ECLI:NL:RBAMS:2015:3738

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 juni 2015
Publicatiedatum
16 juni 2015
Zaaknummer
CV EXPL 14-26283
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens diefstal van bedrijfsgoederen met tegenstrijdige verklaringen van werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 15 juni 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Vroegop A.G.F. B.V. en haar werknemer, [eiser]. De zaak betreft een ontslag op staande voet dat door Vroegop is gegeven op basis van diefstal van bedrijfsgoederen. De werknemer, [eiser], had op 20 februari 2014 een tas met levensmiddelen meegenomen die eigendom was van Vroegop. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het ontslag onverwijld is gegeven, aangezien het ontslag volgde op de ontdekking van de diefstal en een gesprek met de werknemer. De werknemer heeft tijdens dit gesprek tegenstrijdige verklaringen afgelegd over de tas en de inhoud ervan.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de dringende reden voor het ontslag op staande voet aanwezig was, omdat de werknemer niet in staat was om bewijs te leveren dat de goederen in de tas door hem waren gekocht. De werknemer had beloofd bewijsstukken te overleggen, maar heeft dit nooit gedaan. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de werknemer een tas met levensmiddelen van Vroegop heeft ontvreemd, wat voldoende grond vormt voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet. De vorderingen van de werknemer tot loondoorbetaling en wedertewerkstelling zijn afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten van Vroegop.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht - team kanton
zaaknummer: 3410360 CV EXPL 14-26283
vonnis van: 15 juni 2015
fno.: 245

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiser]

wonende te [woonplaats]
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr.drs. M.F. Achekar
t e g e n

de besloten vennootschap Vroegop A.G.F. B.V.

gevestigd te Amsterdam
nader te noemen: Vroegop
gemachtigde: mr. F.W.G. Ambagtsheer

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

- dagvaarding van 8 september 2014 met producties
- antwoord met een productie
- instructievonnis
- dagbepaling comparitie
De comparitie heeft plaatsgevonden op 5 februari 2015. Voorafgaand aan de zitting heeft Vroegop stukken ingezonden. [eiser] is ter zitting verschenen met zijn gemachtigde. Vroegop is verschenen bij [naam 1] en [naam 2], met de gemachtigde. Partijen zijn gehoord, hebben hun standpunten toegelicht (deels aan de hand van een pleitnota) en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord.
Na het debat met partijen is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Bij de beoordeling van het geschil gaat de kantonrechter uit van het volgende:
1.1.
Vroegop is een groothandel met diverse vestigingen, onder meer in Amsterdam.
1.2.
[eiser] is met ingang van [datum] bij Vroegop in dienst getreden als medewerker in de vestiging aan de [adres]. Het betrof een dienstverband van 25 uur per week, tegen een salaris van € 1.136,31 bruto per periode van 4 weken.
1.3.
De arbeidsovereenkomst van [datum] tussen Vroegop en [eiser] bevat de volgende bepaling:
Indien diefstal door werknemer in welke vorm dan ook wordt gepleegd en als zodanig wordt geconstateerd, volgt onmiddellijk ontslag op staande voet.
1.4.
[eiser] woont zelf in de [adres], niet ver van Vroegop. Hij komt op de fiets naar zijn werk. Op het werk beschikt [eiser] over een kluisje voor zijn werkkleding.
1.5.
Op 20 februari 2014 heeft de teamleider en leidinggevende van [eiser], [naam 2] (verder [naam 2]), in een onopvallende nis naast het gebouw van Vroegop een kunststof tas gevonden. De tas was gevuld met de levensmiddelen, waarin Vroegop handelt. Bovenin de tas lagen twee kazen. [naam 2] heeft foto’s van de tas gemaakt, de tas vervolgens geobserveerd, gezien dat [eiser] de tas kwam ophalen en er mee wegfietste.
1.6.
De volgende dag, 21 februari 2014, is door [naam 2] bij aanvang van de werkzaam-heden tezamen met [naam 3] en[naam 4] met [eiser] gesproken. Daarbij is [eiser] een soortgelijke tas getoond. [eiser] heeft toen verklaard dat het zijn tas was en dat (onder meer) zijn werkkleding erin zat. [naam 2] heeft vervolgens de kluis van [eiser] gecontroleerd en geconstateerd dat de werkkleding van [eiser] in zijn kluisje lag. [eiser] heeft daarop verklaard dat het zijn tas niet was.
1.7.
Vroegop heeft [eiser] aansluitend aan het gesprek ontslag op staande voet aangezegd en naar de uitgang begeleid.
1.8.
Bij brief van 28 februari 2014 heeft Vroegop het ontslag op staande voet schriftelijk bevestigd. De brief stelt:
De aanleiding voor dit ontslag op staande voet is het vaststaande feit dat u een tas met goederen, eigendom van Vroegop Windig(werkgever, ktr.)
, heeft meegenomen zonder daarvoor een nota te kunnen overleggen.Daarna volgt een beschrijving van de gebeurtenissen, welke voor Vroegop aanleiding zijn geweest voor het ontslag op staande voet.
1.9.
Bij brief van 17 maart 2014 heeft (de gemachtigde van) [eiser] betwist dat hij op 20 februari een tas met goederen van Vroegop had meegenomen en is de nietigheid van het ontslag op staande voet ingeroepen. De brief stelt dat [eiser] vaker bood-schappen voor zijn werk deed, zo ook op 20 februari 2014, en dat de goederen in de tas naast de werkkleding, meegenomen waren om aan een vriend mee te gegeven voor familie in Marokko. De gemachtigde stelt bereid te zijn met bewijsstukken aan te tonen dat de goederen in de tas, door [eiser] waren gekocht.
1.10.
Vroegop heeft het ontslag gehandhaafd. [eiser] heeft geen werkzaamheden meer verricht.
1.11.
Vroegop heeft op enig moment een ‘ontslagvergunning voor zover vereist’ aangevraagd. In die procedure heeft [eiser] op 7 januari 2015 verweer gevoerd. De ontslagvergunning is verleend op grond van verstoorde verhoudingen en Vroegop heeft de arbeidsovereenkomst, voor het geval deze niet door het ontslag op staande voet was geëindigd, opgezegd tegen 1 mei 2015.

