ECLI:NL:RBAMS:2015:3588

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 mei 2015
Publicatiedatum
11 juni 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 7354
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot afwijzing sollicitatie van herplaatsingskandidaat bij de gemeente Amsterdam berust op onvoldoende grondslag en ontbeert een deugdelijke motivering

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 29 mei 2015, wordt het beroep van eiseres, een herplaatsingskandidaat bij de gemeente Amsterdam, gegrond verklaard. Eiseres had gesolliciteerd naar de functie van Teamhoofd Voor- en Vroegschoolse Educatie en Kinderopvang (VVE&K), maar haar sollicitatie werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de sollicitatie niet voldoende is gemotiveerd en dat de onderbouwing van de bezwaarcommissie op onjuiste informatie is gebaseerd. Eiseres was sinds 2001 in dienst van de gemeente en was boventallig verklaard na een reorganisatie. De rechtbank stelt vast dat de functie van Teamhoofd VVE&K in lijn ligt met de eerdere functies van eiseres en dat er geen objectieve redenen zijn om te concluderen dat zij niet geschikt zou zijn voor de functie. De rechtbank wijst erop dat de bezwaarcommissie onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de stelling dat er geen draagvlak voor eiseres binnen de organisatie zou zijn. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit op een onjuiste feitelijke grondslag berust en dat de motivering tekortschiet. De rechtbank draagt verweerder op om binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de overwegingen in deze uitspraak. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 14/7354 T

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 mei 2015 in de zaak tussen

[naam], te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. E.J. Henrichs),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: mr. W. Kootstra).

Procesverloop

Bij besluit van 1 oktober 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd eiseres te plaatsen in de functie van Teamhoofd Voor- en Vroegschoolse Educatie en Kinderopvang (VVE&K).
Bij besluit van 3 oktober 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 maart 2015.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2], voormalig leidinggevenden van eiseres.

