ECLI:NL:RBAMS:2015:5475

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 augustus 2015
Publicatiedatum
25 augustus 2015
Zaaknummer
EA VERZ 15-587
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens arbeidsongeschiktheid en weigering werkhervatting

In deze zaak heeft CSU Personeel B.V. op 8 juni 2015 een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerster], die sinds 1 april 2014 in dienst was. [verweerster] had zich op 11 augustus 2014 ziek gemeld en was sindsdien arbeidsongeschikt. CSU stelde dat [verweerster] sinds 4 maart 2015 geschikt was om haar werkzaamheden te hervatten, maar dat zij zonder goede reden weigerde om dit te doen. De kantonrechter heeft de zaak op 6 augustus 2015 mondeling behandeld, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat zowel het UWV als de bedrijfsarts van mening waren dat [verweerster] in staat was haar eigen werkzaamheden te hervatten. Ondanks herhaalde oproepen en waarschuwingen van CSU, heeft [verweerster] haar werk niet hervat. De kantonrechter oordeelde dat de verhoudingen tussen CSU en [verweerster] ernstig verstoord waren geraakt door de weigering van [verweerster] om te werken, wat leidde tot de conclusie dat de arbeidsovereenkomst ontbonden moest worden.

De kantonrechter heeft echter geen dringende reden voor ontbinding vastgesteld, aangezien [verweerster] oprecht meende niet in staat te zijn om te werken. Daarom werd de arbeidsovereenkomst ontbonden zonder dat [verweerster] recht had op een vergoeding. De ontbinding gaat in per 1 oktober 2015, en de proceskosten worden door beide partijen zelf gedragen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 4188780 EA VERZ 15-587
beschikking van: 20 augustus 2015
func.: 245

Beschikking van de kantonrechter ex art 7:685 BW

I n z a k e

de besloten vennootschap CSU PERSONEEL B.V.

gevestigd te Uden
verzoekster, nader te noemen: CSU
gemachtigde: mr. R.M. Dessaur
t e g e n

[verweerster]

wonende te [woonplaats]
verweerster, nader te noemen: [verweerster]
gemachtigde: mr. L. Matpanözer

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

CSU heeft op 8 juni 2015 een verzoek ingediend dat strekt tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst. [verweerster] heeft op 3 augustus 2015 een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is mondeling behandeld ter terechtzitting van 6 augustus 2015. CSU is verschenen bij [naam] en de gemachtigde. [verweerster] is verschenen, vergezeld door haar gemachtigde, een tolk en een belangstellende.
Partijen hebben beide hun standpunten nader toegelicht, deels aan de hand van een pleitnota, en vragen van de kantonrechter beantwoord. Na verder debat is beschikking bepaald op heden.

