ECLI:NL:RBAMS:2015:3924

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 juni 2015
Publicatiedatum
23 juni 2015
Zaaknummer
C-13- 557707 - FA RK 14-329
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vermogensrechtelijke gevolgen van echtscheiding met betrekking tot uitgestelde bruidsgave onder Iraaks recht

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 juni 2015 een beschikking gegeven over de vermogensrechtelijke gevolgen van een echtscheiding tussen een man en een vrouw, waarbij het Iraakse recht van toepassing is verklaard. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.P.J. Hendrikx, en de vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. P. Tijsterman, hebben een geschil over de uitgestelde bruidsgave, die door de man is vastgesteld op 20.000 Iraakse Dinar. De vrouw stelt dat deze bruidsgave in goud moet worden uitgekeerd, terwijl de man betoogt dat dit alleen geldt in het geval van een Talaq echtscheiding, en dat in dit geval sprake is van een Tafriq echtscheiding.

De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van het Internationaal Juridisch Instituut (IJI), dat concludeert dat de echtscheiding onder Iraaks recht als Tafriq moet worden gekwalificeerd. De rechtbank oordeelt dat de vrouw geen recht heeft op uitbetaling in goud, omdat de uitgestelde bruidsgave in dit geval niet aan de voorwaarden voor een Talaq voldoet. De rechtbank heeft de nieuwe stellingen van de vrouw, die zij in een latere brief naar voren heeft gebracht, niet in overweging genomen, omdat deze in strijd zijn met de goede procesorde.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de man veroordeeld om aan de vrouw het equivalent van 20.000 Iraakse Dinar te voldoen, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. D.K.W. Collins.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/557707/ FA RK 14/329 (HH/DC)
Beschikking van 24 juni 2015 betreffende de vermogensrechtelijke gevolgen van de echtscheiding
in de zaak van:
[man] ,
wonende te [woonplaats] ( [land] )
verzoekende tevens verwerende partij,
hierna mede te noemen de man,
advocaat mr. R.P.J. Hendrikx te Amsterdam,
tegen
[vrouw] (volgens de vertaling van de huwelijksakte [vrouw] ),
wonende te [woonplaats] ,
verwerende tevens verzoekende partij,
hierna mede te noemen de vrouw,
advocaat mr. P. Tijsterman te Uithoorn.

1.Het verdere verloop van de procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingekomen stukken, waaronder het rapport van het Internationaal Juridisch Instituut (IJI) en de reacties van partijen daarop.

