voor eiser 2 stelt de rechtbank de proceskosten op grond van het Besluit voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.960,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 490,- en een wegingsfactor 1). Voor eiser 3 stelt de rechtbank de proceskosten op grond van het Besluit vast op € 980,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, met een waarde per punt van € 490,- en een wegingsfactor 1). Omdat reeds aan eiser 2 een vergoeding is toegekend voor het indienen van het beroepschrift en het verschijnen ter zitting wordt eiser 3 voor deze proceshandelingen geen vergoeding toegekend. Omdat aan eisers een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de betreffende rechtsbijstandverleners.