ECLI:NL:RBAMS:2015:4586

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 juli 2015
Publicatiedatum
21 juli 2015
Zaaknummer
C-13-590297 - FA RK 15-4999
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlenging tijdelijk huisverbod en schending hoorplicht met schadevergoeding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 15 juli 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen verzoeker en de burgemeester van Amstelveen. Verzoeker had beroep ingesteld tegen de verlenging van een tijdelijk huisverbod dat op 20 juni 2015 was opgelegd. Dit huisverbod was verlengd tot 18 juli 2015. Verzoeker stelde dat hij niet was gehoord over de verlenging van het huisverbod en dat hij geen juridische bijstand had ontvangen, ondanks verzoeken daartoe. De voorzieningenrechter oordeelde dat de hoorplicht was geschonden, omdat verzoeker niet was gehoord in de gesloten setting van de kliniek waar hij verbleef. Daarnaast werd vastgesteld dat verzoeker niet was bijgestaan door een raadsman, wat in strijd was met de zorgplicht van de burgemeester. De rechter concludeerde dat het bestreden besluit tot verlenging van het huisverbod niet zorgvuldig was voorbereid en dat er sprake was van 'détournement de pouvoir'. De rechter vernietigde het besluit van de burgemeester en kende verzoeker een schadevergoeding toe van € 750,= voor de onrechtmatige beperking van zijn vrijheid gedurende vijftien dagen. De uitspraak benadrukt het belang van het horen van betrokkenen en het bieden van juridische bijstand in dergelijke procedures.

Uitspraak

uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
Voorzieningenrechter
Reg.nr.: C/13/590297 / FA RK 15-4999 en C/13/590304 / KG ZA 15/854 (LH/WK)
Proces verbaal van mondelinge uitspraak van 15 juli 2015 naar aanleiding van het verzoek om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), tevens uitspraak in de hoofdzaak als bedoeld in artikel 8:86, eerste lid, van de Awb
in het geding tussen
[verzoeker] ,
wonende te [plaats] ,
thans verblijvende te [plaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
en
de burgemeester van Amstelveen,
hierna te noemen: verweerder,
gemachtigde mr. A.C. Chang,
in welke zaak als belanghebbende is aangemerkt:
[naam 1] , wonende te [plaats] , echtgenote van verzoeker,
hierna te noemen: de vrouw.

1.De procedure:

Bij besluit van 20 juni 2015 heeft verweerder aan verzoeker een huisverbod opgelegd alsmede een contactverbod.
Bij besluit van 30 juni 2015 heeft verweerder het huis- en contactverbod verlengd tot 18 juli 2015.
Tegen dit laatste besluit (hierna: het bestreden besluit) heeft verzoeker bij brief van 9 juli 2015 beroep ingesteld en de voorzieningenrechter (hierna: de rechter) verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Hij verzoekt samengevat:
  • het beroep gegrond te verklaren;
  • het bestreden besluit te vernietigen;
  • verweerder te veroordelen tot betaling een schadevergoeding à € 50,= per dag dat verzoeker ten onrechte in zijn vrijheid is beperkt;
  • een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende opschorting van de werking van het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juli 2015 in de kliniek ‘ [kliniek] ’ aan de [adres] te [plaats] . Aanwezig waren verzoeker, de gemachtigde van de gemeente en de vrouw.
De voorzieningenrechter heeft ter zitting met toepassing van artikel 8:86 van de Awb onmiddellijk uitspraak gedaan in de hoofdzaak. Dit brengt mee dat verzoeker geen belang meer heeft bij een uitspraak op zijn verzoek om voorlopige voorziening, zodat dit verzoek niet-ontvankelijk is.

2.De feiten

Bij de beoordeling van het verzoek gaat de rechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Verzoeker en zijn echtgenote wonen gezamenlijk op het adres [adres] te ( [postcode] ) [plaats] (hierna: de woning).
Uit de overgelegde stukken blijkt dat op 20 juni 2015 in de woning een incident heeft plaatsgevonden. Er is op die dag bij het crisisteam van de politie een melding binnengekomen, naar aanleiding waarvan de politie naar de woning is gegaan. Op grond van de situatie ter plaatse en de verklaringen van de vrouw, de verzoeker, en hun aanwezige zoon en dochter is, na hantering ter plaatse van het Risico-taxatie Instrument Huiselijk Geweld, aan verzoeker een tijdelijk huisverbod opgelegd. In het bestreden besluit tot verlenging van dat tijdelijk huisverbod is onder ‘aanvullende besluitvorming’ onder meer het volgende opgemerkt. “Uit het zorgadvies van Vita blijkt dat de psychiater niet kon aangeven of verzoeker de komende tijd in de kliniek zou blijven. De vrouw was bang dat het verzoeker, evenals eerder in december 2014, zou lukken de inbewaringstelling (IBS) te doen laten intrekken. Met zowel de IBS als verlenging van het huisverbod weet zij zich veilig. Verlenging is ook een signaal naar de behandelende kliniek dat verzoeker niet naar huis kan komen. In verband met niet beheersbare onzekerheden over het verblijf van verzoeker in de [kliniek] is verlenging van het huisverbod aan de orde.”.

