ECLI:NL:RBAMS:2015:2548

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 maart 2015
Publicatiedatum
4 mei 2015
Zaaknummer
3728792 \ EA VERZ 14-1274
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens zwangerschap en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft FleishmanHillard B.V. (verzoekster) een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerster], die zwanger is en arbeidsongeschikt. De kantonrechter heeft op 6 maart 2015 de zaak behandeld. De verzoekster stelt dat er gewichtige redenen zijn voor ontbinding, omdat het vertrouwen in [verweerster] is verloren en er geen uitzicht is op verbetering van de situatie. De zwangerschap en arbeidsongeschiktheid van [verweerster] zouden geen rol hebben gespeeld in het ontbindingsverzoek. De kantonrechter oordeelt dat de zwangerschap van [verweerster] wel degelijk een rol speelt in de beoordeling van het verzoek, omdat het opzegverbod tijdens zwangerschap bedoeld is om de zwangere vrouw te beschermen. De kantonrechter concludeert dat de arbeidsverhoudingen zodanig zijn verstoord dat ontbinding van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is, maar kent [verweerster] een vergoeding toe van € 11.000,00 bruto, omdat de verzoekster een verwijt te maken valt van de ontstane situatie. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden met ingang van 1 augustus 2015, en de proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 3728792 \ EA VERZ 14-1274
beschikking van: 6 maart 2015
func.: 25

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

FleishmanHillard B.V.,

gevestigd te Amstelveen,
verzoekster,
nader te noemen FH,
gemachtigde: mevrouw mr. T.J. Vlot,
t e g e n

[verweerster],

wonende te [woonplaats],
verweerder,
nader te noemen [verweerster],
gemachtigde: mevrouw mr. E.M. Hoogeveen.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

FH heeft op 20 december 2014 een verzoek ingediend dat strekt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
[verweerster] heeft een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is mondeling behandeld ter terechtzitting van 6 februari 2015. FH is verschenen bij [naam 1] en [naam 2], vergezeld door de gemachtigde. [verweerster] is in persoon verschenen, vergezeld door de gemachtigde. Partijen hebben het woord gevoerd. Na verder debat is een datum voor beschikking bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Uitgangspunten

