“Primair
I. te verklaren voor recht dat tussen eisers en gedaagde een overeenkomst tot stand is gekomen, welke gedaagde verplicht tot aflevering aan eisers van het door eisers gekochte kavel 2 (de warmtekrachtinstallatie op het perceel [straat] te [plaats]) en welke eisers verplicht de koopsom voor kavel 2 te doen bijschrijven op een door [gedaagde 2] aan te geven rekeningnummer;
II.
primair
A. te verklaren voor recht dat het door eisers gekochte kavel 2 mede omvat de hoogspanningsruimte met transformator en overige inhoud, zoals ten tijde van de totstandkoming van de koopovereenkomst tussen eisers en verkoper op het perceel [straat] buiten en naast het demontabele gebouw van de warmtekrachtinstallatie aanwezig was;
B. gedaagde te veroordelen om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting aan eisers te betalen een vervangende schadevergoeding ter grootte van een bedrag van € 98.970,00, althans een in goede justitie door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het in dezen te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening (art. 6:74 BW juncto 6:87 BW);
III.
subsidiair
A. te verklaren voor recht dat de overeenkomst tussen eisers en gedaagde onder invloed van dwaling aan de zijde van eisers tot stand is gekomen (art. 6:228 BW);
B. de gevolgen van de overeenkomst te wijzigen ter opheffing van het door eisers geleden nadeel (art. 6:230, tweede lid, BW), in die zin dat gedaagde wordt veroordeeld om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting aan eisers te betalen een bedrag van € 98.970,00, althans een in goede justitie door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het in dezen te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
Subsidiair
IV. te verklaren voor recht dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld jegens eisers
door te weigeren de door eisers van verkoper gekochte hoogspanningsruimte met transformator en overige inhoud op het perceel [straat] te [plaats] aan eisers af te leveren (art. 6:162 BW);
V. gedaagde te veroordelen om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting aan eisers
te betalen een schadevergoeding ter grootte van een bedrag van € 98.970,00, althans een in goede justitie door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het in dezen te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
Meer subsidiair
VI. de overeenkomst tussen eisers en gedaagde, als bedoeld onder I, gedeeltelijk te
ontbinden, namelijk voor wat betreft het gedeelte waarbij eisers verplicht zijn dat deel van de koopsom te doen bij schrijven dat betrekking heeft op de hoogspanningsruimte met transformator en overige inhoud, zoals ten tijde van de totstandkoming van de koopovereenkomst tussen eisers en verkoper op het perceel [straat] buiten en naast het demontabele gebouw van de warmtekrachtinstallatie aanwezig was (art. 6:265 BW juncto art. 6:267, tweede lid, BW);
VII.
primair
A. gedaagde te veroordelen om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting aan eisers te betalen een schadevergoeding ter grootte van een bedrag van € 98.970,00, althans een in goede justitie door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het in dezen te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening (art. 6:277 BW);
subsidiair
B. gedaagde te veroordelen om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting aan eisers terug te betalen een bedrag van € 87.000,00, althans een in goede justitie door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het in dezen te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening (art. 6:270 BW);
C. gedaagde te veroordelen om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting aan eisers te betalen een schadevergoeding ter grootte van een bedrag van € 11.970,00, althans een in goede justitie door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het in dezen te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening (art. 6:277 BW);
En overigens (zowel primair als subsidiair)
VIII. gedaagde te veroordelen tot vergoeding van de door eisers gemaakte buitengerechtelijke incassokosten, conform rapport Voorwerk II begroot op € 1.788,00, te verrneerderen met wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, althans vanaf de in goede justitie door de rechtbank te bepalen datum;
IX. gedaagde te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen de nakosten ad € 131,00 zonder betekening en € 199,00 in geval van betekening, onder bepaling dat gedaagde de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten verschuldigd wordt wanneer deze niet binnen veertien dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis zijn betaald.”