3.De standpunten

3.1
Verzoeker heeft ter onderbouwing onder meer het volgende aangevoerd. Pas op 6 juli 2015 heeft hij de bestreden beschikking ontvangen. Hij heeft geen bijstand van een advocaat gekregen, zelfs niet nadat de advocaat, die hem in het kader van het BOPZ-traject heeft bijgestaan, verweerder heeft verzocht om verzoeker te voorzien van deskundige juridische bijstand via de bestaande piketregeling. Door het huisverbod is hem het werken en daarmee het genereren van inkomsten onmogelijk gemaakt, en wordt de mogelijkheid om de [kliniek] te verlaten beperkt.
3.2
Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat verzoeker niet is gehoord ten aanzien van het verlengingsbesluit omdat deze in een gesloten setting was opgenomen. Het besluit tot verlenging is genomen op basis van de informatie van Vita en met name in verband met het gebrek aan zekerheid over de duur van de opname van verzoeker op grond van wet BOPZ. De verlenging is een signaal aan de behandelaar dat verzoeker niet naar huis kan. In december 2014 was verzoeker namelijk ook opgenomen, maar hij wist toen zijn behandelaar zover te krijgen dat hij snel naar huis mocht, wat toen tot een grote schrikreactie bij de vrouw heeft geleid. Verweerder heeft bij de totstandkoming van het besluit naar eer en geweten gehandeld.
Verweerder heeft haar uiterste best gedaan verzoeker te voorzien van juridische bijstand. Na contact met de rechtbank is op 14 juli 2015 via de piketdienst mr. Vink toegevoegd aan verzoeker. Deze was echter op vakantie en zou een kantoorgenoot sturen.

4.De beoordeling:

4.1
Op grond van artikel 3.3 Algemene wet bestuursrecht (Awb) mag een bestuursorgaan de bevoegdheid tot het nemen van een besluit niet voor een ander doel gebruiken dan waarvoor die bevoegdheid is verleend. De bedoeling van het tijdelijk huisverbod is om een periode van rust te creëren waarbinnen een adequaat hulpaanbod kan worden gedaan om aan het huiselijk geweld een einde te maken. Nu zowel uit de stukken als uit de toelichting door verweerder ter zitting is gebleken dat het bestreden besluit tot verlenging van het huisverbod met name is genomen in verband met de onzekerheid over het verblijf van verzoeker in [kliniek] in het kader van zijn opname op grond van de wet BOPZ, en als signaal aan de behandelaar om een scenario als in december 2014 te voorkomen, is er naar het oordeel van de rechter bij het bestreden besluit tot verlenging sprake van détournement de pouvoir.
4.2
Op grond van artikel 5 lid 1 Wth draagt, indien de uithuisgeplaatste dat wenst, de burgemeester zorg dat deze binnen 24 uur nadat hij die wens te kennen heeft gegeven, voor de duur van de behandeling van zijn verzoek om voorlopige voorziening wordt bijgestaan door een raadsman. De rechter constateert dat in ieder geval op 7 juli 2015 namens verzoeker door mr. J.J. Perrels expliciet is verzocht verzoeker te voorzien van juridische bijstand, en dat op 15 juli 2015 verzoeker ter zitting nog altijd niet werd bijgestaan door een raadsman. De rechter is op grond daarvan van oordeel dat verweerder zijn zorgplicht ex artikel 5 lid 1 Wth heeft geschonden.
4.3
Vervolgens is gebleken dat verzoeker niet door verweerder is gehoord ten aanzien van het bestreden besluit. Verzoeker was weliswaar opgenomen in een gesloten setting, maar dat maakt horen niet onmogelijk. Verweerder heeft niet aangevoerd of onderbouwd dat pogingen tot horen in de [kliniek] zijn ondernomen. Gelet daarop stelt de rechter vast dat de hoorplicht als zodanig is geschonden, waardoor het bestreden besluit in strijd is met het in artikel 3:2 van de Awb neergelegde vereiste dat een besluit zorgvuldig moet worden voorbereid.
4.4
Op grond van voorgaande overwegingen zal het bestreden besluit worden vernietigd.
4.5
Aan een inhoudelijke beoordeling van de vraag of de dreiging van het gevaar, of het ernstige vermoeden daarvan, zich op 30 juni 2015 voortzette (artikel 9 lid 1 Wth) komt de rechter niet toe.
4.6
Het bedrag van de door de gemeente Amstelveen aan verzoeker te betalen schadevergoeding is bepaald aan de hand van het aantal dagen dat verzoeker, gelet op deze uitspraak, onrechtmatig in zijn vrijheid is beperkt. Aangezien de verlenging van het huisverbod is ingegaan op 30 juni 2015 en heeft voortgeduurd tot en met 15 juli 2015, stelt de voorzieningenrechter het aantal dagen vast op vijftien. Het door verzoeker geëiste tarief van € 50,= per dag komt de rechter redelijk voor. Dat betekent dat het bedrag van de schadevergoeding wordt vastgesteld op € 750,=.

4.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt de beschikking van 30 juni 2015;
- verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de gemeente Amstelveen tot het betalen van schadevergoeding aan verzoeker ten bedrage van € 750,=.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. van der Heijden, rechter en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. W.H. van de Kar, griffier, op 15 juli 2015. [1]
De griffier: De rechter:
1. Afschrift verzonden op:

Voetnoten

1.Een belanghebbende – onder wie in elk geval de verzoekende partij wordt begrepen – en de verwerende partij kunnen tegen deze uitspraak – voor zover daarin is beslist in de hoofdzaak – hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA ’s-Gravenhage. De termijn voor het indienen van het beroepschrift is zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.