ECLI:NL:RBAMS:2015:3798

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 juni 2015
Publicatiedatum
17 juni 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 2604
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring beroep tegen omgevingsvergunning voor reclamebord aan supermarkt Marqt

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 juni 2015 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een omgevingsvergunning voor het aanbrengen van een reclamebord en reclametekst op de gevel van de supermarkt Marqt. De eisers, waaronder Albert Heijn B.V., Ahold Europe Real Estate & Construction B.V., de Vereniging van Eigenaars [adres1] en H. Schulz, hebben bezwaar gemaakt tegen de vergunning, maar de rechtbank heeft hen niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelt dat Albert Heijn geen belanghebbende is, omdat zij niet in hetzelfde verzorgingsgebied opereert en slechts een afgeleid belang heeft als franchisegever. De VvE en de omwonende zijn ook niet als belanghebbenden aangemerkt, omdat zij niet voldoen aan het afstand- en zichtcriterium. De rechtbank concludeert dat de verweerder terecht het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk heeft verklaard en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van het begrip 'belanghebbende' in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de criteria die daarbij gelden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 14/2604

uitspraak van de meervoudige kamer van 17 juni 2015 in de zaak tussen

de besloten vennootschap Albert Heijn B.V., eiseres 1

de besloten vennootschap Ahold Europe Real Estate & Construction B.V.,eiseres 2
de Vereniging van Eigenaars [adres1] ,eiseres 3,
H. Schulz, eiser,
te Amsterdam,
gezamenlijk te noemen eisers,
(gemachtigde: mr. H. Doornhof),
en
het algemeen bestuur van de bestuurscommissie van het Stadsdeel Centrum van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: mr. L.C. van Elewoud en mr. M. de Vries).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
de besloten vennootschap Marqt B.V., te Amsterdam, vergunninghoudster
(gemachtigden: mr. J.A. Tuinman en mr. T.Q. de Booys).

Procesverloop

Bij besluit van 17 september 2013 (het primaire besluit) heeft het dagelijks bestuur van het Stadsdeel Centrum van de gemeente Amsterdam een omgevingsvergunning verleend voor het aanbrengen van een uithangreclamebord en een reclametekst plat op de gevel aan de [adres2] ten behoeve van de winkel in het gebouwgedeelte [adres3] , op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Bij besluit van 20 maart 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Daarnaast hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld de besloten vennootschappen Supermarkt Elandsgracht B.V. en Elandsgracht Holding B.V., vertegenwoordigd door de gemachtigde van eisers.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 maart 2015, gelijktijdig met de zaak AMS 14/2606.
Het beroep is – voor zover ingesteld door Supermarkt Elandsgracht B.V. en Elandsgracht Holding B.V. – ter zitting door de gemachtigde van eisers ingetrokken.
Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde, bijgestaan door mrs. F.T.A. Hendriks en R.J. Koopman, beide werkzaam bij eiseres 2. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Vergunninghoudster is vertegenwoordigd door mr. T.Q. de Booys.

