ECLI:NL:RBAMS:2015:2406

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 april 2015
Publicatiedatum
29 april 2015
Zaaknummer
KK EXPL 15-345
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning door overlast veroorzaakt door huurder

In deze zaak vorderde de stichting Ymere, een woningcorporatie, ontruiming van een huurwoning die door [gedaagden 1] en [gedaagden 2] werd bewoond. De vordering was gebaseerd op overlast die [gedaagden 1] zou hebben veroorzaakt aan de bovenburen, [naam 3] en [naam 4]. De kantonrechter oordeelde dat er voldoende aanwijzingen waren dat er sprake was van overlast, maar dat het niet zonder meer vastgesteld kon worden dat dit uitsluitend aan [gedaagden 1] en [gedaagden 2] te wijten was. Ymere had [gedaagden 1] in het verleden meerdere woningen aangeboden, maar deze waren door hem geweigerd. De kantonrechter oordeelde dat Ymere een spoedeisend belang had bij de ontruiming, maar dat de gevorderde machtiging tot ontruiming door Ymere zelf niet toewijsbaar was. De rechter bepaalde dat [gedaagden 1] en [gedaagden 2] binnen een maand na betekening van het vonnis de woning moesten ontruimen, maar dat Ymere aan deze veroordeling geen rechten kon ontlenen indien [gedaagden 1] binnen twee weken de aangeboden woning zou accepteren. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht - team kanton
zaaknummer: 3944452 KK EXPL 15-345
vonnis van: 24 april 2015
fno.: 7545

vonnis van de kantonrechterkort geding

I n z a k e

de stichting Stichting Ymere

gevestigd te Amsterdam
eiseres, nader te noemen: Ymere
gemachtigde: mr. H.M.G. Brunklaus
t e g e n

1. [gedaagden 1]

2. [gedaagden 2]

beiden wonende te [woonplaats]
gedaagden, nader te noemen: [gedaagden 1] en [gedaagden 2]
gemachtigde: mr. M. Kikkert

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij dagvaarding van 17 maart 2015, met producties, heeft Ymere een voorziening gevorderd.
Ter terechtzitting van 9 april 2015 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Ymere is verschenen bij [naam 1] en [naam 2], vergezeld door de gemachtigde. Tevens waren aanwezig de bovenburen van [gedaagden 1] en [gedaagden 2], [naam 3] en [naam 4]. [gedaagden 1] en [gedaagden 2] zijn verschenen, vergezeld door de gemachtigde.
Beide partijen hebben op voorhand stukken in het geding gebracht. Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht.
Vervolgens is de zaak aangehouden teneinde Ymere in de gelegenheid te stellen om te onderzoeken of een woning aan de [adres] te [plaats] aan [gedaagden 1] is aangeboden. Bij faxbericht van 16 april 2015 heeft de gemachtigde van Ymere de kantonrechter hierover bericht en verzocht vonnis te wijzen.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Uitgangspunten

