ECLI:NL:RBAMS:2015:2816

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 mei 2015
Publicatiedatum
13 mei 2015
Zaaknummer
468231 - FA RK 10-7158
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezag en omgangsregeling in een familiezakenprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 mei 2015 een beschikking gegeven in een familiezakenprocedure betreffende de wijziging van het gezag en de omgangsregeling tussen een vader en zijn kind, geboren op [geboortedatum] te [plaats]. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. G. Altena, verzocht om wijziging van de voorlopige omgangsregeling en om een definitieve omgangsregeling vast te stellen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.H. Bialkowski, verzocht om afwijzing van de verzoeken van de vader en om opheffing van de eerder opgelegde dwangsom.

De rechtbank heeft in eerdere tussenbeschikkingen reeds een informatieregeling vastgesteld en de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om advies. De Raad heeft geadviseerd dat de vader eerst aan zichzelf moet werken voordat er omgang kan plaatsvinden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende communicatie tussen de ouders is en dat de vader niet bereid is om aan zijn eigen gedrag te werken. Dit gebrek aan zelfreflectie en inzicht in de belangen van het kind heeft geleid tot de conclusie dat omgang in strijd is met de belangen van het kind.

De rechtbank heeft daarom het recht op omgang van de vader met het kind ontzegd en de eerder opgelegde dwangsom opgeheven. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De rechtbank benadrukt dat het van belang is dat ouders hun problemen bespreekbaar maken om in het belang van het kind verder te kunnen kijken. De vader heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze beschikking.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: 491185 / FA RK 11-4298 (HHo/LB)
Beschikking van 20 mei 2015 betreffende wijziging van het gezag, de omgangsregeling en de informatieregeling
in de zaak van:
[naam 1],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. G. Altena te Arnhem,
tegen
[naam 2],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. D.H. Bialkowski te Amsterdam.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Amsterdam,
locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de Raad.

1.De (verdere) procedure

1.1
Bij tussenbeschikking van 14 november 2012 heeft de rechtbank een informatieregeling vastgesteld en daarnaast de Raad voor de Kinderbescherming Amsterdam (hierna de Raad) verzocht advies uit te brengen omtrent de verzochte wijziging van het gezag en de (on)mogelijkheden voor een omgangsregeling tussen de vader en
[naam 3], geboren op [geboortedatum] te [plaats]. De behandeling omtrent het gezag en de omgang is aangehouden.
1.2
Bij tussenbeschikking van 6 november 2013 heeft de rechtbank het verzoek om gezamenlijk gezag afgewezen en een voorlopige omgangsregeling bij het Omgangshuis vastgesteld op straffe van een dwangsom. De nadere behandeling van de omgang is aangehouden. De inhoud van voornoemde beschikkingen wordt hierna als herhaald en ingelast beschouwd.
1.3
De rechtbank heeft kennisgenomen van de nader ingekomen stukken.
1.4
De nadere behandelingen hebben plaatsgevonden ter terechtzitting met gesloten deuren van 21 juli 2014 (pro forma), 29 september 2014 (pro forma), 19 januari 2015 (pro forma), 2 maart 2015 (pro forma) en 17 april 2015.
1.5
Tijdens de laatste behandeling zijn gehoord: partijen, bijgestaan door hun advocaten en namens de Raad [naam 4].

2.Het verzoek

2.1
Thans ligt ter beoordeling voor het verzoek van de vader tot wijziging van de voorlopige omgangsregeling tot, samengevat,
  • te bepalen dat partijen zich zullen wenden tot de Stichting Omgangshuis Houten;
  • te bepalen dat partijen medewerking zullen verlenen aan de intakeprocedure teneinde begeleid contact tussen de vader en voornoemde minderjarige [naam 3] te doen plaatsvinden op door het Omgangshuis te bepalen locatie, dagen en tijdstippen, tenminste eenmaal per 2 weken;
  • te bepalen dat de kosten van de omgangsbegeleiding bij helfte door partijen zullen worden gedragen;
  • een dwangsom op te leggen van € 500,= voor iedere keer dat de moeder medewerking weigert;
  • de beslissing omtrent de door de vader verzochte omgangsregeling in afwachting van het verloop bij het Omgangshuis aan te houden,
dan wel het verzoek een definitieve omgangsregeling vast te stellen.