2.De beoordeling

2.1.
Bij beschikking van 9 juli 2014 heeft de rechtbank geoordeeld dat het Iraakse recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime. De rechtbank heeft bij deze beschikking de beslissing over de vermogensrechtelijke afwikkeling van de echtscheiding aangehouden in afwachting van informatie van het IJI. Het IJI is de volgende vragen voorgelegd:
1) Is in de onderhavige zaak sprake van een Talaq of Tafriq echtscheiding?
2) Welke gevolgen heeft het antwoord op vraag 1 voor het recht van de vrouw op de bruidsgave?
2.2.
Op basis van het onderzoek van het IJI zoals weergegeven in het rapport van 22 oktober 2015 komt het instituut met de volgende antwoorden.
Het antwoord van het IJI op de eerste vraag is dat naar Irakees recht de uitgesproken echtscheiding zou gelden als Tafriq.
Het IJI beantwoordt vraag 2 als volgt. Irak kent de figuur van de bruidsgave. Er zijn twee soorten: een bruidsgave bij huwelijksvoltrekking en de bruidsgave waarvan een gedeelte afhankelijk wordt gesteld van overlijden of van echtscheiding. Bij Decreet van 1999 geldt in Irak dat de uitgestelde bruidsgave in geval van een huwelijksontbinding wordt omgezet in de waarde in goud met als peilmoment de datum van de huwelijksakte;
The woman collects her deferred dowry in case of divorce estimated in gold on the date of the marriage as stipulated in Resolution № 127 promulgated by the Revolutionary Command Council dated juli 24, 1999. [1]
Het IJI merkt overigens op dat de twee door haar geraadpleegde bronnen [2] hierbij het woord
divorcegebruiken, welk woord verder ook wordt gebruikt bij de Talaq, terwijl voor de Tafriq het daarvoor gebruikte woord
separationis. Dit weergegeven hebbende vervolgt het IJI met op te merken dat zij uit geraadpleegde documentatie verder geen aanwijzingen hebben dat de waardering in goud alleen plaatsvindt bij de Talaq en niet bij de Tafriq.
2.3.
De man stelt zich op het standpunt dat sprake is van een uitgestelde bruidsgave. Partijen hebben deze vastgesteld op 20.000 Iraakse Dinar. Hij bestrijdt de stelling van de vrouw dat dit dient te worden gewaardeerd in goud en dat hij $ 130.000,- aan haar verschuldigd is. Volgens de man is het Decreet waarop de vrouw en het IJI zich beroepen niet van toepassing op de echtscheiding tussen partijen. Betaling van goud kan alleen aan de orde zijn in geval van een Talaq echtscheiding (verstoting). In casu is echter sprake van een Tafriq echtscheiding (duurzame ontwrichting). Dit is ook de conclusie van het IJI.
Volgens de man heeft het IJI alleen passages over de waardering in goud aangetroffen bij de artikelen over een Talaq echtscheiding. Bij de artikelen over Tafriq echtscheiding wordt niet gesproken over een waardering in goud. Dat het IJI geen uitsluitsel kan geven over de vraag of waardering in goud dient te gebeuren in geval van een Tafriq echtscheiding, betekent dat het standpunt van de vrouw niet nader kan worden onderbouwd. Haar stelling dient daarom te worden gepasseerd en er dient te worden vastgehouden aan de tekst van het huwelijkscontract.
Volgens de man wordt in verschillende teksten verwezen naar ‘divorce’, hetgeen verwijst naar Talaq (verstoting), als het gaat om uitbetaling in goud. Dit om aan te geven dat het gaat om een uitzondering. Hiervan is sprake in artikel 19 van de Personal Status Law vermeld op pagina 11 van het IJI rapport en de weergave van het Decreet, overgelegd als productie 3 bij het verweerschrift van de vrouw. De man verwijst ook naar de uitleg van twee Iraakse advocaten van de ratio van het Decreet, overgelegd als productie 4 bij het verweerschrift tegen het zelfstandige verzoek, en de toelichting overgelegd als productie 17 bij zijn brief van 15 mei 2014.
2.4.
De vrouw bestrijdt in haar brief van 6 februari 2015 de stellingen van de man. Zij is van mening dat sprake is van een Talaq. Zij licht dat als volgt toe. De vrouw was het niet eens met de verhuizing van de man naar [land] terwijl zij met de kinderen in Nederland bleef. Ook bleek dat de man in [land] relaties aanging met andere vrouwen. Nadat de vrouw de man hierop had aangesproken, heeft hij haar verstoten. De man gaf de vrouw opdracht papieren voor de Talaq te regelen.
De vrouw bestrijdt de stelling dat zij afstand heeft gedaan van haar bruidsgift.