1. Als uitgangspunt geldt het volgende.
1.1.
Ymere, althans haar rechtsvoorgangster Woningstichting Zomers Buiten, verhuurt met ingang van 21 oktober 2000 aan [gedaagden 1] woonruimte aan de [adres] te [plaats] (hierna: het gehuurde). De huurprijs bedraagt thans € 499,08 per maand, exclusief bijkomende kosten.
1.2.
Het gehuurde betreft een sociale huurwoning met een oppervlakte van ongeveer 60 m² en een berging van ongeveer 18m ². De berging van [gedaagden 1] is gelegen op de 4e verdieping, de overige verdiepingen zijn verhuurd aan derden.
1.3.
In artikel 5 van de op de huurovereenkomst toepasselijke Algemene
Huurvoorwaarden voor zelfstandige woonruimte is het volgende bepaald:
"5.2 Huurder zal de woning als een goed huurder gebruiken en onderhouden. Hij zal daarbij de voorschriften van en vanwege de verhuurder ten aanzien van de in de woning aanwezige installaties en voorzieningen in acht nemen.
5.3
Huurder zal zich onthouden van gedragingen, van welke naar algemeen gangbare opvattingen mag worden aangenomen, dat zij schade veroorzaken aan de woning of aan naburige woningen, dan wel overlast aan de omwonenden veroorzaken of kunnen veroorzaken."
1.4.
Ymere verhuurt woonruimte aan [adres] aan [naam 3] en [naam 4], die daar samen met hun jonge dochter wonen.
1.5.
[naam 3] heeft op 19 augustus 2009 bij de politie aangifte gedaan van eenvoudige mishandeling door [gedaagden 1].
1.6.
[naam 4] heeft op 19 september 2009 bij de politie aangifte van belediging door [gedaagden 1]. De officier van justitie van het Arrondissementsparket Amsterdam heeft [gedaagden 1], om strafvervolging te voorkomen, een schikkings-bedrag van € 200,00, aangeboden. [gedaagden 1] heeft dit bedrag voldaan.
1.7.
In de periode tussen 22 oktober 2008 tot en met 11 januari 2012 zijn over het adres van het gehuurde en [adres] door de politie in totaal 28 registraties opgenomen, waarvan een groot aantal ziet op het veroorzaken van (geluids)overlast door [gedaagden 1]. Een zestal registraties ziet op het veroorzaken van (geluids)overlast door [naam 3] en [naam 4].
1.8.
In juni 2012 is door [gedaagden 1] en [naam 3]/[naam 4] een bemiddelingstraject gevolgd bij Stichting Beter Buren. Deze bemiddelingspoging is niet geslaagd.
1.9.
[naam 3] heeft op 23 november 2012 bij de politie aangifte gedaan van belediging door [gedaagden 1].
1.10.
In augustus 2013 heeft [gedaagden 1] ermee ingestemd te verhuizen en dat Ymere hem twee passende woningen zal aanbieden, waarbij [gedaagden 1] een verhuiskostenvergoeding wordt aangeboden van € 1.500,00. In overleg met [gedaagden 1] zou worden bepaald in welke buurt een andere woning zal worden aangeboden.
1.11.
Bij brief van 15 augustus 2013 is [gedaagden 1] daarmee akkoord gegaan. [gedaagden 1] heeft daarbij Ymere verteld dat hij met [gedaagden 2] samenwoont.
1.12.
Tijdens een gesprek op 26 augustus 2013 heeft [gedaagden 1] aan Ymere meegedeeld dat hij in [plaats] wil wonen.
1.13.
[gedaagden 1] bewoont het gehuurde samen met [gedaagden 2], met wie hij een affectieve relatie heeft gehad. Door de gezinssamenstelling (tweepersonenhuishouding) komt [gedaagden 1] in aanmerking voor een woning van maximaal 59m².
1.14.
Inmiddels heeft Ymere vijf woningen aan [gedaagden 1] aangeboden. [gedaagden 1] heeft de woningen geweigerd. De laatst aangeboden woonruimte aan de [adres] te [plaats] houdt Ymere voor [gedaagden 1] (en [gedaagden 2]) gereserveerd.

Vordering

2. Ymere vordert dat [gedaagden 1] en [gedaagden 2] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroor-deeld zullen worden om het gehuurde te ontruimen, met machtiging van Ymere om bij gebreke daarvan deze ontruiming op kosten van [gedaagden 1] en [gedaagden 2] te doen bewerk-stelligen met behulp van de sterke arm van justitie en politie, en met veroordeling van [gedaagden 1] en [gedaagden 2] in de proceskosten.
3. Ymere stelt hiertoe - samengevat - dat [gedaagden 1] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen als huurder door overlast aan [naam 3] en [naam 4] te veroorzaken ondermeer door hun dochter te intimideren. Ymere verwijst in dit verband onder meer naar de aangiftes van [naam 3] en [naam 4], het mutatieoverzicht van de politie en een incident dat zich in juni 2013 heeft voorgedaan waarbij [gedaagden 1] achter [naam 4] en haar dochter de trap op is gestormd met ontbloot bovenlijf en een ijzeren voorwerp in zijn hand.
4. [gedaagden 1] heeft uiteindelijk ingestemd met verhuizing naar andere passende woonruimte waarbij hem twee aanbiedingen zouden worden gedaan. Ymere heeft uit coulance toegestaan dat [gedaagden 1] meerdere aanbiedingen heeft gekregen. Uiteindelijk zijn vijf passende woningen aangeboden. Op de door Ymere als laatste aangeboden woning aan de [adres] in [plaats] heeft [gedaagden 1] niet gereageerd. Nu [gedaagden 1] weigert passende woonruimte te accepteren, rest Ymere geen andere mogelijkheid dan bij wijze van voorlopige voorziening ontruiming van de woning te vorderen. Ymere werpt de mogelijkheid op om daarbij te bepalen dat zij aan de veroordeling geen rechten kan ontlenen indien [gedaagden 1] de aangeboden woning aan de [adres] te [plaats] alsnog accepteert.

Verweer

5. [gedaagden 1] voert - samengevat - het volgende verweer. [gedaagden 1] betwist dat hij overlast veroorzaakt. Volgens [gedaagden 1] wordt de gestelde overlast niet ondersteund door objectieve bewijsstukken. De aangiftes hebben bovendien niet tot strafvervolging geleid. Volgens [gedaagden 1] betreft het wederzijdse klachten en ondervindt hij geluidsoverlast van [naam 3] en [naam 4]. Op de door hem geuite overlast en onderhoudsklachten heeft Ymere niet adequaat gereageerd.
6. [gedaagden 1] is niettemin bereid om te verhuizen naar een vergelijkbare woning en heeft zelf ook actief naar woonruimte gezocht. Ymere heeft [gedaagden 1] geen redelijk voorstel voor een andere woning gedaan. De woonoppervlakte van de woning aan de [adres] is circa 20m² kleiner dan het gehuurde. Omdat [gedaagden 1] en [gedaagden 2] huisgenoten zijn, is de woonruimte te klein.
7. Tenslotte stelt [gedaagden 1] dat Ymere hem een woning heeft aangeboden aan de [adres] te [plaats] waarmee hij akkoord kan gaan omdat deze vergelijkbaar is qua oppervlakte en in de buurt van de woning van zijn oma is gelegen. Daar wil hij graag gaan wonen.