Vordering en verweer

2. [eiser] vordert bij dagvaarding kort gezegd veroordeling van Vroegop tot loondoorbetaling van zijn salaris vanaf 21 februari 2014 en wedertewerkstelling in zijn werkzaamheden, zulks op verbeurte van een dwangsom, met veroordeling van Vroegop in de kosten van de procedure. Ter zitting is aan de orde gekomen dat de arbeidsovereenkomst inmiddels ‘voor zover vereist’ is opgezegd tegen 1 mei 2015, zodat de kantonrechter de vordering van [eiser] aldus leest, dat de vordering van [eiser] tot doorbetaling van het loon loopt tot 1 mei 2015, als zijnde het einde van de arbeidsovereenkomst.
3. [eiser] stelt, samengevat en zakelijk weergegeven, dat een grondslag voor het verleende ontslag op staande voet geheel ontbreekt, zodat het ontslag nietig is. [eiser] meent dat de dringende reden ontbreekt en dat het ontslag niet onverwijld is gegeven. Van diefstal is geen sprake geweest, nu de goederen in de tas door [eiser] waren gekocht onderweg naar zijn werk. De tas is na het eind van zijn dienst naar een vriend gebracht die deze in dezelfde week naar Marokko zou vervoeren. Vroegop heeft overigens geweigerd de foto’s van de tas aan [eiser] te overleggen en [eiser] wenst eerst duidelijkheid te krijgen over hetgeen op de foto’s te zien zou zijn, alvorens bonnen in te brengen.
4. Daarnaast meent [eiser] dat het ontslag niet onverwijld en gelijktijdig is meegedeeld, zodat ook om die reden het ontslag nietig is en Vroegop daarom schadeplichtig is. Pas de volgende werkdag is [eiser] op de tas aangesproken en is hem het vermoeden meegedeeld. Aan het einde van het gesprek was voor [eiser] nog onduidelijk of hij op staande voet was ontslagen. De schriftelijke bevestiging heeft nog een week op zich laten wachten en is pas 28 februari 2014 verstuurd. Pas toen was het [eiser] duidelijk dat hij was ontslagen.
5. Ter staving van zijn stelling legt [eiser] een aantal producties over.
6. Vroegop voert verweer. Vroegop geeft haar lezing van de feiten, overeenkomstig deze in de ontslagbrief zijn weer gegeven. [naam 2] heeft daarbij nog ter zitting verklaard dat hij op 20 februari 2014 in zijn auto zat te kijken naar de tas, toen [eiser] aan kwam fietsen en met de tas vertrok. Hij kon niet snel genoeg uit zijn auto bij [eiser] zijn om hem aan te houden, toen deze weg fietste. [naam 2] is nog in de nis gaan kijken en inderdaad was de tas weg. Direct de volgende dag voor aanvang van de werkzaam-heden is met [eiser] gesproken. Die gaf tegenstrijdige verklaringen voor de aanwezigheid van de tas. Eerst zat zijn werkkleding erin, toen dat niet bleek te kloppen was de tas niet van [eiser] en nadat hem ontslag op staande voet was gegeven verklaarde [eiser] nog: “W
at moet ik anders, het is toch recessie”.
7. Hoewel [eiser] heeft aangeboden bewijsstukken te geven - de bonnen van zijn aankopen, die in de tas zaten - heeft hij dat nimmer gedaan. De enige bon die [eiser] ooit heeft getoond, is een bon van kaas uit Bunschoten. Die bon is ongeloofwaardig. Bovendien zat er meer in de tas. De foto’s heeft [naam 2] niet meer; die zijn per ongeluk verloren gegaan bij het overzetten van zijn gegevens op een nieuwe telefoon.

