Beoordeling
2. Kern van het geschil tussen partijen wordt gevormd door de vraag of bij toepassing van de korting van artikel 134 Pw onderscheid gemaakt mag worden tussen pensioen-rechten en -aanspraken van deelnemers van een wel en een niet bijstortende werk-gever, en of het verbod op het zogeheten ‘ringfencing’ van artikel 123 Pw aan een gedifferentieerde korting in de weg staat.
3. In het verlengde hiervan heeft [eiser] nog betoogd dat in onderhavig geval de kortingsmaatregelen niet evenwichtig zijn geweest, dat zijn belangen niet evenwichtig zijn behartigd en dat van PMA meer had kunnen worden verwacht om FESE te bewegen ten behoeve van [eiser] bij te storten.
Gedifferentieerd korten
4. Uit hoofde van artikel 123 Pw is een pensioenfonds dat voor meerdere werkgevers pensioenregelingen uitvoert, gehouden om de ingelegde vermogens als één geheel te beschouwen, zodat een dekkingstekort van de één kan worden opgelost door de reserves van het totale fonds. Dit principe van ‘kruisbestuiving’ berust op onderlinge solidariteit en brengt mee dat het vermogen van een pensioenfonds als PMA als één geheel wordt aangemerkt voor alle pensioenaanspraken en -rechten van alle deelnemers van alle aangesloten ondernemingen. PMA heeft zich daaraan ook gehouden, nu vaststaat dat er geen (administratief) afgescheiden vermogens hebben bestaan voor de afzonderlijke ondernemingen, waarvoor PMA de verschillende pensioenregelingen uitvoert c.q. uitvoerde.
5. Dit uitgangspunt brengt echter niet mee dat PMA geen onderscheid mag (of zelfs moet) maken bij de uitvoering van de diverse pensioenregelingen, onder meer op grond van de contractuele of vrijwillige bijstortingsplicht van een aangesloten werk-gever. De wet bepaalt slechts wanneer een pensioenfonds mag korten, maar schrijft niet voor dat het kortingspercentage voor alle deelnemers in het pensioenfonds altijd hetzelfde moet zijn. Zeker niet daar waar - zoals in casu - sprake is van verschillende ondernemingen met meerdere, onderling verschillende pensioenregelingen. Zo’n gebod valt niet in artikel 123 jo 134 Pw te lezen en kan ook niet uit de Parlementaire Geschiedenis worden afgeleid.
6. Bovendien geldt dat PMA als uitgangspunt voor alle deelnemers hetzelfde kortings-percentage van 10,4 % heeft berekend, zodat in beginsel iedere pensioenaanspraak in dezelfde mate zou worden gekort. Dat een deel van de aangesloten werkgevers uit hoofde van de pensioenovereenkomst gehouden was of om andere redenen bereid bleek de gevolgen van de kortingen voor ‘hun’ deelnemers door bijstortingen (gedeeltelijk) te compenseren, doet aan dat uitgangspunt niet af. Dat de compensatie werd gerealiseerd via bijstortingen in PMA, evenmin. Ook een verbod tot bijstorting onder bepaalde voorwaarden - waaronder die als in onderhavig geschil - is niet in de wet terug te vinden en is niet in strijd met het beginsel van kruisbestuiving in artikel 123 Pw .
7. Daar waar alle werkgevers op gelijke wijze de mogelijkheid krijgen ten behoeve van hun deelnemers tot bijstorten over te gaan, kan de kantonrechter niet inzien op welke wijze de in artikel 105 lid 2 Pw voorgeschreven evenwichtige belangenbehartiging van de deelnemers wordt geschaad. PMA heeft voldoende gedaan om ook FESE te bewegen tot bijstorting over te gaan. Dat FESE dat heeft geweigerd kan [eiser] niet aan PMA verwijten. Wat op dit punt nog meer van PMA had kunnen worden verwacht, heeft [eiser] niet verduidelijkt. [eiser] kan in alle redelijkheid niet van PMA vergen dat zij de bijstortingen van andere werkgevers afwijst, omdat deze niet bereid zijn ook voor derden - met wie zij geen verdere relatie hebben dan dat diens pensioenaan-spraken in hetzelfde pensioenfonds zijn ondergebracht - bij te storten.
8. Het vorenstaande impliceert naar het oordeel van de kantonrechter dat PMA de pensioenuitkeringen van onder meer [eiser] heeft mogen korten, zoals zij heeft gedaan. Dit oordeel vindt steun in de zienswijze van DNB, die in de voorgenomen kortingen van PMA van 2013 noch in die van 2014 aanleiding heeft gezien opmerkingen te maken over het verschil in de kortingspercentages.
Aansluiting bij de laatste werkgever
9. Volgens [eiser] had PMA bij bijstorting rekening dienen te houden met de jaren, die [eiser] in dienst van Euronext - een wel bijstortende werkgever - heeft doorgebracht en hem niet (alleen) mogen laten aansluiten bij zijn laatste werkgever FESE, die niet heeft bijgestort.
10. Deze stelling van [eiser] zal worden gepasseerd. Bij de overgang van [eiser] van Euronext naar FESE heeft de laatstgenoemde de bestaande pensioenopbouw voor [eiser] van Euronext overgenomen, voortgezet én afgefinancierd. Daarmee is de pensioenverplichting van Euronext ten aanzien van [eiser] geëindigd en is hij niet meer aan te merken als een deelnemer van Euronext, ook niet in de jaren van zijn dienstverband bij Euronext. PMA heeft dan ook terecht [eiser] niet laten meedelen in de bijstortingen van Euronext. [eiser] heeft dit destijds verzocht omdat het een pensioenbreuk voorkwam en dus voor hem aantrekkelijk was. Het heeft [eiser] een bedrag van ruim € 7.000,00 extra pensioen per jaar opgeleverd. De keerzijde daarvan is dat [eiser] in het kader van de bijstorting niet als pensioengerechtigde van Euronext wordt aangemerkt.
Goedkeuring DNB
11. Tot slot heeft [eiser] nog aangevoerd dat niet blijkt dat DNB de extra kortingsmaat-regel voor de werknemers van Atos, Tijdbeursmedia en FESE heeft goedgekeurd, reden waarom het door voeren van de korting ten aanzien van hem strijdig is met de wet. Deze stelling van [eiser] miskent echter dat DNB op de hoogte is gesteld van de door PMA voorgestelde c.q. voorgenomen kortingen, daar geen opmerkingen bij heeft geplaatst en (derhalve) deze heeft goedgekeurd. Dit volgt uit de brief van DNB van 25 maart 2013. DNB heeft slechts een voorbehoud gemaakt ten aanzien van de
hoogtevan de kortingen; het gedifferentieerd korten zelf heeft DNB niet ter discussie gesteld. Dat is althans uit het voorliggende dossier niet af te leiden en door [eiser] niet nader onderbouwd.
11. Dit alles betekent dat de vordering van [eiser] moet worden afgewezen.
11. Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [eiser] belast met de proceskosten, gevallen aan de zijde van PMA en tot heden begroot zoals in het hierna volgende bepaald.