ECLI:NL:RBAMS:2015:2757

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 april 2015
Publicatiedatum
12 mei 2015
Zaaknummer
3982269 en 3982276
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot gijzeling wegens betalingsonmacht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 24 april 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot gijzeling, ingediend door de Officier van Justitie. De vordering was gericht op het toepassen van het dwangmiddel gijzeling voor de duur van zeven dagen, in verband met openstaande administratieve sancties die aan de betrokkene waren opgelegd. De betrokkene had geen beroep ingesteld tegen de beschikkingen en had een aanzienlijke schuldenlast, met een totaal openstaand bedrag van € 12.219,26. De Officier van Justitie stelde dat de betrokkene betalingsmachtig was, maar de kantonrechter oordeelde anders.

Tijdens de zitting op 28 april 2015 heeft de betrokkene aangegeven dat hij in financiële problemen verkeert en inmiddels is aangemeld bij een schuldhulpverlener. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen reële verwachting is dat de betrokkene in staat is om de openstaande sancties te voldoen, gezien de aanzienlijke schuldenlast en het advies van de deurwaarder om geen dwangmiddelen in te zetten. De kantonrechter concludeerde dat de betrokkene zich in een situatie van financiële onmacht bevond, waardoor het verzoek tot gijzeling niet kon worden toegewezen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vorderingen van de Officier van Justitie afgewezen, met de overweging dat gijzeling bedoeld is voor mensen die wel kunnen maar niet willen betalen. De beslissing is genomen in het belang van de rechtszekerheid en de bescherming van de betrokkene tegen onredelijke dwangmaatregelen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht – team kanton
Zaaknummers: 3982269 en 3982276
CJIB-nummers: [CJIBnr. 1] en [CJIBnr. 2]
Beslissing op de vordering – met bovengenoemde zaaknummers – als bedoeld in artikel 28 Wet Administratieve Handhaving Verkeersvoorschriften (Wahv).
Aangaande:
[betrokkene]
[adres]
[woonplaats]
hierna: “betrokkene”
De vordering is behandeld op de terechtzitting van dinsdag 28 april 2015, waarbij het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. P.B. Bellaart. Betrokkene is ter zitting verschenen.

Beoordeling

1. De officier van justitie in het arrondissement Amsterdam verzoekt de kantonrechter te Amsterdam in twee zaken ex artikel 28, eerste lid Wahv om hem te machtigen het dwangmiddel gijzeling toe te passen voor de duur van (telkens) zeven dagen.
2 In de zaak met CJIB-nummer
[CJIBnr. 1]gaat het om een administratieve sanctie vanwege de gedraging “voor een motorrijtuig niet de vereiste verzekering afsluiten en in stand houden” van een bedrijfsauto met het kenteken [kenteken 1], waarvoor op 2 april 2012 een beschikking aan betrokkene is opgelegd.
3. In de zaak met CJIB-nummer
[CJIBnr. 2]gaat het om een administratieve sanctie vanwege de gedraging “voor een bromfiets niet de vereiste verzekering afsluiten en in stand houden” van een snorfiets met het kenteken [kenteken 2], waarvoor op 7 maart 2013 een beschikking aan betrokkene is opgelegd.
4. Uit de door de officier van justitie overgelegde gegevens blijkt het volgende:
a. a) tegen de beschikkingen is door betrokkene geen beroep ingesteld;
b) de sanctiebedragen zijn niet betaald en zijn vanwege het uitblijven van betaling van rechtswege tweemaal verhoogd bij het versturen van een eerste en een tweede aanmaning tot een bedrag van in totaal € 2.173,00;
c) betrokkene is niet opgenomen in een bewind- , curatele- of insolventieregister;
d) uit het overzicht openstaande zaken blijkt dat betrokkene op 23 april 2015 naast de onderhavige sancties nog 15 boetes heeft openstaan. In totaal staat er een bedrag open van € 12.219,26;
e) het CJIB heeft vergeefs getracht het uitstaande bedrag te verhalen via een beslag op de bankrekening van betrokkene en de voorlopige teruggave bij de Belastingdienst;
f) het CJIB heeft de vorderingen overgedragen ter incasso aan de deurwaarder. De gegevens die door de officier van justitie zijn verstrekt vermelden op dit punt dat op advies van de deurwaarder is besloten geen dwangmiddelen in te zetten. De deurwaarder heeft het CJIB laten weten dat betrokkene zodanige schulden had dat beslag op het inkomen niets zou opleveren. Het CJIB heeft het dossier terugontvangen van de deurwaarder op 17 februari 2014;
g) betrokkene is vergeefs gemaand zijn rijbewijs in te leveren voor een periode van vier weken ex artikel 28a Wahv;
h) de officier van justitie heef aan de politie opdracht gegeven tot buitengebruikstelling van het voertuig conform artikel 28b Wahv. De politie heeft het voertuig van betrokkene niet buiten gebruik kunnen stellen, omdat betrokkene geen voertuig heeft.
Op grond van het voorgaande concludeert de officier van justitie dat betrokkene betalingsmachtig is en dat slechts de mogelijkheid resteert om het dwangmiddel gijzeling toe te passen ten einde betrokkene aan te zetten tot betaling van de sancties.
5. Ter zitting heeft betrokkene aangegeven dat hij een aanzienlijke hoeveelheid schulden heeft en dat hij inmiddels is aangemeld bij een schuldhulpverlener (SEZO). Door problemen binnen de familie is hij depressief geworden en heeft hij lange tijd niet thuis bij zijn familie gewoond. Daardoor is hij ook lange tijd niet op de hoogte geweest van de openstaande boetes. Betrokkene heeft een uitkering waarop beslag ligt.

Motivering van de beslissing

6. Uitgangspunt bij een verzoek tot toepassing van gijzeling is dat dit dwangmiddel is bedoeld voor mensen die wel kunnen maar niet willen betalen. Slechts in uiterste noodzaak zal tot gijzeling worden overgegaan (memorie van toelichting Wahv). Gijzeling is, anders dan vervangende hechtenis, geen straf, maar een dwangmiddel. Als gijzeling wordt toegepast blijft de verplichting tot betaling van de opgelegde sanctie in stand. Gelet op de doelstelling van het dwangmiddel van gijzeling moet sprake zijn van een reële verwachting dat betrokkene in staat is de sancties te voldoen. Indien vaststaat dat betaling niet tot de mogelijkheden behoort, is er geen sprake van de bedoelde verwachting en zal het doel van de gijzeling niet kunnen worden bereikt.
7. Uit het voorgaande blijkt dat op diverse manieren vergeefs is getracht de openstaande sancties te incasseren. De schuldenlast van betrokkene, ook bij het CJIB, is aanzienlijk en zodanig dat de deurwaarder het advies heeft gegeven om geen dwangmiddelen in te zetten. Het is de kantonrechter niet duidelijk waarom de officier van justitie desalniettemin meent dat gijzeling van betrokkene op dit moment een redelijk doel dient. In de toelichting op de vordering is een dergelijke uitleg achterwege gebleven en ook ter terechtzitting heeft de officier van justitie geen nadere toelichting verstrekt.
8. De kantonrechter constateert dat er sprake is van financiële onmacht aan de zijde van betrokkene om de openstaande bedragen te voldoen en wijst de vorderingen af.

Beslissing:

De kantonrechter wijst de vorderingen af.
Deze beslissing is gegeven te Amsterdam door mr. L. Voetelink, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 24 april 2015, in tegenwoordigheid van de griffier.
Een afschrift van deze beslissing is aan dhr. [betrokkene], aan de officier van justitie en aan het CJIB toegezonden op: