ECLI:NL:RBAMS:2015:3818

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 mei 2015
Publicatiedatum
18 juni 2015
Zaaknummer
13/659187-14
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van oplichting door facturen voor niet geleverde telefoons aan American Express door te belasten

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte beschuldigd van medeplegen van oplichting. De feiten hebben plaatsgevonden tussen 1 december 2009 en 21 mei 2013, waarbij de verdachte als medewerker van [bedrijf 1] facturen aan American Express (AMEX) heeft doorbelast voor mobiele telefoons die nooit zijn geleverd. De rechtbank heeft op 27 mei 2015 uitspraak gedaan na een zitting op 13 mei 2015, waar de officier van justitie, mr. H.A.M. Brok, en de raadsvrouw van de verdachte, mr. G.A. Jansen, aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een medeverdachte, opzettelijk AMEX heeft bewogen tot afgifte van bijna € 60.000,- door valse facturen te versturen. De verdediging voerde aan dat de verklaringen van de medeverdachte niet betrouwbaar waren, maar de rechtbank oordeelde anders. De verklaringen van de medeverdachte werden ondersteund door bewijsstukken, waaronder e-mails en aangiftes van AMEX. De rechtbank concludeerde dat de verdachte op de hoogte moest zijn van het uitblijven van leveringen, gezien zijn functie en de jarenlange dienstverband bij [bedrijf 1].

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van oplichting en heeft een taakstraf van 180 uur opgelegd, met vervangende hechtenis van 90 dagen bij niet-naleving. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De op te leggen straf is gegrond op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/659187-14
Datum uitspraak: 27 mei 2015
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres, te plaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 mei 2015.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. H.A.M. Brok, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. G.A. Jansen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

2.1.
Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich in de periode van 1 december 2009 tot en met 21 mei 2013 te Amsterdam en India heeft schuldig gemaakt aan medeplegen van oplichting door, als medewerker van [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1]), facturen aan American Express (hierna: AMEX) door te belasten inzake goederen die niet door [bedrijf 1] aan AMEX werden geleverd. Hierdoor zou AMEX zijn bewogen tot afgifte van bijna
€ 60.000,-
2.2.
De tekst van de, ter zitting gewijzigde, integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw van verdachte diverse verweren gevoerd, die de rechtbank hieronder zal bespreken. Gelet op de onderlinge samenhang tussen de verweren en de leesbaarheid van het vonnis, zullen deze verweren gezamenlijk worden besproken.
Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de beschuldigende verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] niet aannemelijk en niet geloofwaardig zijn en derhalve niet bruikbaar zijn voor het bewijs. Voorts heeft de raadsvrouw bepleit dat de ten laste gelegde oplichting niet kan worden bewezen verklaard, nu verdachte heeft verklaard dat bij zijn weten alle door AMEX bij [bedrijf 1] bestelde telefoons, die [bedrijf 1] vervolgens heeft gefactureerd aan AMEX, ook daadwerkelijk door [bedrijf 1] zijn geleverd.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. De rechtbank acht, anders dan de raadsvrouw, de verklaringen van [medeverdachte] betrouwbaar en is van oordeel dat de ten laste gelegde oplichting bewezen kan worden verklaard. De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte] consequent heeft verklaard over de betrokkenheid van verdachte bij de oplichting en het feit dat [bedrijf 1] geen telefoons aan AMEX heeft geleverd, alsmede omtrent zijn eigen rol hierin. [medeverdachte] heeft vanaf het moment dat hij tegen de lamp is gelopen een open en coöperatieve houding aangenomen en de verdediging heeft geen concrete feiten en/of omstandigheden aangedragen die de verklaringen van [medeverdachte] onaannemelijk of onbetrouwbaar zouden maken. Zijn verklaringen worden voorts ondersteund door de aangiftes van AMEX en de bewijzen van leveringen van een aantal telefoons voor dezelfde medewerkers en voor dezelfde bedragen als op de facturen van [bedrijf 1] stond vermeld door de firma BTC uit Amstelveen. Voorts had het naar het oordeel van de rechtbank op de weg van de verdediging gelegen het door haar ingenomen standpunt, te weten dat tegenover de facturen van [bedrijf 1] wel degelijk aan AMEX geleverde telefoons staan, te onderbouwen door middel van kwitanties of andere bewijsstukken uit de administratie van [bedrijf 1] , maar de verdediging heeft nagelaten dit te doen.
Verder vindt de rechtbank steun voor haar oordeel in de mailcorrespondentie tussen verdachte en [medeverdachte]. De verklaringen van [medeverdachte] worden ondersteund door diverse e-mails die verdachte van de heer [medeverdachte] heeft ontvangen, met daarin specifieke doorbelastingsinformatie van reeds door BTC geleverde telefoons. Verdachte heeft vervolgens deze e-mails doorgestuurd naar zijn contactpersoon bij het administratiekantoor van [bedrijf 1], met het verzoek een en ander door te belasten aan AMEX. Op grond hiervan kan het niet anders zijn dan dat verdachte bewust heeft meegewerkt aan de oplichting van AMEX. De verklaring van verdachte dat hij de e-mails van [medeverdachte] zonder te kijken zou doorsturen voor betaling en derhalve geen kennis heeft genomen van de inhoud ervan, acht de rechtbank onaannemelijk, gelet op het feit dat dit meerdere malen plaats heeft gevonden en het feit dat verdachte uit hoofde van zijn functie als bedrijfsleider bij [bedrijf 1] een grote mate van verantwoordelijkheid droeg en in ieder geval, anders dan verdachte ter zitting heeft verklaard, ook deels financiële verantwoordelijkheid, nu hij degene was die de betalingsopdrachten doorstuurde aan het administratiekantoor.
Ter zake de wetenschap van verdachte omtrent het uitblijven van leveringen van telefoons door [bedrijf 1] aan AMEX overweegt de rechtbank dat de verklaringen van [medeverdachte] worden ondersteund door de verklaring van verdachte ter terechtzitting. Verdachte heeft ter terechtzitting onder meer verklaard dat hij meerdere jaren in dienst was van [bedrijf 1] en vanaf 2011 als bedrijfsleider actief was. Tevens heeft hij verklaard dat [bedrijf 1] gemiddeld twee tot drie telefoons per week leverde aan AMEX. Gelet op het aantal jaren dat verdachte bij het bedrijf in dienst was, de functie die verdachte daarin bekleedde en de hoeveelheid telefoons die [bedrijf 1] volgens verdachte aan AMEX zou hebben geleverd, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte gedurende deze periode wetenschap moet hebben gehad van het uitblijven van de levering van de telefoons waarop de ten laste gelegde oplichting betrekking heeft.
Ten slotte heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte ten stelligste ontkent het hem ten laste gelegde feit te hebben gepleegd. De rechtbank heeft dit ter terechtzitting eveneens ondervonden, maar kan niet anders dan concluderen dat diverse onafhankelijke, concrete bewijsmiddelen in de richting van verdachte wijzen, terwijl daar van de zijde van de verdediging slechts een stellige ontkenning tegenover staat, niet ondersteund door enig concreet bewijsmiddel.
De rechtbank ziet aanleiding om een lager geldbedrag dan ten laste is gelegd bewezen te verklaren, nu de rechtbank, gelet op het overzicht van alle gefactureerde Blackberries en Nokia-telefoons op pagina B02 127-129 van het procesdossier, slechts tot een bedrag van

57.320,23kan komen.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
in de periode van 1 december 2009 tot en met 21 mei 2013 te Amsterdam , tezamen en in vereniging met een ander telkens met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door listige kunstgrepen American Express telkens heeft bewogen tot afgifte van enig goed en het teniet doen van een inschuld, te weten
-
een geldbedrag van EUR 57.320,23
hebbende verdachte en zijn mededader telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk listiglijk
  • als medewerker van [bedrijf 1] zich telkens laten informeren voor welke, in werkelijkheid door BTC geleverde, mobiele telefoons van het merk Blackberry en Nokia en voor welk bedrag [bedrijf 1], als zijnde preferred supplier van American Express, het CPS platform, zijnde een betalingsinstrument van American Express met een koppeling naar een Corporate Purchasing Card, kon belasten en
  • vervolgens vorenomschreven belasting heeft doen uitvoeren en
  • aldus voorgewend dat vorenomschreven mobiele telefoons door [bedrijf 1] zijn geleverd aan medewerkers van American Express
waardoor American Express telkens werd bewogen tot het aangaan van bovenomschreven afgiften en het teniet doen van inschulden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 (twee) maanden met aftrek van voorarrest en een geldboete van € 10.000,- (tienduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 85 (vijfentachtig) dagen.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting de rechtbank verzocht verdachte vrij te spreken van het hem ten laste gelegde en subsidiair gevraagd rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, alsmede met het feit dat niet is gebleken dat verdachte persoonlijk profijt heeft getrokken.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich naar het oordeel van de rechtbank schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting door in een periode van meerdere jaren facturen van [bedrijf 1] te doen doorbelasten aan AMEX voor telefoons ad een totaalbedrag van bijna € 60.000,--, die niet door [bedrijf 1] werden geleverd. Hiermee heeft verdachte misbruik gemaakt van en een ernstige inbreuk gemaakt op het vertrouwen dat AMEX in hem, het bedrijf [bedrijf 1] en het eigen betalingssysteem stelde.
De rechtbank heeft kennis genomen van een uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 16 april 2015, waaruit is gebleken dat verdachte niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
Op basis van de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht neemt de rechtbank als uitgangspunt voor de bestraffing van fraude van een bedrag tussen de € 10.000,- en € 70.000,- een gevangenisstraf van 2 tot 5 maanden of een taakstraf van navenante duur. Strafverhogend werkt de aanzienlijke periode waarin verdachte de feiten heeft gepleegd, de grote sommen geld die AMEX middels deze werkwijze afhandig werden gemaakt, het feit dat hij louter uit was op geldelijk gewin, het feit dat hij telkens samen met een medeverdachte heeft gehandeld. Strafverlagend werkt de lange duur van het onderzoek en de mate van onzekerheid waarin verdachte zich gedurende deze tijd heeft bevonden. De rechtbank is van oordeel dat een ‘first offender’, mits het feitencomplex en de persoonlijke omstandigheden zich daarvoor lenen, niet direct tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou moeten worden veroordeeld en zal dan ook volstaan met het opleggen van een taakstraf. Voorts ziet de rechtbank, met het oog op een eventuele ontnemingsvordering, en het feit dat niet vaststaat tot welk bedrag verdachte zich heeft bevoordeeld, geen reden om, naast deze taakstraf, ook een geldboete op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 47, 57 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafbestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
180 (honderdtachtig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 (negentig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P.C. Janssen, voorzitter,
mrs. R.A. Overbosch en P. Vrugt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.B.P. Terwindt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 mei 2015.