ECLI:NL:RBAMS:2015:5237

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 juli 2015
Publicatiedatum
17 augustus 2015
Zaaknummer
C/13/590361 / KG ZA 15-862
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verbod op executoriale verkoop van de inboedel van een hotel in kort geding

In deze zaak, die op 15 juli 2015 door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam is behandeld, vorderde Di-Ann Hotel Management B.V. (hierna: Di-Ann c.s.) opheffing van het beslag op de hotelinventaris van het Di-Ann Hotel. Dit beslag was gelegd door [gedaagde 1] c.s., voormalige vennoten van de ontbonden vennootschap onder firma Di-Ann Hotel. Di-Ann c.s. stelde dat het beslag nietig was, omdat de in beslag genomen zaken onvoldoende specifiek waren omschreven en dat de betekening van het vonnis niet correct was uitgevoerd. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat het beslag voldoende specifiek was omschreven en dat de betekening aan de groep [A] correct was uitgevoerd. De voorzieningenrechter weigerde de gevraagde voorzieningen en veroordeelde Di-Ann c.s. in de proceskosten van [gedaagde 1] c.s. De uitspraak benadrukt het belang van correcte beslaglegging en betekening in civiele procedures, en bevestigt dat een conservatoir beslag kan overgaan in een executoriaal beslag zodra er een executoriale titel is verkregen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/590361 / KG ZA 15-862 MW/EB
Vonnis in kort geding van 15 juli 2015
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DI-ANN HOTEL MANAGEMENT B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats eiser 2] ,
eisers bij conceptdagvaarding,
advocaten mr. L.J.L. Heukels en mr. H.J. Visser te Haarlem,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te Amsterdam,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats gedaagde 2] ,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats gedaagde 3] ,
gedaagden, vrijwillig verschenen,
advocaat mr. J.N.M. van Trigt te Amsterdam.
Eisers zullen hierna gezamenlijk Di-Ann c.s. en afzonderlijk Di-Ann Hotel Management en [eiser 2] worden genoemd. Gedaagden zullen gezamenlijk worden aangeduid als [gedaagde 1] c.s. en afzonderlijk als [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] .