3.De rapportage van het Omgangshuis en de standpunten

De rapportage van het Omgangshuis
3.1
Het Omgangshuis adviseert dat het niet mogelijk is voor een kind in de leeftijd van [naam 3] om een band met zijn vader te realiseren zonder dat de moeder daarin een actieve en ondersteunende rol kan en mag realiseren. Hiervoor is een respectvolle dialoog tussen ouders over [naam 3] nodig en het is nodig dat de ouders praten over wat in het belang van [naam 3] is. Voor starten van een respectvolle dialoog is het noodzakelijk dat de vader daaraan voorafgaand leert reflecteren op zijn eigen gedrag en de impact van zijn handelen op een ander.
3.1.2
De vader heeft zelf aangeboden om een psychologisch rapportage in te brengen. Het duurde zeer lang voor deze beschikbaar was en de vader hield het Omgangshuis niet op de hoogte over zijn verrichtingen op dit vlak. Vervolgens weigerde de vader om de inhoud hiervan kenbaar te maken aan de moeder. De vader refereert vervolgens aan de afzegging van een afspraak. Deze afspraak is verplaatst op verzoek van de moeder, waarna de vader verzocht deze later op de dag plaats te laten vinden, omdat hij mogelijk niet op tijd kon zijn. Na enkele malen contact is de afspraak uiteindelijk geannuleerd, hetgeen de vader niet had begrepen. De vader heeft zich daarna boos uitgelaten jegens een medewerker en lijkt zijn eigen aandeel in dit incident niet te erkennen. Het gebrek aan zelfreflectie en zelfbeheersing acht het Omgangshuis zorgelijk. Op 22 januari 2015 heeft een opstartgesprek plaatsgevonden. Op 25 februari 2015 bevestigd de vader zijn bericht aan de rechtbank en waarna het Omgangshuis het traject als beëindigd beschouwd. Hierna weigert de vader de kosten van het traject te voldoen, omdat de vader de eindrapportage niet van waarde acht.
De moeder
3.2
In de rapportage van het Omganghuis worden contra-indicaties aangenomen voor een omgangsregeling. Deze constatering staat in die zin haaks op de eerdere rapportage van de Raad. De moeder heeft vanaf het begin aangegeven wat zij nodig heeft om het vertrouwen in de vader terug te krijgen en heeft dit ook als voorwaarde gesteld. De vader heeft hierin geen stappen gezet. De houding van de vader bij het Omgangshuis heeft nog meer schade aangericht. De moeder ziet onvoldoende aanknopingspunten om op een goede manier uitvoering te geven aan een omgangsregeling. De vader kan weinig reflecteren op zijn eigen gedrag. De moeder heeft haar medewerking voortvarend en tijdig verleend. Zij verzoekt daarom de verzoeken van de vader af te wijzen en de dwangsommen op te heffen.
De vader
3.3
De vader stelt dat de omgangsbegeleiding feitelijk niet is aangevangen. Op verzoek van het Omgangshuis heeft de vader een psychologische rapportage moeten afgeven, alvorens het traject te laten starten. Door verplaatsingen in de afspraken werd de vader gedwongen om werkzaamheden af te zeggen met economische schade als gevolg. De vader begreep van het Omgangshuis dat hij maar akkoord diende te gaan en dat anders het traject zou eindigen. Er is uiteindelijk wel een gesprek geweest tussen het Omgangshuis en partijen, waarbij voorafgaand aan dit gesprek reeds een gesprek is gevoerd met de moeder alleen. De vader twijfelt in verregaande mate aan de objectiviteit van de medewerkers van het Omgangshuis. De moeder krijgt alle ruimte om steeds het verleden aan te kaarten. De vader verwacht niet dat het Omgangshuis Zaandam nog verandering kan brengen in de situatie dat de vader zijn zoon nu nog steeds niet heeft gezien. De vader stelt daarom de begeleiding van een (ander) omgangshuis te Houten voor. Hier kan op zondag tussen 13.00 uur en 15.00 uur daadwerkelijk omgang plaatsvinden.

