1.7.Rochdale heeft als enige tegengestemd, waardoor dit voorstel is verworpen.
2. Verzoekers verzoeken om de besluiten van de vergadering van 30 september 2014 te vernietigen en om hen te machtigen de door hen reeds gemaakte (advocaat-)kosten
(€ 2.644,47 in verband met de schimmelproblematiek en € 7.264,24 in verband met de bodemprocedure) ten laste van de VvE te brengen en om het bestuur van de VvE te machtigen om als procespartij deel te nemen aan de bodemprocedure en daarin de nodige rechts- en proceshandelingen te verrichten en de advocaatkosten en overige kosten daarvoor te voldoen.
3. Daartoe stellen verzoekers dat Rochdale misbruik maakt van haar meerderheidspositie in de vergadering door tegen het genoemde voorstel te stemmen met het oog op haar belang als degene die het gebouw heeft gesplitst en als verkoper van de appartementen om zoveel mogelijk kosten voor rekening van de VvE te brengen (als regulier onderhoud na de splitsing). Rochdale gebruikt haar meerderheidsmacht om haar eigen belangen te beschermen ten koste van de VvE. Daarmee worden de belangen van de VvE als geheel geschaad. Dit is strijdig met de redelijkheid en billijkheid die appartementseigenaren jegens elkaar in acht dienen te nemen. De reeds door verzoekers 1 tot en met 10 gemaakte (advocaat-)kosten dien(d)en het belang van de gehele VvE. Het is daarom redelijk dat deze ten laste van de VvE worden gebracht.
4. Rochdale voert verweer tegen de verzoeken en stelt zich primair op het standpunt dat verzoekers daarin niet kunnen worden ontvangen, omdat uit artikel 5:130 jo. 2:15 BW volgt dat de onderhavige verzoeken alleen kunnen zijn gericht tegen de VvE. Er is ook geen derde aangewezen om te voorkomen dat de VvE tegen zichzelf procedeert. Subsidiair stelt Rochdale zich op het standpunt dat de omstreden besluiten niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid zijn genomen. Verzoekers staan tegenover Rochdale in de bodemprocedure als koper van een appartement van Rochdale als verkoper. Zij behartigen dus niet het belang van de VvE, maar een individueel belang. De met de bodemprocedure gemoeide kosten zijn niet in het belang van de VvE. Meer subsidiair is Rochdale van mening dat het te laat is om de VvE nog aan de bodemprocedure te laten deelnemen, aangezien de conclusie van antwoord reeds genomen is. Wat de op artikel 5:121 BW gebaseerde verzoeken aangaat, voert Rochdale nog aan dat vervangende machtiging uitsluitend kan worden verleend indien medewerking of toestemming zonder redelijke grond wordt geweigerd. Verzoekers streven een eigen belang na. Het is daarom redelijk dat de kosten van hun rechtszaak niet voor de verenigingskas komen. Het betalen van kosten is volgens Rochdale ook geen handeling waarop artikel 5:121 BW betrekking heeft.
5. De kantonrechter is van oordeel dat het verweer faalt. Weliswaar heeft Rochdale gelijk dat de VvE in de onderhavige procedure niet als verzoeker kan optreden nu van een daartoe strekkend besluit niet wordt gerept, maar dat neemt niet weg dat verzoekers 1 tot en met 10 geen redelijk belang kan worden ontzegd. Verder valt niet in te zien waarom een verzoek op de voet van artikel 5:130 jo. 2:15 BW in een geval als dit niet zou kunnen zijn gericht tegen een appartementseigenaar met een meerderheid in de vergadering van eigenaars. Alle belanghebbenden zijn immers in deze procedure betrokken. Rochdale heeft feitelijke de zeggenschap binnen de VvE en maakt gebruik van haar meerderheid in de vergadering van eigenaars om besluiten tegen te houden die zij niet in haar belang acht als splitsende partij en verkoper van de appartementen. Daarmee misbruikt zij haar meerderheidspositie en dat is in strijd met de redelijkheid en billijkheid die de verhouding tussen de appartementseigenaren beheerst. Rochdale behartigt aldus immers alleen het eigen belang om niet door de VvE te kunnen worden aangesproken op de staat waarin zij het gebouw bij de splitsing heeft opgeleverd, terwijl de vraag welk deel van de te maken onderhoudskosten voor rekening van de VvE komt, dan wel nog voor rekening van Rochdale kan worden gebracht, wel degelijk de gehele VvE aangaat. Het valt anderzijds niet vol te houden dat verzoekers 1 tot en met 10 alleen een individueel belang nastreven. De klachten waar het in de bodemprocedure om gaat hebben immers betrekking op het gehele gebouw en niet slechts de afzonderlijke appartementen, zoals dat ook het geval was inzake de schimmelkwestie waarvoor Rochdale de kosten (gemoeid met de oplossing van dat probleem) uiteindelijk wel voor haar rekening heeft genomen. Het is dan ook niet redelijk te achten dat verzoekers 1 tot en met 10 de al gemaakte advocaatkosten in het kader van de schimmelproblematiek zelfstandig moeten (blijven) dragen. Deze kosten zijn immers wel degelijk gemaakt ten behoeve van de gehele VvE. Met haar meerderheidsstem voorkomt Rochdale ook dat zij (via de VvE) bijdraagt in de kosten van de bodemprocedure, hetgeen ten opzichte van de mede-eigenaren evenmin redelijk is te achten, maar als misbruik van machtspositie moet worden aangemerkt. Daar komt bij dat deelname van de VvE aan de bodemprocedure inhoudelijk kan bijdragen.
6. Anders dan Rochdale betoogt, is interventie (voeging of tussenkomst) door de VvE in de bodemprocedure ook na de conclusie van antwoord mogelijk (artikel 218 Rv). Ten slotte is de kantonrechter van oordeel dat de gevraagde machtiging om de door verzoekers 1 tot en met 10 gemaakte advocaat- en proceskosten voor rekening van de VvE te brengen niet buiten het bereik van artikel 5:120 BW valt. Het begrip ‘handeling’ in de zin van lid 1 van die bepaling omvat immers ook rechtshandelingen.
7. De slotsom is dat de verzoeken worden toegewezen als na te melden. Rochdale wordt als de overwegend in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten belast.