1.De procedure

Ter terechtzitting van 15 juli 2015 heeft Di-Ann c.s. gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte conceptdagvaarding. [gedaagde 1] c.s. heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht en hun standpunten toegelicht. In verband met de spoedeisendheid van de zaak is de beslissing gegeven op 15 juli 2015. Het hierna volgende bevat de uitwerking daarvan en is, zoals ter zitting aangekondigd, opgemaakt op 5 augustus 2015.
Ter zitting waren namens Di-Ann c.s. aanwezig mr. Heukels en mr. Visser. Aan de zijde van [gedaagde 1] c.s. waren aanwezig [gedaagde 1] en mr. Van Trigt.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde 1] c.s. en [eiser 2] zijn allen voormalige vennoten van de per 31 december 2003 ontbonden vennootschap onder firma Di-Ann Hotel, welke vennootschap in het verleden het hotel Di-Ann aan de Raadhuisstraat in Amsterdam (hierna ook wel: het Hotel) exploiteerde. Tussen de vennoten – te verdelen in de groep [gedaagde 1] en de groep [A] , waartoe [eiser 2] behoort – is een geschil ontstaan, waarover meerdere gerechtelijke procedures zijn en worden gevoerd. Daarbij zijn het hotelbedrijf en alle daartoe behorende goederen en zaken door de rechter aan de groep [A] toegedeeld. Inmiddels is sinds 2 november 2012 Di-Ann Hotel Management eigenaar van het Hotel.
2.2.
Op 17 november 2003 heeft [gedaagde 1] c.s. in zijn hoedanigheid van vennoot van de v.o.f. Di-Ann Hotel ten laste van de groep [A] conservatoir beslag gelegd op de inventaris van het Hotel. De voorzieningenrechter te Amsterdam had daarvoor op 7 november 2003 verlof verleend. In het exploot van beslaglegging, dat is betekend op het adres van het Hotel, staat als adres van [eiser 2] de [adres in het buitenland] vermeld. Verder staat in het exploot vermeld dat de deurwaarder heeft gesproken met [X] , één van de medebeslagenen, en dat deze heeft verklaard dat op de betreffende zaken geen ander beslag rust. De inventaris is in het proces-verbaal als volgt omschreven:
“de hotelinventaris, bestaande uit (onder meer)
(in de 42 kamers, dus alles in 42-voud:)
- een of meerdere bedden
- kleurentelevisie
- telefoon
- Elsafe kluis
- lamp
- tafel met twee stoelen
- mini-bar
(in de ontbijtzaal:)
- twee Sony plasma-kleurentelevisies
- 18 houten tweepersoons ontbijttafels met glasplaat en v[weggevallen, vzr.]
- 36 houten stoelen met lederen zitting
- koelvitrine
- twee Rowlett Premier toastapparaten
- twee dubbele koffiezetapparaten
- voorraad servies, bestek en glaswerk
- twee ontbijtbuffetten (dressoir)
- diverse verlichting in kaarsvorm (o.m. drie kroonluchte[weggevallen, vzr.]
- zes balkontafels (metaal) met 16 stoelen (metaal/riet)
- gordijnen (bordeaux-/cremekleurig)
- diverse plantenbakken
(bij de receptie:)
- balie
- vijf wereldklokken
- computer
- telefooncentrale
- brandblusapparaat
- rode loper
- Ricoh kopieermachine
- KPN telecom faxapparaat
(in de keuken:)
- Samsung koel-/vriesapparatuur
- drie Numatic stofzuiger
- Bosch magnetron
- vaatwasmachine.”
2.3.
Het beslag op de hotelinventaris is aan de gerequireerden overbetekend op 20 november 2003.
2.4.
Bij vonnis van 26 februari 2014, uitvoerbaar bij voorraad (hierna: het Vonnis), heeft de rechtbank Amsterdam de groep [A] hoofdelijk veroordeeld om aan [gedaagde 2] een bedrag van in hoofdsom € 487.500,00 te betalen, aan [gedaagde 3] een bedrag van in hoofdsom € 314.122,00 en aan [gedaagde 1] een bedrag van in hoofdsom
€ 42.500,00. Het Vonnis wordt in hoger beroep aangevochten door onder meer [eiser 2] .
2.5.
Bij exploot van 25 juni 2015 heeft [gedaagde 1] c.s. aan [eiser 2] – volgens het exploot feitelijk verblijvende te Amsterdam – aangezegd dat de in beslaggenomen inventaris in het openbaar zal worden verkocht op 16 juli 2015 te 09.00 uur. Een afschrift van het exploot is achtergelaten op het adres van het hotel.
2.6.
Op 7 maart 2014 is het Vonnis op verzoek van [gedaagde 1] c.s. betekend aan de groep [A] . In dit exploot staat vermeld dat [eiser 2] geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland en daarbuiten heeft.

