ECLI:NL:RBAMS:2015:4076

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 maart 2015
Publicatiedatum
30 juni 2015
Zaaknummer
FA RK 15.1484
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen diagnosestelling en behandeling in een psychiatrisch ziekenhuis onder de Wet BOPZ

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 maart 2015 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoekschrift van een verzoeker, die een klacht had ingediend tegen de diagnosestelling en behandeling door GGZ InGeest tijdens zijn opname. De klacht was ingediend bij de Klachtencommissie GGZ InGeest, Arkin, AMC Psychiatrie, Sinaï Centrum, maar was op 4 december 2014 ongegrond verklaard door de commissie. De rechtbank overweegt dat de Wet BOPZ een opsomming geeft van de onderwerpen waarover geklaagd kan worden, waaronder de beslissing om de patiënt wilsonbekwaam te oordelen en de toepassing van dwangmedicatie. De raadsvrouwe van verzoeker is verzocht om schriftelijk toe te lichten onder welke van de genoemde onderwerpen de klacht valt, maar heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank concludeert dat de klacht onvoldoende is onderbouwd en verklaart de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek. De beschikking is gegeven door rechter R.H.G. Odink in tegenwoordigheid van griffier H.J. Binken op 23 maart 2015.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
AFDELING PRIVAATRECHT
BESCHIKKING
Klacht ex artikel 41a Wet BOPZ
Beschikking naar aanleiding van het op 2 maart 2015 ingediende verzoekschrift ex artikel 41a van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet BOPZ) van:

[naam 1],

geboren op [datum],
wonende te [plaats], [straat].
Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van een beslissing van de rechtbank over een door verzoeker bij de klachtencommissie GGZ InGeest, Arkin, AMC Psychiatrie, Sinaï Centrum klacht, naar de rechtbank begrijpt op grond van artikel 41a van de Wet BOPZ.
De rechtbank overweegt als volgt:
Verzoeker heeft bij klaagschrift van 26 september 2014 bij de Klachtencommissie GGZ InGeest, Arkin, AMC Psychiatrie, Sinaï Centrum een klacht ingediend tegen de diagnosestelling en behandeling door GGZ InGeest tijdens zijn opname. Bij beslissing van 4 december 2014 heeft
de Klachtencommissie de klacht van verzoeker ongegrond verklaard omdat de instelling voldoende heeft gemotiveerd dat ze niet onzorgvuldig heeft gehandeld bij de diagnostisering en
behandeling van verzoeker.
De rechtbank overweegt dat lid 1 van artikel 41 van de Wet BOPZ een opsomming geeft van degenen die kunnen klagen en de gedragingen waarover kan worden geklaagd. Er kan geklaagd worden over de volgende onderwerpen:
over de beslissing om de patiënt wilsonbekwaam te oordelen, zoals mogelijk is gemaakt in artikel 38, lid 2, tweede volzin;
over het besluit dwangmedicatie toe te passen, artikel 38, lid 5 derde volzin;
over de toepassing van middelen en maatregelen in geval van overbrugging van een tijdelijke noodsituatie, artikel 39;
over een toegepaste beperking van een van de in artikel 40 genoemde vrijheden; en
over niet-toepassing van het overeengekomen behandelingsplan.
De raadsvrouwe van verzoekster, mr. N. Bevelander, is op 2 maart 2015 telefonisch verzocht om schriftelijk toe lichten onder welke van de hiervoor genoemde onderwerpen de klacht van verzoeker gecategoriseerd dient te worden. Hierop is geen reactie gekomen.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd dat de klacht van verzoeker valt onder één van de onderwerpen waarover geklaagd kan worden. De rechtbank ziet daarom aanleiding het onderhavige klachtverzoek niet-ontvankelijk te verklaren.

BESLISSING:

De rechtbank:
verklaart de klacht van verzoeker niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.H.G. Odink, rechter, in tegenwoordigheid van
H.J. Binken, griffier, op 23 maart 2015.