4.De verdere beoordeling

De omgangsregeling
4.1
De Raad heeft ter zitting verklaard dat het vooral voor [naam 3] vervelend is dat het traject bij het Omgangshuis niet heeft geleid tot contact. De Raad heeft omgangsbegeleiding bij het Omgangshuis geadviseerd juist omdat dit Omgangshuis zich niet enkel richt op de begeleiding van het contact tussen de ouder en het kind, maar ook op de begeleiding van de communicatie tussen de ouders onderling. Gelet op de leeftijd van [naam 3] en het gebrek aan communicatie tussen de ouders is de enkele begeleiding van het contact zoals bij het Omgangshuis in Houten onvoldoende. De Raad sluit daarom aan bij het advies van het Omgangshuis dat de vader eerst aan zichzelf dient te werken en inzicht in zijn handelen en het effect daarvan op anderen dient te krijgen, alvorens omgang bij het Omgangshuis Zaandam weer kan worden opgestart. Omgang in Houten of onbegeleide omgang zal zeer waarschijnlijk leiden tot conflicten tussen de ouders, aldus de Raad.
4.2
Uit het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat de vader van mening is dat hij niet aan zichzelf hoeft te werken. Hij geeft aan inzicht te hebben in zijn eigen handelen en aan zelfreflectie te doen, zodat hij geen begeleiding van de hulpverlening nodig heeft. Daarnaast is het niet noodzakelijk om het verleden van de ouders nader te bespreken, omdat het om de toekomst gaat, aldus de vader.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat wel in het belang van [naam 3] is dat de ouders de problemen uit het verleden bespreekbaar maken om daarna verder naar de toekomst te kunnen kijken. Het is niet in het belang van [naam 3] dat de ouders deze strijd blijven voeren. Het feit dat de vader hierin geen stappen wenst te zetten, lijkt te wijzen op weinig inzicht in de belangen van [naam 3]. Ook het feit de vader ondanks herhaalde adviezen van verschillende hulpverleners weigert door middel van (professionele) begeleiding aan zichzelf te werken, getuigt naar het oordeel van de rechtbank van weinig inzicht in het belang van [naam 3]. Immers op het moment dat er contact zou zijn tussen de vader en [naam 3] behoort de vader wel voldoende inzicht te hebben in het effect van zijn handelen op [naam 3].
4.4
De vader heeft verder verzocht de begeleiding van de omgang bij het Omgangshuis in Houten te laten plaatsvinden. Hij heeft geen vertrouwen meer in het Omgangshuis te Zaandam, aldus de vader. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de leeftijd van [naam 3], het feit dat er niet of nauwelijks contact tussen [naam 3] en de vader is geweest en de ouders niet (voldoende) met elkaar kunnen communiceren een intensievere vorm van omgangsbegeleiding nodig is dan wordt aangeboden in Houten. Nu de vader geen vertrouwen meer heeft in de begeleiding van het omgangshuis Zaandam, ziet de rechtbank geen mogelijkheden meer om het contact tussen de vader en [naam 3] op een voor [naam 3] goede manier tot stand te brengen.
4.5
Gelet op hierboven overwogene is de rechtbank van oordeel dat omgang in strijd is met de zwaarwegende belangen van het kind. De rechtbank zal de vader daarom op grond van artikel 1:377a derde lid onder d van het Burgerlijk Wetboek het recht op omgang ontzeggen.
De dwangsom
4.6
Op grond van artikel 611d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan de rechter die een dwangsom heeft opgelegd op vordering van de veroordeelde de dwangsom opheffen in geval van blijvende of tijdelijke onmogelijkheid aan de hoofdveroordeling te voldoen.
4.7
Nu de rechtbank thans eindbeslissing heeft genomen ten aanzien van de omgang, waarbij de vader de omgang wordt ontzegt, komt de hoofdveroordeling in de vorm van de tijdelijke omgangsregeling waaraan de dwangsom was verboden te vervallen. De rechtbank is daarmee van oordeel dat de moeder hierdoor blijvend in de onmogelijkheid is om aan de hoofdveroordeling te voldoen. De rechtbank heft daarom de bij beschikking van
13 november 2013 opgelegde dwangsom op.
4.8
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank:
- ontzegt de vader het recht op omgang met [naam 3], geboren op
[geboortedatum] te [plaats];
- heft op de bij beschikking van 6 november 2013 opgelegde dwangsom rustend op de voorlopige omgangsregeling;
- verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het anders of meer verzochte.
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. H.C. Hoogeveen, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. E.H. Braaf-van der Putten, griffier, op 20 mei 2015. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).