3.Het geschil

3.1.
Di-Ann c.s. vordert, kort gezegd:
primair
opheffing dan wel nietigverklaring van het beslag op de hotelinventaris;
subsidiair
[gedaagde 1] c.s. te veroordelen de executie van het Vonnis te staken en gestaakt te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
meer subsidiair
te bepalen dat de executie niet zal mogen worden voortgezet voordat een uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest daarvoor grond zal bieden, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
in alle gevallen
[gedaagde 1] c.s. hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met rente.
3.2.
Aan zijn vordering legt Di-Ann c.s. ten grondslag, samengevat weergegeven, dat de in beslag genomen zaken in het proces-verbaal van beslaglegging onvoldoende specifiek zijn omschreven, waardoor niet kan worden vastgesteld wat er nu precies onder het beslag valt. Di-Ann c.s. stelt verder dat het beslagexploot niet op de juiste wijze is overbetekend en dat het Vonnis in het geheel niet aan hem is betekend. Di-Ann c.s. stelt in ieder geval niet te beschikken over de vereiste betekeningsexploten. Gevolg van een en ander is, aldus Di-Ann c.s., dat het conservatoir beslag nietig is, of in ieder geval niet executoriaal is geworden. Daarbij komt volgens Di-Ann c.s. nog dat in de periode tussen de beslaglegging en de overname van het hotel door Di-Ann Hotel Management de beslagen roerende zaken zijn vervangen. Deze nieuwe inboedel is eigendom van Di-Ann Hotel Management, die geen partij is in het conflict tussen [gedaagde 1] c.s. en de groep [A] , en valt niet onder het beslag. Executieverkoop van deze goederen levert volgens Di-Ann c.s. een onrechtmatige daad jegens Di-Ann Hotel Management op. Om al deze redenen stelt Di-Ann c.s. er een spoedeisend belang bij te hebben dat de op 16 juli 2015 geplande executieverkoop niet doorgaat.
3.3.
[gedaagde 1] c.s. voert verweer, waarop voor zover van belang bij de beoordeling zal worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vooraf verdient het volgende opmerking. Op 25 juni 2015 heeft [gedaagde 1] c.s. aangekondigd dat hij op 16 juli 2015 tot openbare verkoop zal overgaan. Een kopie van het exploot waarbij deze verkoop is aangezegd, is achtergelaten in het Hotel. De onderhavige procedure is zeer kort – iets meer dan een werkdag – voor de geplande executieverkoop aanhangig gemaakt. Voor zover Di-Ann c.s. van mening is onvoldoende tijd te hebben gehad om in deze procedure haar stellingen met stukken te staven, geldt dat zij dit niet aan [gedaagde 1] c.s. kan tegenwerpen.
4.2.
Partijen twisten over de vraag of het beslag op de inventaris van het hotel kan worden uitgewonnen. Di-Ann c.s. stelt dat dit niet mogelijk is, om verschillende redenen.
4.3.
De eerste door Di-Ann c.s. aangevoerde reden is dat de in beslag genomen zaken onvoldoende nauwkeurig zijn omschreven in het proces-verbaal van beslaglegging. In deze zienswijze wordt Di-Ann c.s. niet gevolgd. Vooralsnog verwacht de voorzieningenrechter dat de deurwaarder aan de hand van dat exploot zal kunnen bepalen welke zaken onder het beslag vallen.
4.4.
Het beslagexploot voldoet volgens Di-Ann c.s. verder niet aan de wettelijke vereisten, omdat daarin staat vermeld dat de deurwaarder heeft gesproken met [X] één van de medebeslagenen. Di-Ann c.s acht het onmogelijk dat dit gesprek heeft plaatsgevonden, omdat [X] in [naam land] woont, in ieder geval na 2003 niet meer in Amsterdam is geweest en alleen [taal] spreekt.
Vooralsnog is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende reden om te betwijfelen dat de deurwaarder heeft gesproken met [X] . Di-Ann c.s. heeft haar stellingen ten aanzien van [X] niet met stukken gestaafd. Bovendien dateert het beslag uit 2003, volgens Di-Ann c.s. zelf het laatste jaar waarin [X] in Amsterdam is geweest.
4.5.
Met zijn stelling dat het beslagexploot binnen drie dagen na beslaglegging had moeten worden betekend aan het parket van de officier van justitie omdat [eiser 2] een bekende woonplaats in [naam land] had, miskent Di-Ann c.s. dat ten aanzien van vennootschappen onder firma de betekening kan geschieden aan hun kantoor, dat wil zeggen de plaats waar het bedrijf feitelijk wordt uitgeoefend. In dit geval was dat het Hotel. Van een onjuiste betekening of een nietig beslag is al met al geen sprake, zodat er geen grond is om dat beslag op te heffen of nietig te verklaren, zoals Di-Ann c.s. primair vordert.