Voor zover de rechtbank van oordeel is dat sprake is van een Tafriq, stelt de vrouw dat volgens het Personen en Familierecht van Irak zij haar recht op de bruidsgift behoudt als de echtscheiding niet aan haar te wijten is. In dit geval is de echtscheiding niet aan haar te wijten, omdat het de man is die meerdere malen vreemdging.
2.5.
Volgens de man dient de rechtbank geen acht te slaan op de brief van de vrouw van 6 februari 2015, aangezien zij daarin nieuwe stellingen poneert en niet ingaat op de het rapport van de IJI. De rechtbank had partijen uitdrukkelijk de gelegenheid gegeven te reageren op het rapport van de IJI, niet om nieuwe stellingen in te nemen. Indien de rechtbank wel acht slaat op de brief, dan verzoekt hij in de gelegenheid te worden gesteld te reageren op deze nieuwe stellingen.
2.6.
De rechtbank is met de man van oordeel dat de vrouw niet in de gelegenheid was gesteld om nieuwe stellingen in te nemen. Zij bestrijdt in haar brief van 6 februari 2015 de conclusie van het IJI dat sprake is van een Tafriq. Daarmee komt ze terug op haar eerdere standpunt. In dat kader voert zij nieuwe omstandigheden aan.
De rechtbank is van oordeel dat de vrouw op deze wijze in strijd heeft gehandeld met de goede procesorde. Zij heeft haar huidige standpunt ingenomen eerst na het onderzoek van het IJI, zodat dit niet meer kon worden meegenomen. De rechtbank zal daarom voorbijgaan aan de nieuwe stellingen van de vrouw.
2.7.1.
Het IJI heeft in haar onderzoek de echtscheidingsprocedures met elkaar vergeleken en komt tot de conclusie dat de Nederlandse echtscheidingsprocedure zoals die tussen partijen is gevoerd en de procedure van de Tafriq het meest met elkaar gemeen hebben en de procedure van de Talaq minder. De rechtbank neemt de conclusies van het IJI over. De rechtbank is op grond van de bevindingen van het IJI van oordeel dat er in het kader van de vermogensrechtelijke afwikkeling het vermogensregime van de “Tafriq”-echtscheiding moet worden toegepast.
2.7.2.
Partijen zijn het erover eens dat sprake is van een uitgestelde bruidsgave, zodat dit vaststaat. De uitgestelde bruidsgave wordt opeisbaar (onder andere) op het moment dat het huwelijk door echtscheiding wordt ontbonden.
Uit het afschrift van de overgelegde huwelijksakte valt op te maken dat de uitgestelde bruidsgave 20.000 Iraakse Dinar bedraagt. Uit de huwelijksakte valt niet op te maken dat dit bedrag destijds tegen het equivalent in waarde in goud dient te worden uitgekeerd. Dat die 20.000 Iraakse Dinar dient te worden uitgekeerd in goud is een gevolgtrekking die de vrouw verbindt aan (een gedeelte van) de tekst van het hiervoor beschreven Decreet overgelegd als productie 3 bij verweerschrift echtscheiding tevens houdende zelfstandig verzoek.
Deze stelling heeft de man onderbouwd met enige stukken gemotiveerd bestreden met als belangrijkste argument dat een aanspraak op dergelijke uitkering alleen aanspraak gemaakt kan worden bij de Talaq, de verstoting. Gelet op het specificeerde karakter van het verweer van de man had het op de weg van de vrouw gelegen om de rechtbank te voorzien van nadere concrete informatie of stukken ter onderbouwing en bewijs van haar stelling.
Hoewel het IJI in haar toelichting nog ruimte overlaat voor de mogelijkheid dat een dergelijke uitkering in goud ook bij de Tafriq dient plaats te vinden, dient, bij gebrek aan andersluidende informatie, consequenties te worden verbonden aan de constateringen dat bij vertalingen van de Talaq het woord
divorcewordt gebruikt terwijl bij de Tafriq het daarvoor gebezigde woord
separationis. Gelet op het woordgebruik in voornoemd Decreet legt de rechtbank het Decreet aldus uit dat, nu er sprake is van een Tafriq, de vrouw geen aanspraak kan maken op een uitkering in goud.
De rechtbank zal daarom het verzoek van de vrouw in die zin toewijzen dat de man aan de vrouw het equivalent van 20.000 Iraakse Dinar dient te vergoeden.

3.De beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt de man aan de vrouw het equivalent van 20.000 Iraakse Dinar (twintigduizend Iraakse Dinar) te voldoen;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.P.E. Has, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. D.K.W. Collins, griffier, op 24 juni 2015. [3]

Voetnoten

1.Bron IJI: https://apps.americanbar.org/rol/publications/iraq personal status law 1959 english translation
2.De andere bron is; Welchman, Women and Muslim Family Laws in Arab States (2007, pag 91).
3.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).