Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Huis van Bewaring ‘Zwaag’ te Zwaag,
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
- de beslissing zal hem na overlevering onverwijld persoonlijk worden betekend en
- de betrokkene zal na de betekening van de beslissing uitdrukkelijk worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of ene procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing en
- de betrokkene zal geïnformeerd worden over de termijn waarover hij beschikt om verzet of hoger beroep aan te tekenen, namelijk 15 dagen.
vervolgingvan de opgeëiste persoon, in verband met het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van België strafbaar feit.
4.Strafbaarheid; Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de OLW
7.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a OLW
- het onderzoek in België is aangevangen;
- De verdovende middelenn in België in beslag zijn genomen;
- De verdovende middelen voor de Belgische markt waren bestemd en daarom de Belgische rechtsorde is geschaad.
8.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 9 OLW
ne bis in idem-beginsel. In Nederland wordt de opgeëiste persoon vervolgd voor het voorhanden hebben van 8 kg verdovende middelen. Uit het Belgische vonnis blijkt dat het aantreffen van deze verdovende middelen is meegenomen voor het bewijs en dat de straf van de opgeëiste persoon dus ook is opgelegd op basis van het bezit van 8 kilogram verdovende middelen in Nederland.
ne bis in idem-beginsel nu het in de Nederlandse strafzaak om een andere pleegdatum en een andere pleegplaats gaat dan in de Belgische stafzaak. Vermoedelijk gaat het dan ook om andere verdovende middelen nu zij op een andere datum bij de opgeëiste persoon zijn aangetroffen.
9.Slotsom
10.Toepasselijke wetsbepalingen
11.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan de eerste substituut procureur des Konings verbonden aan het Parket van de procureur des Konings West-Vlaanderen, afdeling Brugge (België) ten behoeve van het in België tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek in verband met het nog niet onherroepelijke vonnis wegens het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.