4.6.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde 1] c.s. met het Vonnis over een executoriale titel beschikt. Zij twisten echter over de vraag of het conservatoire beslag op de inboedel van het hotel is overgegaan in een executoriaal beslag. Blijkens het bepaalde in artikel 704 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering gaat een conservatoir beslag over in een executoriaal beslag zodra de beslaglegger in de hoofdzaak een executoriale titel heeft verkregen, mits die titel – voor zover hier van belang – aan de beslagene is betekend.
4.7.
Ter zitting heeft [gedaagde 1] c.s. het exploot overgelegd waarbij het Vonnis aan de groep [A] is betekend. Vooralsnog is er – anders dan Di-Ann c.s. meent – onvoldoende grond om te twijfelen aan de constatering van de deurwaarder dat [eiser 2] en zijn medebeslagenen op dat moment geen vaste woon- of verblijfplaats binnen of buiten Nederland hadden. Dat ten tijde van de beslaglegging in 2003 en Vonniswijzing in februari 2014 adressen bekend waren van de groep [A] , hoeft immers nog niet te betekenen dat de leden van deze groep nog steeds woonachtig zijn op die adressen. Zij kunnen zich sedertdien hebben laten uitschrijven. Di-Ann c.s. heeft geen enkel stuk overgelegd waaruit blijkt dat [eiser 2] en zijn medebeslagenen nog steeds woonachtig zijn op de destijds bekende adressen. Met het voorgaande is de grond komen te ontvallen aan de stelling van Di-Ann c.s. dat het Vonnis niet aan de beslagenen is betekend. Daarmee is onvoldoende aannemelijk geworden dat het beslag niet executoriaal is geworden.
4.8.
Het beroep van Di-Ann c.s. op kennelijke juridische misslagen wordt verworpen. Daargelaten dat gesteld noch gebleken is dat het Vonnis een kennelijke misslag bevat – de misslagen zouden fouten bij de betekening zijn – geldt dat uit het voorgaande niet aannemelijk is geworden dat bij de betekening de wettelijke regels niet in acht zijn genomen.
4.9.
Dat Di-Ann Hotel Management bij verkoop van de hotelinventaris haar zaak niet verder kan drijven, is niet een noodtoestand zoals bedoeld in het arrest Ritzen/Hoekstra (HR 22 april 1983, NJ 1984, 145). Voor zover juist is dat het Hotel sinds 2 november 2012 wordt gedreven door Di-Ann Hotel Management – een vennootschap waarvan een broer van [eiser 2] statutair directeur is – en zij de onderneming inclusief de inventaris heeft gekocht, geldt dat een beslag niet komt te vervallen door vervreemding van het beslagen goed. Di-Ann Hotel Management kan dan ook niet aan [gedaagde 1] c.s. tegenwerpen dat zij het Hotel mét inventaris heeft gekocht. Voor zover Di-Ann Hotel Management schade zal ondervinden van de executieverkoop, dient zij haar pijlen te richten op degene van wie zij de beslagen inventaris heeft gekocht, indien deze het bestaan van het beslag voor haar heeft verzwegen.
4.10.
De stelling van Di-Ann c.s. dat de in 2003 beslagen inboedel van het Hotel nadien is vervangen en de nu aanwezige inboedel eigendom is van Di-Ann Hotel Management, is niet met stukken gestaafd. Tegenover de betwisting door [gedaagde 1] c.s. heeft Di-Ann c.s. dan ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de complete huidige inboedel een andere is dan de beslagen inboedel. Dat neemt niet weg dat als de deurwaarder op 16 juli 2015 aanstonds constateert dat in het hotel aanwezige inboedelgoederen zijn aangekocht ná de beslaglegging of – bijvoorbeeld in geval van televisies – van een model zijn dat pas na 2003 op de markt is gekomen, deze niet executoriaal mogen worden verkocht omdat deze niet onder het beslag vallen. Ook [gedaagde 1] c.s. gaat ervan uit dat de deurwaarder aldus zal handelen, zo heeft mr. Van Trigt ter zitting verklaard. Als achteraf toch mocht blijken dat niet beslagen eigendommen van Di-Ann Hotel Management zijn verkocht, zal zich dat moeten vertalen in een schadevergoeding.
4.11.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal Di-Ann c.s. worden veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde 1] c.s., welke kosten worden begroot als in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt Di-Ann c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 1] c.s. tot op heden begroot op € 285,00 aan griffierecht en € 816,00 aan salaris advocaat,
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Walraven, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. E. van Bennekom, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2015. [1]

Voetnoten

1.type: eB