Beoordeling

8. Kern van het geschil tussen partijen wordt gevormd door de vraag of het op 21 februari 2014 aan [eiser] gegeven ontslag op staande voet onverwijld is gegeven en of de daaraan door Vroegop ten grondslag gelegde dringende reden in rechte is komen vast te staan c.q. het ontslag kan dragen. Anders dan [eiser] is de kantonrechter van oordeel dat dat het geval is.
9.
OnverwijldheidHet ontslag is verleend op de dag nadat Vroegop had ontdekt dat [eiser] na zijn werkzaamheden met de bewuste tas was weggefietst en aansluitend aan een gesprek dat Vroegop met [eiser] heeft gehad aan het begin van diens werkdag. Dat [eiser] (al dan niet) net met werken was begonnen, maakt dit niet anders. Dat [eiser] in het gesprek (nog) niet op staande voet is ontslagen, maar in onwetendheid verkeerde over wat er zou gaan gebeuren, is ongeloofwaardig. [eiser] heeft dit eerst in de procedure aangevoerd, heeft er niets over gesteld in zijn brief van 17 maart 2014 en het is niet nader door [eiser] onderbouwd. Het ontslag op staande voet is derhalve onverwijld gegeven.
10.
De dringende reden[eiser] heeft gesteld dat het ontslag op staande voet een dringende reden ontbeert. Ook in die stelling wordt [eiser] niet gevolgd. [eiser] heeft niet betwist dat de tas was gevuld met levensmiddelen. [eiser] heeft meer dan eens beloofd met bewijsstukken te onderbouwen, dat het levensmiddelen waren die hij had gekocht op weg naar zijn werk. Die bewijsmiddelen zijn tot op de dag van vandaag niet door [eiser] verstrekt. De stukken bij de dagvaarding - bestaande uit salarisspecificaties en correspondentie tussen partijen - kunnen niet als dat bewijs dienen. De ingebrachte bon van kaas uit Bunschoten dan wel van de Albert Cuyp, evenmin.
11. [eiser] heeft voorts tegenstrijdige verklaringen afgelegd over de tas en de inhoud daarvan, en bleek niet in staat de naam van de vriend te noemen aan wie hij de inhoud van de tas zou hebben meegegeven.
12. [eiser] heeft in de dagvaarding of op de zitting voorts geen gespecificeerd bewijsaanbod gedaan. Het algemeen geformuleerde bewijsaanbod is op dit punt te weinig concreet en ter zake dienend, om hem tot nader bewijs toe te laten. Voor een ambtshalve bewijsopdracht ziet de kantonrechter geen aanleiding.
13. Dit impliceert dat is komen vast te staan dat [eiser] een tas met levensmiddelen van Vroegop heeft ontvreemd. Dit is voldoende grond voor een ontslag op staande voet. Het ontslag op staande voet is derhalve rechtsgeldig gegeven en heeft aldus een einde aan de arbeidsovereenkomst tussen [eiser] en Vroegop gemaakt. De vorderingen van [eiser] worden mitsdien afgewezen.
14. [eiser] wordt als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten aan de zijde van Vroegop BV belast, als hieronder bepaald.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding, aan de zijde van Vroegop tot heden begroot op € 900,00 aan salaris van de gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt [eiser] tot betaling aan Vroegop van een bedrag van € 50,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. M.V. Ulrici, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 juni 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.
Griffier Kantonrechter