Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van Expo Börse van 23 april 2014, met producties,
- de conclusie van antwoord tevens eis in voorwaardelijke reconventie van Stella;
- het door Stella als productie overgelegde procesdossier uit de procedure tussen Joystar B.V. (thans: Stella) en Expo Börse bij de rechtbank Rotterdam (346638 / HA ZA 10-206) en het Hof Den Haag (200.109.223/01);
- het tussenvonnis van 27 augustus 2014, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 3 december 2014 en de daarin genoemde conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte overlegging producties, van Expo Börse.
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie en in reconventie
(Die Verjährung wird gehemmt durch (…) die Geltendmachung der Aufrechnung des Anspruchs im Prozess). Uit een door Expo Börse overgelegd rechtsgeleerd commentaar (Bamberger/Roth, Kommentar zum Bürgerlichen Gesetzbuch, artikel 204, onder 27) blijkt dat het voeren van het verweer dat er buitengerechtelijke verrekening heeft plaatsgevonden eveneens als een
‘Geltendmachung der Aufrechnung des Anspruchs im Prozess’in de zin van 204 lid 1 sub 5 BGB moet worden aangemerkt. Onweersproken is, dat Expo Börse in haar conclusie van antwoord van 27 januari 2010 in de incassoprocedure het verweer heeft gevoerd dat zij de daarin door Stella ingestelde vordering door middel van een buitengerechtelijke verklaring had verrekend met de onderhavige, door [bedrijf] gecedeerde vorderingen. Aldus heeft Expo Börse de verjaring van die laatste vorderingen ingevolge artikel 204 lid 1 sub 5 BGB op 27 januari 2010 tijdig gestuit.
(Die Hemmung nach Absatz 1 endet sechs Monate nach der rechtskräftigen Entscheidung oder anderweitigen Beendigung des eingeleiteten Verfahrens). In dit geval heeft Expo Börse binnen een termijn van zes maanden na het onherroepelijk geworden arrest van het hof van 18 maart 2014 een nieuwe rechtsvordering ingesteld (namelijk op 23 april 2014), zodat de verjaring gestuit is gebleven en de verjaringstermijn van drie jaren tot op heden nog niet is verstreken. Het verjaringsverweer van Stella slaagt dan ook niet.
‘Der Kunde für die Bayern München Autos (…) den Posten (hat) abgesagt, weil er ihm definitiv zu teuer ist.’kan worden afgeleid dat [bedrijf] wel al een bestelling van een klant had ontvangen (en dus ook moet worden aangenomen dat [bedrijf] hiertegenover een definitieve bestelling bij Stella had geplaatst), verdient dit eveneens een nadere motivering, omdat die mededeling evengoed aldus kan worden verstaan dat de desbetreffende klant het aanbod van [bedrijf] uiteindelijk had afgewezen (en dus nog geen bestelling had geplaatst). De conclusie is dan ook dat Stella ten aanzien van deze tegenvordering niet aan haar stelplicht heeft voldaan. Nadere bewijslevering is bij die stand van zaken niet aan de orde.
‘Sorry aber [bedrijf] hat die 350.000 EU noch nicht freigeben’, in dit licht worden bezien. Stella heeft hiertegenover niet nader toegelicht en onderbouwd dat en zo ja, waarom de stellingen van Expo Börse onjuist zijn en er weldegelijk sprake was van een definitieve koopovereenkomst tussen de betrokken partijen. De enkele stelling dat tot de overgelegde mailcorrespondentie ook behoren ‘
bevestigingen van [naam 3] en Alicotex, dat er een perfecte overeenkomst bestaat die niet is nagekomen door [bedrijf]’, acht de rechtbank in het licht van het gemotiveerde verweer van Expo Börse onvoldoende concreet en gemotiveerd. Het had op de weg van Stella gelegen om dit een en ander in de conclusie van antwoord/eis in reconventie in deze procedure nader toe te lichten en te onderbouwen, maar dat heeft zij nagelaten. Evenmin heeft Stella, tegenover de betwisting daarvan door Expo Börse, nader toegelicht en onderbouwd dat zij vanwege haar betrokkenheid bij de mondelinge overeenkomst tussen [bedrijf] en Alicotex aanspraak maakt op een provisie van 10%.
(‘Konditionen (…) 50% Deposit nach Zahlung des Kunden an Joystar 50% nach Zahlung des Kunden bei Warenübernahme bei PVS an Joystar’)ondersteunt hetgeen Expo Börse hierboven over de overeengekomen betalingsvoorwaarden heeft gesteld. Stella heeft in haar conclusie in deze procedure ook niet meer op dit verweer van Expo Börse gereageerd, maar slechts volstaan met een herhaling van de summiere toelichting in de conclusie van 18 mei 2011. Aldus zal, bij gebrek aan een voldoende gemotiveerde betwisting, met Expo Börse als vaststaand worden aangenomen dat partijen waren overeengekomen dat [bedrijf] pas aan Stella zou betalen na betaling door de klant en dat Stella aldus ten onrechte op 28 mei 2008 een vooruitbetaling van [bedrijf] vorderde. Tegen deze achtergrond valt zonder nadere toelichting, die zoals gezegd ontbreekt, niet in te zien dat [bedrijf] tegenover Stella tekort is geschoten door die betreffende factuur niet te betalen. Aldus valt bij gebreke van een nadere toelichting evenmin in te zien dat het niet doorgaan van de levering in dit geval aan [bedrijf] zou zijn te wijten.
- griffierecht verlof 10 april 2014: € 608,-;
- salaris één verzoekschrift: € 894,- (1 punt x liquidatietarief € 894,-)
- deurwaarderskosten: € 770,90 (kosten betekening beslagrekest d.d. 1 april 2014 worden afgewezen)
in conventiebegroot op € 93,80 aan explootkosten, € 2.613,- aan griffierecht en € 1.788,- aan salaris advocaat (2 punten x liquidatietarief € 894,-), aldus in totaal: € 4.494,80.
in reconventieworden begroot op € 894,- aan salaris advocaat (2 punten x liquidatietarief € 894,- x factor 0,5).