ECLI:NL:RBAMS:2015:3970

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 maart 2015
Publicatiedatum
25 juni 2015
Zaaknummer
FA RK 15-1100
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht over voorgenomen overplaatsing naar kliniek Beilen onder de Wet Bopz

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 maart 2015 uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat was ingediend door een verzoeker die niet wilde worden overgeplaatst naar de kliniek Beilen. De verzoeker had een klacht ingediend bij de klachtencommissie van GGZ inGeest, AMC Psychiatrie en Sinai Centrum, die op 5 januari 2015 oordeelde dat de klacht ongegrond was. De rechtbank constateerde dat de klacht van verzoeker niet onder artikel 41a van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) viel, omdat dit artikel niet bedoeld is voor klachten over niet-welgevallige overplaatsingen die binnen de rechterlijke machtiging en het behandelingsplan vallen. De rechtbank verklaarde de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek om de klacht tegen de voorgenomen overplaatsing gegrond te verklaren.

De procedure begon met een verzoekschrift dat op 16 februari 2015 was ingediend. Verzoeker verbleef op dat moment in een kliniek op basis van een machtiging tot voortgezet verblijf, verleend op 13 februari 2015. Tijdens een behandelplanbespreking op 26 mei 2014 was de mogelijkheid van overplaatsing naar Beilen besproken. Verzoeker was eind oktober 2014 aangemeld bij Beilen en op 5 december 2014 geïnformeerd dat hij was geaccepteerd voor opname. Verzoeker had bezwaar tegen de overplaatsing, omdat hij in Amsterdam wilde blijven en geen gedwongen behandeling wilde ondergaan.

De rechtbank oordeelde dat, hoewel de advocaat van verzoeker stelde dat de overplaatsing naar Beilen een gedwongen behandeling zou inhouden, dit niet relevant was voor de klacht die onder artikel 41a van de Wet Bopz moest worden behandeld. De rechtbank benadrukte dat verzoeker, indien hij in Beilen gedwongen medicatie zou krijgen, op dat moment gebruik kon maken van zijn klachtrecht. De rechtbank concludeerde dat de klacht niet ontvankelijk was en dat er geen aanleiding was voor een mondelinge behandeling van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
AFDELING PRIVAATRECHT
BESCHIKKING
Klacht ex artikel 41a Wet Bopz
Beschikking naar aanleiding van het op 16 februari 2015 ingediende verzoekschrift ex artikel 41 a van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) van:

[naam],

geboren op [geboortedatum],
wonende te [adres],
verblijvende te [adres].
Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van een beslissing als bedoeld in artikel 41 a van
de Wet Bopz van de rechtbank over de klacht die verzoeker bij de klachtencommissie heeft
ingediend en waarvan de klachtencommissie van GGZ inGeest, Arkin, AMC Psychiatrie en
Sinai Centrum op 5 januari 2015, heeft geoordeeld dat de klacht ongegrond is.
Verloop van de procedure:
Betrokkene verblijft in de kliniek van [kliniek], locatie [locatie], afdeling [afdeling] op grond van een machtiging tot voortgezet verblijf welke door deze rechtbank is verleend op
13 februari 2015.
Op 26 mei 2014 is tijdens een behandelplanbespreking de optie tot overplaatsing naar Duurzaam Verblijf Beilen (hierna Beilen) met verzoeker en zijn ouders besproken. Verzoeker is eind oktober aangemeld bij Beilen. Vervolgens is verzoeker op 5 december 2014 geïnformeerd dat hij voor opname en behandeling in Beilen werd geaccepteerd.
Bij brief van 8 december 2014 gericht aan de klachtencommissie heeft verzoeker een klacht ingediend tegen de voorgenomen overplaatsing naar Beilen omdat hij het leven wil leiden zoals hij het wil, geen abstinentie van middelen wil en dat hij in Amsterdam wil blijven.
Bij beslissing van 5 januari 2015 heeft de klachtencommissie van GGZ inGeest, AMC Psychiatrie en Sinai Centrum de klacht van betrokkene ongegrond verklaard.
Verzoek
Verzoeker heeft - samengevat - verzocht de beslissing van de klachtencommissie te vernietigen en de klacht alsnog gegrond te verklaren. Verzoeker heeft er grote problemen mee te worden overgeplaatst naar de kliniek in Beilen. Hij is van mening dat dit niet een geschikte locatie voor hem is om daar gedwongen te worden opgenomen.
Desgevraagd heeft de advocaat van betrokkene, mr. F.M.M.M. Vogels, bij schrijven van 9 maart 2015 toegelicht waarom volgens hem de klacht van verzoeker een klacht is zoals genoemd in artikel 41 Wet Bopz waarover in beroep kan worden geklaagd. De advocaat stelt dat de overplaatsing naar Beilen een duidelijk gedwongen karakter heeft en dat verzoeker hieraan beslist niet wil meewerken. Verzoeker is van mening dat hij op geen enkele wijze past in de doelgroep en voldoet aan de criteria die Beilen hanteert voor opname van dakloze patiënten. De overplaatsing is de start van de gedwongen behandeling in Beilen en kan zeer zeker als een dwangbehandeling worden opgevat. Daar gaat de Bopz over en de klachtencommissie heeft de klacht van verzoeker ook als een Bopz klacht opgevat. De advocaat stelt dat de overplaatsing wel zeker het begin is van een dwangbehandeling met zeer ingrijpende en waarschijnlijk zeer langdurige gevolgen voor verzoeker De advocaat is van mening dat verzoeker ontvankelijk is in zijn ingestelde beroep tegen de beslissing van de klachtencommissie van 5 januari 2015.
Beoordeling
Lid 1 van artikel 41 geeft een opsomming van degenen die kunnen klagen en van de gedragingen waarover kan worden geklaagd. Er kan geklaagd worden over de volgende onderwerpen:
  • over de beslissing om de patiënt wilsonbekwaam te oordelen, zoals mogelijk is gemaakt in artikel 38, lid 2, tweede volzin:
  • over het besluit dwangmedicatie toe te passen, artikel 38, lid 5 derde volzin:
  • over de toepassing van middelen en maatregelen in geval van overbrugging van een tijdelijk noodsituatie, artikel 39;
  • over een toegepaste beperking van een van de in artikel 40 genoemde vrijheden; en
  • over niet-toepassing van het overeengekomen behandelingsplan.
De rechtbank constateert dat de klacht van verzoeker tegen de voorgenomen overplaatsing naar de kliniek Beilen geen klacht is die op grond van artikel 41a Wet Bopz aan de rechtbank kan worden voorgelegd. Dat, zoals de advocaat stelt, verblijf in Beilen het begin zal zijn van een gedwongen behandeling, de rechtbank begrijpt dat de advocaat doelt op een gedwongen behandeling die valt onder het bereik van artikel 41, maakt dit niet anders. Indien betrokkene in Beilen dwangmedicatie zal worden toegediend dan wel indien zich anderszins een situatie als bedoeld in artikel 41, eerste lid, zal voordoen, dan kan hij aldaar op dat moment gebruik maken van het hem toekomende klachtrecht. Artikel 41 Wet Bopz is niet geschreven om te klagen over niet welgevallige overplaatsingen die binnen de verstrekte rechterlijke machtiging en overeengekomen behandelingsplan vallen.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding voor, zoals door de advocaat verzocht, een (mondelinge) behandeling van de zaak ter zitting.

B E S L I S S I N G :

De rechtbank:
Verklaart de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek om de klacht tegen de voorgenomen overplaatsing naar de kliniek Beilen gegrond te verklaren.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.H.G. Odink, rechter, in tegenwoordigheid van
J. Koomen griffier, op 10 maart 2015.