1. Uitgegaan wordt van het volgende.
1.1.
[verweerster], geboren op [geboortedatum], is sedert [datum] in dienst van FH en is laatstelijk werkzaam in de functie van Senior Accountmanager. Zij is aanvankelijk aangenomen voor de bepaalde tijd van een jaar. Sinds 15 augustus 2013 is zij in vaste dienst. Het bruto salaris op basis 90% van een full time werkweek bedraagt € 4.096,80 per maand exclusief vakantietoeslag.
1.2.
FH houdt zich bezig met advisering van bedrijven op het gebied van communicatie en public relations.
1.3.
[verweerster] is zwanger. Zij is uitgerekend op [datum]
1.4.
Jaarlijks heeft een functioneringsgesprek met [verweerster] plaatsgevonden. Hiervan zijn verslagen gemaakt, welke door FH zijn overgelegd.
1.5.
In 2014 heeft [verweerster] een salarisverhoging ontvangen ter hoogte van de inflatiecorrectie en een eenmalige uitkering van € 1.000,00.
1.6.
In mei 2014 heeft FH aan [verweerster] voorgesteld om in plaats van zich te richten op “verticale groei” in de richting Account Director, zich te richten op “horizontale groei” bijvoorbeeld in de richting van Accountmanager/Mediaspecialist.
1.7.
Op 25 augustus 2014 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [naam 1], hierna: [naam 1]) en [naam 2], hierna: [naam 2]) namens FH en [verweerster]. In de bevestigingsbrief van dit gesprek staat onder meer:
“(…) Wij zien twee mogelijkheden:Mocht je geen gebruik willen maken van de horizontale functiewijziging, bespraken we dat we denken dat het tijd wordt om je heen te kijken naar functies buiten FleishmanHillard.In dat traject, zal je arbeidsovereenkomst dus gaan eindigen. (…).“
1.8.
Bij bericht van 5 september 2014 heeft [verweerster] een reactie gegeven. Daarin staat onder meer:
“(…) Op 25 augustus jl. hebben wij gesproken over horizontale groei. Tot het leveren van een bijdrage aan successen voor FH in een gelijkwaardige specialistische functie ben ik graag bereid, vanzelfsprekend met behoud van mijn huidige salaris”.
1.9.
Bij e-mail van 10 september heeft [naam 1] onder meer laten weten dat FH blijft bij de op 25 augustus 2014 geboden opties. Voor het geval [verweerster] opteerde voor een nieuwe functie, werd [verweerster] een salaris van € 3.750,00 per maand geboden.
1.10.
Bij brief van 15 september 2014 heeft [verweerster] daarop gereageerd, waarbij zij heeft vastgehouden aan haar eerdere standpunt.
1.11.
Bij e-mail van 2 oktober 2014 heeft [naam 2] namens FH onder meer laten weten dat de salarisachteruitgang kon worden verminderd met € 175,00.
1.12.
Daarop heeft [verweerster] op 7 oktober 2014 onder meer aan [naam 2] laten weten:
“(…) In het gesprek 25 augustus jl. heb jij echter aan de horizontale overstap een salarisverlaging gekoppeld. Met als alternatief, bij het niet accepteren van een salarisverlaging, vertrek. Steeds heb ik aangegeven dat ik bereid ben tot een horizontale overstap, zoals voorgesteld in mei 2014 met behoud van mijn huidige salaris.Verder meld je in de mail van 2 oktober jl. dat het MT al langere tijd mij niet op mijn plek ziet zitten. (…) Hierbij wil ik onder de aandacht brengen dat na het functioneringsgesprek in mei 2014 aan mij een salarisverhoging en een bonus zijn toegekend. (…)Graag kom ik tegemoet door af te zien van een salarisverhoging gedurende de komende drie jaar (…). “
1.13.
Op 12 oktober 2012 heeft [verweerster] onder meer laten weten dat zij bereid is tot een aanpassing van haar werktijdfactor van 90 naar 80%.
1.14.
Bij brief van 15 oktober 2014 heeft FH laten weten, voor zover hier relevant:
“Vandaag spraken [naam 1] en ik opnieuw met jou (…). Vandaag hebben we concreet het volgende besproken:a) Het gaat hier nadrukkelijk om jouw functioneren2) waarvan meerdere malen met je is besproken waaruit de tekortkomingen bestaan3) dat dit ook in de praktijk blijkt uit de contacten met klanten (voorbeelden) en dat FH daar op moet acteren want dit levert risico’s op4) er dus iets moet gebeuren waarbij een horizontale doorontwikkeling is wat wij daarover hebben gezegd (…) en dat er niet gesproken is over behoud van loon (…).;5) we hebben je duidelijk gemaakt dat je functioneren in de Senior Accountmanager rol onvoldoende is (…).”
1.15.
Op 14 november 2014 heeft [verweerster] daarop gereageerd, waarbij zij herhaalt dat zij akkoord gaat met een functiewijziging, maar niet met een wijziging van het salaris.
1.16.
Naar aanleiding van de bespreking tussen partijen van 27 november 2014 heeft FH op verzoek van [verweerster] de gesprekspunten op 24 november 2014 op schrift gesteld. FH laat in deze brief weten dat door de brief van 14 november 2014 de discussie is verhard.
1.17.
Op 27 november 2014 hebben partijen opnieuw met elkaar gesproken, in aanwezigheid van een juridisch adviseur aan de zijde van [verweerster] en de gemachtigde van FH. In het gesprek zijn partijen niet nader tot elkaar gekomen.
1.18.
[verweerster] is sinds november/december 2014 arbeidsongeschikt.

