In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 12 mei 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot gijzeling, ingediend door de Officier van Justitie. De zaak betreft twee vorderingen met de CJIB-nummers [CJIBnr. 1] en [CJIBnr. 2], waarbij de betrokkene niet in staat zou zijn om de opgelegde administratieve sancties te betalen. De Officier van Justitie verzocht om het dwangmiddel gijzeling toe te passen voor de duur van zeven dagen, omdat betrokkene naar zijn mening wel betalingsmachtig zou zijn, maar niet zou willen betalen. Tijdens de zitting op 28 april 2015 was de betrokkene niet aanwezig, en de Officier van Justitie heeft verschillende gegevens overgelegd ter onderbouwing van het verzoek.
De kantonrechter heeft echter geconcludeerd dat de Officier van Justitie niet voldoende heeft aangetoond dat de betrokkene in staat is om de sancties te voldoen. Er zijn geen aanwijzingen dat betrokkene betalingsonwil vertoont; integendeel, er zijn signalen dat zij in financiële problemen verkeert. De deurwaarder heeft aangegeven dat er geen verhaalsmogelijkheden zijn en dat het CJIB geen verdere dossiers meer wil ontvangen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen reële verwachting bestaat dat de betrokkene in staat is om de sancties te voldoen, en heeft daarom het verzoek tot gijzeling afgewezen.
De beslissing van de kantonrechter is genomen met inachtneming van de doelstelling van het dwangmiddel gijzeling, dat bedoeld is voor mensen die wel kunnen maar niet willen betalen. In dit geval is er echter geen sprake van betalingsmacht, en de kantonrechter heeft de vorderingen van de Officier van Justitie afgewezen.