Beoordeling

8. In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van Ymere in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
9. Allereerst betwisten [gedaagden 1] en [gedaagden 2] dat Ymere een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorzieningen. Nu Ymere een vervangende woning aan [gedaagden 1] heeft aangeboden en deze voor hem gereserveerd houdt, wordt geoordeeld dat sprake is van een spoedeisend belang voor Ymere bij de gevraagde voorzieningen.
10. Geoordeeld wordt voorts dat in deze procedure voldoende aannemelijk is geworden dat in het trappenhuis van het gehuurde sprake is van een -bijna- onhoudbare situatie. De verhoudingen tussen partijen zijn geëscaleerd en er dient een einde aan te komen, mede gelet ook op de klachten die de nog jonge dochter van [naam 3] en [naam 4] ondervindt van de situatie. Of dat (alleen) aan [gedaagden 1] (en [gedaagden 2]) verweten kan worden of in (min of meer) gelijke mate aan [naam 3] en [naam 4], kan echter niet zonder nader onderzoek worden vast gesteld. Daartoe is nader bewijslevering noodzakelijk en daar leent deze procedure zich niet voor.
11. Vast staat echter daarnaast dat [gedaagden 1] (en [gedaagden 2]) de bereidheid heeft gehad te verhuizen en zich daartoe in augustus 2013 heeft verplicht. Aan deze afspraak kan Ymere [gedaagden 1] (en [gedaagden 2]) houden.
12. [gedaagden 1] heeft ter zitting gesteld dat Ymere hem voorafgaand aan deze procedure een woning aan de [adres] in [plaats] heeft aangeboden. Ymere heeft na afloop van de zitting laten weten dat de woning per abuis aan [gedaagden 1] is aangeboden, omdat de woning aan de [adres] reeds voor hem was gereserveerd, dat daarom de woning aan de [adres] niet had mogen worden aangeboden en inmiddels ook niet meer beschikbaar is. Dat is een (onnodig) formele houding van Ymere en spijtig, aangezien anders de situatie al was opgelost. Het betekent echter niet, dat [gedaagden 1] en [gedaagden 2] daarom niet meer zouden hoeven te verhuizen.
13. Naar de kantonrechter begrijpt is het grootste bezwaar van [gedaagden 1] tegen de aange-boden woning aan de [adres] de oppervlakte van de woning. De woning is, uitgaande van de door Ymere overgelegde stukken, circa 18m² kleiner dan de huidige woonruimte van [gedaagden 1]. Dat betekent echter nog niet dat de woning aan de [adres] te [plaats] niet passend voor [gedaagden 1] is. De woning beschikt over twee afzonderlijke slaapkamers op de tweede verdieping en een berging op de zolderetage. Daarnaast beschikt de woning over een grote tuin. Dat een van de slaapkamers naar de mening van [gedaagden 1] te klein is, leidt niet tot een ander oordeel. [gedaagden 1] en [gedaagden 2] kunnen immers ieder over een eigen slaapkamer beschikken. De kantonrechter is dan ook voorshands van oordeel dat de woning aan de [adres] passende woonruimte voor [gedaagden 1] en [gedaagden 2] is en van hen gevergd kan worden naar de [adres] te [plaats] te verhuizen.
13. Teneinde [gedaagden 1] in staat te stellen de woning aan de [adres] alsnog te aanvaarden zal worden bepaald dat Ymere aan de veroordeling tot ontruiming geen rechten zal kunnen ontlenen indien [gedaagden 1] binnen twee weken na heden alsnog de woning aan de [adres] te [plaats] accepteert.
15. De kantonrechter is daarbij wel van oordeel dat indien er binnen zes maanden na het wijzen van dit vonnis alsnog een vergelijkbare woning van Ymere beschikbaar komt aan de [adres] te [plaats], waarvoor [gedaagden 1] op grond van de toepasselijke woonruimteverdelingsregels in aanmerking komt, Ymere deze aan [gedaagden 1] dient aan te bieden. Dat [gedaagden 1] dan inmiddels met [gedaagden 2] naar de [adres] is verhuisd, maakt geen verschil. [gedaagden 1] kan in dat geval kiezen of hij met [gedaagden 2] naar de woning aan de [adres] wenst te verhuizen. Als daar eerder woonruimte vrij komt, kan zelfs (mogelijk) rechtstreeks één verhuizing worden gerealiseerd.
16. De gevorderde machtiging tot ontruiming door Ymere zelf is niet toewijsbaar. Ook de gevorderde kosten voor een gedwongen ontruiming zijn voorshands niet toewijsbaar, omdat onvoldoende duidelijk is dat deze kosten daadwerkelijk zullen worden gemaakt en wat de hoogte van die kosten zullen zijn.
17. Hoewel [gedaagden 1] en [gedaagden 2] hebben verzocht dit vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, zal hier geen gevolg aan worden gegeven omdat zulks niet strookt met de aard van een kort geding vonnis. Indien een afweging van belangen zou meebrengen dat onmiddellijke tenuitvoerlegging achterwege moet blijven, dan zou de gevraagde voorziening moeten worden geweigerd. Dit is in dit geding, zoals hiervoor overwogen, niet het geval.
18. De kantonrechter ziet in de uitkomst van de procedure aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagden 1] en [gedaagden 2] om het gehuurde aan de [adres] te [plaats] met al wie en al wat zich daarin vanwege [gedaagden 1] en [gedaagden 2] bevindt, binnen één maand na de betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en met overgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van Ymere te stellen, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder bewerkstelligd kan worden met behulp van de sterke arm conform het in artikel 555 e.v. jo. 444 Rv bepaalde;
bepaalt dat Ymere aan deze veroordeling tot ontruiming jegens [gedaagden 1] en [gedaagden 2] geen rechten zal kunnen ontlenen indien en voorzover [gedaagden 1] binnen twee weken na betekening van dit vonnis heeft ingestemd met het aangaan van een huurovereenkomst voor de woning aan de [adres] of een woning aan de [adres] te [plaats] en in verband daarmee met een beëindiging van de huidige huurovereenkomst per de datum dat de verhuizing naar de laatstbedoelde woning door [gedaagden 1] en [gedaagden 2] gerealiseerd kan worden;
compenseert de proceskosten aldus, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. M.V. Ulrici, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 april 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.
Griffier Kantonrechter