Verzoek

2. FH verzoekt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen in de zin van een verandering in de omstandigheden van zodanige aard dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen billijkheidshalve zo spoedig mogelijk behoort te eindigen.
3. FH stelt hiertoe dat zij het vertrouwen in [verweerster] als medewerkster heeft verloren, zodat van een verdere vruchtbare samenwerking tussen partijen geen sprake meer kan zijn. FH stelt dat zij naar aanleiding van aanmerkingen van haar kant op het functioneren van [verweerster] heeft getracht in onderling overleg met [verweerster] tot een oplossing te komen door [verweerster] een andere functie aan te bieden binnen haar organisatie. Partijen hebben daartoe sinds augustus 2014 diverse gesprekken gevoerd. Echter, door de opstelling van [verweerster] is een patstelling ontstaan, die uiteindelijk heeft geleid tot een ziekmelding van [verweerster]. Volgens FH is er geen uitzicht op verbetering van deze situatie, reden waarom de arbeidsovereenkomst moet worden beëindigd.
4. FH benadrukt dat het ontbindingsverzoek niet is gegrond op disfunctioneren van [verweerster]. Ook de zwangerschap van [verweerster], waarvan FH in oktober 2014 kennis nam, heeft geen enkele rol gespeeld bij het besluit van FH om de arbeidsovereenkomst te doen beëindigen, noch de latere ziekmelding van [verweerster]. Het niveau van functioneren van [verweerster] noopte volgens FH echter wel tot ingrijpen, enerzijds vanwege kritiek van cliënten, anderzijds vanwege de voortdurende stress die FH bij [verweerster] waarnam. Een bij een lagere functie behorende verlaging van het salaris was daarbij onontkoombaar, vanwege de door FH gehanteerde tariefstructuur. Het uiteindelijk geboden salaris was voor de functie van Accountmanager ongebruikelijk hoog, aldus FH.
5. FH betwist dat [verweerster] uit het feit dat zij per 15 augustus 2013 in vaste dienst is gekomen, enkele salarisverhogingen of de eenmalige bonus van € 1.000,00 per 1 mei 2014 mag worden afgeleid dat [verweerster] voldoende functioneerde.

Verweer

6. [verweerster] betwist dat er gewichtige redenen voor ontbinding zijn in de door FH bedoelde zin, en verzet zich tegen de ontbinding. [verweerster] verzoekt voor het geval de kantonrechter de arbeidsovereenkomst niettemin zal ontbinden om een vergoeding toe te kennen van € 18.000,00 bruto, ervan uitgaande dat de arbeidsovereenkomst niet vóór 1 oktober 2015 zal worden ontbonden.
7. [verweerster] doet in de eerste plaats een beroep op de reflexwerking van het opzegverbod tijdens zieke en zwangerschap.
8. Voorts betwist [verweerster] de stelling van FH dat zij onvoldoende heeft gefunctioneerd, waardoor zij de door FH voorgestelde demotie met bijbehorende salarisverlaging had moeten accepteren. [verweerster] verwijst in dit verband naar de diverse verslagen van functioneringsgesprekken, waaruit dit niet blijkt. Er is wel sprake van enkele ontwikkelpunten. Dit wijst echter op geen enkele manier op disfunctioneren.
9. [verweerster] stelt dat pas in het gesprek van 25 augustus 2014 FH haar, bij monde van de per 1 juli 2014 aangetreden [naam 2], voor het eerst met zoveel woorden heeft laten weten dat zij niet voldoet als Senior Accountmanager en dat zij moest kiezen tussen demotie met salarisverlaging of beëindiging van het dienstverband.
10. [verweerster] wijst erop dat in de arbeidsovereenkomst geen eenzijdig wijzigingsbeding is opgenomen, zodat de door FH beoogde wijzigingen op grond van de geldende jurisprudentie slechts kunnen plaatsvinden met instemming van [verweerster]. Desondanks was [verweerster] bereid een andere, specialistische functie te overwegen, zij het met behoud van salaris. [verweerster] stelt dat de opstelling van FH in deze in strijd is met goed werkgeverschap.