Overwegingen

1.1
Marqt B.V. exploiteert een supermarkt in het pand gevestigd aan de [adres1] en de [adres2] in Amsterdam. Eiseres 1 exploiteert supermarkten aan de [adres4] en aan het [adres5] in panden die eigendom zijn van eiseres 2. Eiseres 1 is tevens franchisegever, waarbij Supermarkt Elandsgracht B.V., exploitant van een supermarkt gevestigd aan de [adres6] te Amsterdam, als franchisenemer is aangesloten. Elandsgracht Holding B.V. is eigenares van het laatstgenoemde pand. De leden van eiseres 3 bewonen het pand aan de [adres1] te Amsterdam. Eiser is lid van de VvE [adres1] , eiseres 3.
1.2
Op 13 juni 2013 is bij verweerder een aanvraag ingekomen voor een omgevingsvergunning voor het hangen/plaatsen van reclame aan de gevel ten behoeve van het oprichten van een nieuwe Marqt foodstore aan de [adres1] en de [adres2] . Het gaat daarbij om een reclamebord met het logo van Marqt van 30x30 cm, haaks op de gevel nabij de ingang aan de [adres2] en een reclametekst plat op de gevel boven de ingang aan de [adres2] .
1.3
Bij het primaire besluit heeft verweerder voor deze reclameborden een omgevingsvergunning verleend. Eisers hebben tijdig een bezwaarschrift ingediend.
1.4
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaarschrift van eisers niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij geen belanghebbenden zijn bij dit besluit in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Ten aanzien van eiseressen 1 en 2 heeft verweerder hierbij overwogen dat de supermarkt aan de [adres6] is gelegen op een afstand van 230 meter en dat er geen zicht is vanuit de winkel op de reclame-uiting. Volgens verweerder kan er wellicht sprake zijn van een concurrentiebelang, maar ziet het toetsingskader van een omgevingsvergunning voor reclamedoeleinden louter op de ruimtelijke effecten van hetgeen is vergund. Concurrentiebelangen spelen daarbinnen geen enkele rol. Eiseres 3 en eiser worden evenmin door het besluit rechtstreeks in hun belang getroffen. Ook voor hen geldt dat er geen zicht is vanuit het pand aan de [adres1] op de reclame-uiting en dat voornoemd pand op een afstand van 130 à 150 meter van Marqt is gelegen.
2.1
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verweerder eisers op goede gronden niet als belanghebbende heeft aangemerkt in de zin van de artikelen 1:2, 7:1 en 8:1 Awb. Ingevolge artikel 1:2 van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient betrokkene een voldoende objectief en actueel persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
2.2
Ten aanzien van eiseres 1 en eiseres 2 overweegt de rechtbank als volgt. Niet in geschil is dat de winkels aan de [adres4] en het [adres5] op een afstand van ongeveer 500 meter van het pand zijn gesitueerd. Ten aanzien van deze supermarkten kan – ook gelet op de concentratie van supermarkten in de binnenstad – niet worden gezegd dat zij in hetzelfde verzorgingsgebied opereren. Reeds hierom kan eiseres 2 niet als belanghebbende worden aangemerkt. Ten aanzien van de supermarkt aan de [adres6] , gelegen op een afstand van ongeveer 252 meter, komt de rechtbank tot het oordeel dat deze AH-vestiging weliswaar hetzelfde verzorgingsgebied bedient als Marqt, maar dat eiseres 1 in de enkele hoedanigheid van franchisegever slechts een afgeleid belang heeft. Dat de exploitant een aan de winst gerelateerde afdracht aan Albert Heijn B.V. dient te betalen is onvoldoende om een eigen concurrentiebelang aan te nemen (zie ook de uitspraak van de Afdeling van 21 augustus 2013, ECLI:NL:RVS:2013:828). Voor zover een concurrentiepositie al zou kunnen leiden tot een rechtstreeks belang bij de vergunningverlening van de reclame-uitingen zoals hier aan de orde, kunnen eiseres 1 en 2 gezien het voorgaande echter reeds daarom niet als belanghebbenden worden aangemerkt.
2.3
Naar het oordeel van de rechtbank zijn eiseres 3 en eiser evenmin als belanghebbende bij het primaire besluit aan te merken. De rechtbank acht het hierbij van belang dat er vanuit het pand aan de [adres1] geen zicht is op de reclame-uitingen, nu de reclame-uitingen om de hoek aan de gevel van de [adres2] zijn aangebracht en dat voornoemd pand zich op een afstand van ongeveer 130 meter van Marqt bevindt. Niet valt in te zien dat het vergunde project enig ruimtelijk effect heeft op het woon- en leefklimaat van de bewoners van de VvE en eiser.
3. Uit het voorgaande volgt dat verweerder het bezwaar van eisers terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat zij geen belanghebbenden zijn.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. de Vos, voorzitter, en mrs. R.B. Kleiss en M.M. Verberne, leden, in aanwezigheid van mr. F.K. van Wijk, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2015.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.