Overwegingen

1.1.
Eiseres is in vaste dienst van de gemeente Amsterdam vanaf 2001. Uit haar laatste functie van Afdelingsmanager Zorg en Welzijn bij stadsdeel Zuidoost is zij per 16 september 2011 ten gevolge van een reorganisatie boventallig verklaard. Eiseres is met ingang van 25 maart 2013 gedetacheerd bij de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (DMO) als implementatiemanager bij het Programma [naam programma] in de buurt in stadsdeel Zuidoost tot uiterlijk februari 2014. Op 18 september 2013 is eiseres uitgenodigd om als mobiliteitskandidaat te solliciteren naar de functie van Teamhoofd VVE&K. Dit gesprek heeft op 26 september 2013 plaatsgevonden.
1.2.
Bij het primaire besluit van 1 oktober 2013 heeft de heer [naam 1] namens de DMO eiseres afgewezen voor de functie van Teamhoofd VVE&K. Eiseres is er tijdens het sollicitatiegesprek niet in geslaagd om de sollicitatiecommissie te overtuigen van haar verbindende kwaliteiten, die noodzakelijk zijn om de functie naar behoren te kunnen vervullen.
1.3.
Op 23 oktober 2013 heeft eiseres een mail rondgestuurd aan haar collega’s bij het programma [naam programma] om hen mee te delen dat zij haar werkzaamheden voor dit programma met onmiddellijke ingang zal beëindigen. De reden hiervan is een onoplosbaar verschil van mening tussen eiseres en haar direct leidinggevende [naam 2].
1.4.
De bezwaarcommissie heeft in het advies van 25 september 2014 geconstateerd dat het primaire besluit gebrekkig is gemotiveerd, aangezien daarin niet is gemotiveerd wat de onderbouwing is van de stelling dat eiseres de selectiecommissie niet heeft kunnen overtuigen over verbindende kwaliteiten en een goede sociale antenne te beschikken. In het kader van de totale heroverweging die in bezwaar dient plaats te vinden, heeft de bezwaarcommissie de volgende feiten en omstandigheden betrokken bij de beoordeling van het bezwaar. Volgens de bezwaarcommissie kan een benoeming van eiseres in de functie van Teamhoofd VVE&K niet op het benodigde draagvlak binnen de DMO rekenen. Dit gebrek aan draagvlak bij eiseres kan objectief worden teruggevoerd op de wijze waarop bezwaarde tijdens een eerdere detachering bij DMO heeft gefunctioneerd en de wijze waarop die detachering destijds tot een eind is gekomen. De bezwaarcommissie stelt dat uit stukken is gebleken dat er binnen het programma een onwerkbare situatie was ontstaan en dat het abrupt en eenzijdig beëindigen van de detachering de situatie aanzienlijk heeft verslechterd, als gevolg waarvan een terugkeer bij de dienst bemoeilijkt wordt en voor onrust zal zorgen. Daarnaast heeft de bezwaarcommissie laten meewegen dat in haar visie niet de verwachting leeft dat een constructieve samenwerking mogelijk is. Al deze omstandigheden tezamen maken dat de functie niet passend is, aldus de bezwaarcommissie.
1.5.
Verweerder heeft dit advies in het bestreden besluit overgenomen en het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.6
Eiseres stelt in beroep kort gezegd dat de functie wel passend was. De relatie met [leidinggevende naam 2] verliep soms stroef, maar er was geen sprake was van een onwerkbare situatie noch van een gebrek aan draagvlak binnen de organisatie.
2. In artikel 16.13 van de Nieuwe Rechtspositieregeling van de Gemeente Amsterdam (NRGA) is (voor zover hier relevant) bepaald dat een functie passend is indien de werkzaamheden in de lijn van de oorspronkelijke functie of van het eerder verworven opleidings- en ervaringsniveau liggen en de verwachting gerechtvaardigd is dat de mobiliteitskandidaat de werkzaamheden op behoorlijke wijze zal kunnen verrichten.
3.1.
De rechtbank dient in een geval als het onderhavige te beoordelen of verweerder de functie terecht met toepassing van de genoemde criteria in artikel 6:13 NRGA niet passend heeft geacht (zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (hierna: de Raad) van 4 december 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:4046). Gelet op deze toets zal de rechtbank de ter zitting gevoerde discussie over de vraag of ex nunc of ex tunc moet worden getoetst buiten beschouwing laten, nu het hier immers niet gaat om een beoordeling van het functioneren van eiseres.
3.2.
Niet in geschil is dat de functie van Teamhoofd VVE&K in lijn ligt met de door eiseres eerder uitgeoefende functies. Eiseres heeft verschillende leidinggevende functies bekleed met betrekking tot beleidsontwikkeling op het gebied van onderwijs en cultuur waarbij geadviseerd moest worden aan het bestuur of wethouders. Verweerder acht in navolging van de bezwaarcommissie ook aannemelijk is dat zij voldoende netwerk heeft of binnen redelijke termijn op kan bouwen. Verweerder meent echter dat onder de gegeven omstandigheden niet de verwachting bestaat dat eiseres deze functie op behoorlijke wijze zal kunnen verrichten omdat zij onvoldoende draagvlak binnen de organisatie heeft.
3.4.
De rechtbank stelt vast dat verweerder, in navolging van de bezwaarcommissie zwaar heeft laten wegen dat de detachering van eiseres als implementatiemanager [naam programma] op 24 oktober 2013 abrupt door eiseres is beëindigd.
Ter terechtzitting heeft verweerder echter erkend dat het initiatief tot beëindiging bij verweerder lag en dat de situatie zich afspeelde ná het primaire besluit van 1 oktober 2013. De rechtbank concludeert dat de onderbouwing van de bezwaarcommissie op dit punt dus feitelijke grondslag mist en niet als onderbouwing van het bestreden besluit kan dienen.