Beoordeling

11. De eerste vraag die moet worden beantwoord is of de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden.
11. [verweerster] is op dit moment zwanger en daarnaast arbeidsongeschikt. Tijdens zwangerschap (en arbeidsongeschiktheid) geldt een opzegverbod. FH heeft aangevoerd dat de zwangerschap resp. arbeidsongeschiktheid van [verweerster] niet de reden vormen voor het ontbindingsverzoek. FH heeft in dat verband gesteld dat zij al geruime tijd daarvoor [verweerster] erop heeft gewezen dat zij onvoldoende functioneerde. Wat hiervan zij, FH heeft in het gesprek op 25 augustus 2014 voor het eerst met zoveel woorden aan [verweerster] laten weten dat [verweerster] wat haar betreft moest kiezen tussen “horizontaal groeien” of beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Nu vast staat dat [verweerster] FH pas daarna op de hoogte heeft gesteld van haar zwangerschap, wordt geoordeeld dat voldoende aannemelijk is geworden dat de zwangerschap (of de latere arbeidsongeschiktheid) niet de reden is voor het ontbindingsverzoek. Dat brengt mee dat ontbinding van de arbeidsovereenkomst in beginsel mogelijk is.
11. Echter, de omstandigheid dat [verweerster] thans zwanger is, speelt wel een rol in het oordeel over de verzochte ontbinding. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de strekking van het opzegverbod tijdens zwangerschap is, om de zwangere vrouw te behoeden voor een beëindiging van de arbeidsovereenkomst, omdat het vinden van een nieuw dienstverband in deze periode praktisch onmogelijk is en het voor een gezond verloop van de zwangerschap van belang wordt geacht dat de spanning en onzekerheid die met een daadwerkelijke beëindiging onmiskenbaar gepaard gaan, zoveel mogelijk worden vermeden.
11. FH heeft ter zitting nadrukkelijk gesteld dat het verzoek is gegrond op verstoring van de arbeidsrelatie en niet op disfunctioneren. Dat neemt niet weg dat een groot deel van het dossier betrekking heeft op het functioneren van [verweerster]. Daarbij valt op dat het aanvankelijke voorstel in mei 2014 om eens na te denken over een horizontale ontwikkeling, op 25 augustus 2014 vrij abrupt door FH is geherformuleerd in een keuze tussen demotie of beëindiging van het dienstverband, met later daaraan nog verbonden een aanmerkelijke verlaging van het salaris. Daarmee is FH ten onrechte voorbij gegaan aan de voor een dergelijke wijziging van de functie met bijbehorende arbeidsvoorwaarden volgens de jurisprudentie geëigende gang van zaken in een dergelijke situatie (o.a. HR 11 juli 2008, NJ 2011, 185 Stoof/Mammoet), nog afgezien van de gangbare opvatting dat een werknemer op wiens functioneren aanmerkingen zijn in staat moet worden gesteld om zich te verbeteren op basis van een duidelijk omschreven “verbeterplan”.
11. Van FH had als professionele werkgever mogen worden verwacht dat zij zich tijdig op de hoogte zou stellen van de geldende eisen. Door daaraan voorbij te gaan, heeft juist FH de verhoudingen op scherp gesteld. Dat [verweerster] daarop niet altijd even zakelijk heeft gereageerd en een en ander is ontaard in een weinig productieve brievenschrijverij, kan haar onder de gegeven omstandigheden niet worden tegengeworpen.
11. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de arbeidsverhoudingen zodanig zijn verstoord dat van voortzetting geen sprake meer kan zijn. De arbeidsovereenkomst wordt dan ook ontbonden en wel tegen 1 augustus 2015. Daarbij wordt enerzijds rekening gehouden met de bescherming die [verweerster] in verband met haar zwangerschap toekomt en wordt meegewogen haar huidige positie op de arbeidsmarkt, maar wordt ook afdoende duidelijkheid gegeven aan partijen over de toekomst.
11. Uit het voorgaande blijkt tevens dat FH een verwijt valt te maken van de ontstane situatie. Dit rechtvaardigt naar het oordeel van de kantonrechter een vergoeding van
€ 11.000,00 bruto. Er bestaat daarbij geen aanleiding om hierop een correctie toe te passen ten voordele van FH vanwege de latere ontbindingsdatum dan gebruikelijk, nu deze uitsluitend het gevolg is van de bescherming die een werkneemster in verband met zwangerschap toekomt.
11. Nu een hogere vergoeding wordt toegekend dan FH heeft aangeboden, wordt zij in de gelegenheid gesteld het verzoek in te trekken
11. De proceskosten worden gecompenseerd in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt, behoudens voor het geval FH het verzoek intrekt, in welk geval zij met de proceskosten zal worden belast.

BESLISSING

De kantonrechter:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 augustus 2015;
kent aan [verweerster] een vergoeding toe ten laste van FH ter hoogte van € 11.000,00 bruto;
veroordeelt FH tot betaling van deze vergoeding en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat het onder I t/m III gestelde rechtskracht ontbeert, indien het verzoek door FH uiterlijk op 16 maart 2015 wordt ingetrokken;
bepaalt dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen, behoudens in het geval FH het verzoek zal intrekken, in welk geval FH wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [verweerster] tot op heden begroot op € 545,- voor salaris van de gemachtigde, voor zover verschuldigd, inclusief BTW;
veroordeelt FH tot betaling van een bedrag van € 50,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 aan kosten voor betekening onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en FH niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan deze beschikking heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing inclusief BTW;
wijst het meer of anders verzochte af.
Aldus gegeven door mr. O.J. van Leeuwen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 maart 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.