3.5.
Ter zitting is daarnaast gebleken dat door de bezwaarcommissie vermelde “de stukken” waaruit zou blijken dat een onwerkbare situatie was ontstaan, bestaan uit een referentie van adjunct directeur DMO [naam adjunct directeur], die mondeling werd ingewonnen op 26 september 2013 en op 26 maart 2014 op schrift is gesteld en enige anonieme mondelinge referenties. De inhoud van deze anonieme referenties is onbekend en verweerder heeft desgevraagd ter zitting verklaard hier geen nadere informatie over te willen verschaffen. De rechtbank zal aan anonieme mondelinge referenties waarvan de inhoud niet bekend is begrijpelijkerwijs geen gewicht toekennen in deze procedure.
Uit de verklaring van [adjunct directeur DMO] volgt dat hij de communicatiestijl van eiseres bij het Programma [naam programma] onnodig dominant en niet verbindend vond, zij moeilijk leiding kon accepteren en dit verstorend werkte in het team. Om die reden vond hij haar niet geschikt voor de functie hoofd VVE/Kinderopvang. Een nadere onderbouwing van dit standpunt is door [adjunct directeur DMO] niet gegeven.
De referentie van [adjunct directeur DMO] is door eiseres weersproken. In bezwaar heeft eiseres aangevoerd dat uit haar functioneringsgesprekken blijkt dat de functie wel passend voor haar is. In beroep heeft eiseres gesteld dat haar detacheringsovereenkomst juist verlengd zou gaan worden en zij heeft daartoe een concept-overeenkomst overgelegd. Dat het eiseres ontbrak aan draagvlak is pas in het bestreden besluit als onderbouwing aangedragen. In beroep heeft eiseres hierop gereageerd door (geanonimiseerde) e-mails van collega’s over te leggen. De rechtbank begrijpt dat eiseres hiermee wil onderbouwen dat er geen sprake was van een verstoring in het team althans dat zij draagvlak binnen de organisatie had. Noch in het verweerschrift noch ter zitting heeft verweerder hier iets tegenover gesteld, anders dan de enkele ontkenning van de echtheid van deze e-mails.
3.6.
De rechtbank concludeert dat de bezwaarcommissie het standpunt dat binnen de organisatie geen draagvlak bestond althans dat zij de werkzaamheden niet zou behoorlijk zou kunnen verrichten, enerzijds gebaseerd heeft op onjuiste informatie over het beëindigen van de detachering en anderzijds op een enkele verklaring die door eiseres wordt weersproken. Het had op de weg van verweerder gelegen om dit standpunt deugdelijk te staven, bijvoorbeeld met verslagen van functioneringsgesprekken, beoordelingsgesprekken of verklaringen. Dit betekent dat het bestreden besluit op een onjuiste feitelijke grondslag berust en een voldoende deugdelijke motivering ontbeert.
3.7.
Ten aanzien van de visie van de bezwaarcommissie dat niet de verwachting zou leven dat een constructieve samenwerking mogelijk is, stelt de rechtbank vast dat in het verslag van de hoorzitting is opgenomen dat eiseres openstaat voor mediation om samen met de dienst tot een goede oplossing te komen. Eiseres heeft in beroep ook gesteld dat het juist haar inzet was om tot een gesprek te komen. De bezwaarcommissie heeft naar het oordeel van de rechtbank haar visie daarover dan ook ten onrechte laten meewegen bij de beoordeling of de functie passend was.
3.9.
Nu eiseres voor het overige voldeed aan de functie-eisen acht de rechtbank de beslissing dat de functie niet passend is, niet in overeenstemming met de criteria van artikel 6:13 NRGA genomen en kan het bestreden besluit geen stand houden.
4.1.
Het beroep van eiseres is daarom gegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen dan wel de mogelijkheid om het geschil finaal te beslechten, gelet op het volgende. Ter zitting is naar voren gekomen dat eiseres tot september 2015 de status van herplaatsingskandidaat had. Verweerder heeft eiseres echter per 1 februari 2015 ontslagen, te weten een half jaar voor het verstrijken van die termijn. Op de valreep voor haar ontslag heeft eiseres nog gesolliciteerd naar een andere functie, waarvoor zij eveneens is afgewezen. Op dit moment lopen er nog twee bezwaarprocedures, die op korte termijn behandeld zullen worden. De uiteindelijke uitkomst van die procedures staat in nauw verband met die in de onderhavige zaak.
De rechtbank draagt verweerder op om een nieuw besluit op het bezwaar van eiseres te nemen, met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. De rechtbank geeft verweerder daarbij in verband met deze omstandigheden serieus in overweging om de termijn van de herplaatsbaarheid van eiseres te verlengen tot in elk geval 1 oktober 2015, zoals door eiseres ter zitting ook is verzocht.
4.2.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 980,- (1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 490,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om binnen 6 weken na de datum van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen, met in achtneming van het bepaalde in deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 165,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 980,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.J. Koene, rechter, in aanwezigheid van M. van Velzen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2015.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.