BEOORDELING VAN HET VERZOEK

1. Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
1.1.
CSU is een vennootschap, welke een onderneming drijft die zich bezig houdt met facilitaire dienstverlening (schoonmaak) op de locaties van haar opdrachtgevers. Op de arbeidsovereenkomsten met haar medewerkers is de CAO in de Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf van toepassing.
1.2.
[verweerster] , geboren op [geboortedatum] en thans [leeftijd] jaar oud, is sedert 1 april 2014 in dienst van CSU. [verweerster] werkt 12,5 uur per week. Het salaris bedraagt € 660,40 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag. [verweerster] is werkzaam als medewerker algemeen schoonmaakonderhoud. Voor haar dienstverband met CSU werkte [verweerster] ook al in de schoonmaak; zij is na een locatieoverdracht op grond van de CAO bij CSU in dienst gekomen.
1.3.
[verweerster] verricht haar werkzaamheden in de regio Amsterdam en omstreken. Naast haar werkzaamheden voor CSU heeft [verweerster] ook nog elders een dienstverband. [verweerster] verrichtte haar werkzaamheden goed.
1.4.
Op 11 augustus 2014 heeft [verweerster] zich ziek gemeld met fysieke klachten aan haar linker onderarm en -hand. De bedrijfsarts heeft [verweerster] toen volledig arbeidsongeschikt geacht. Vanaf augustus 2014 heeft [verweerster] diverse keren het pijncentrum van het OLVG bezocht.
1.5.
Op 12 september 2014 heeft de bedrijfsarts [verweerster] geschikt geacht voor passende arbeid. [verweerster] werd in staat geacht lichte werkzaamheden gedurende haar eigen uren te verrichten, bijvoorbeeld afneemwerk. [verweerster] heeft toen het werk niet hervat. Op 14 november 2014 heeft de bedrijfsarts geoordeeld dat [verweerster] inzetbaar was in aangepast werk. Op 11 november 2014 heeft [verweerster] haar werkzaamheden hervat in aangepaste vorm.
1.6.
Op 12 en 17 december 2014 is [verweerster] niet verschenen op de controle bij de bedrijfsarts. Op 19 december 2014 heeft CSU [verweerster] daarvoor een officiële waarschuwing gegeven. [verweerster] is uitgenodigd voor een gesprek met de case-manager. Bij dat gesprek bleek dat [verweerster] in de tussentijd naar Duitsland was geweest voor een behandeling. Bij brief van 9 januari 2015 is [verweerster] daarop aangesproken en is haar meegedeeld dat indien zij zich nogmaals niet zou houden aan het verzuimreglement, haar loon tijdens ziekte zou worden opgeschort.
1.7.
Op 14 januari 2015 is bij een bezoek aan de bedrijfsarts geoordeeld dat werk-hervatting niet mogelijk was. Op 4 maart 2015 heeft de bedrijfsarts geadviseerd dat [verweerster] haar werkzaamheden voor 2,5 uur per dag kon hervatten. [verweerster] heeft zich daar niet in kunnen vinden. CSU heeft met [verweerster] over de arbeidsgeschiktheid (voor passende arbeid) gesproken en [verweerster] geadviseerd een second opinion aan te vragen bij het UWV. [verweerster] heeft het werk niet hervat. Per 5 maart 2015 is de loonbetaling van [verweerster] (voorlopig) opgeschort.
1.8.
Op 17 maart 2015 heeft [verweerster] een second opinion aangevraagd. Het UWV heeft op 7 mei 2015 geoordeeld dat [verweerster] haar eigen werkzaamheden op 5 maart 2015 wel kon doen. Op 8 mei 2015 heeft CSU [verweerster] opgeroepen om op 12 mei 2015 haar werkzaamheden te hervatten. [verweerster] heeft het werk niet hervat, waarvoor zij bij brief van 13 mei 2015 een officiële waarschuwing heeft gekregen en is opgeroepen voor 18 mei 2015.
1.9.
Ook op 18 mei 2015 heeft [verweerster] het werk niet hervat. Bij brief van 21 mei 2015 heeft CSU [verweerster] bericht dat zij een tweede officiële waarschuwing kreeg, het werk op 26 mei 2015 diende te hervatten en dat anders ontslag dreigde.
1.10.
Ook op 26 mei 2015 heeft [verweerster] haar werkzaamheden niet hervat. Bij brief van 28 mei 2015 heeft [verweerster] een laatste officiële waarschuwing gekregen en opgeroepen om op 1 juni 2015 het werk te hervatten. Daarop heeft de (toenmalige) gemachtigde van [verweerster] gereageerd met de stelling dat [verweerster] nog arbeidsongeschikt was, aanspraak gemaakt op loon en CSU aansprakelijk gesteld voor de schade van [verweerster] wegens de loonopschorting.
1.11.
[verweerster] heeft tot heden het werk niet hervat. Het loon is nog steeds opgeschort.

Verzoek en verweer

2. CSU verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen in de zin van een verandering in de omstandigheden van zodanige aard dat de arbeids-overeenkomst tussen partijen billijkheidshalve dadelijk behoort te eindigen. CSU meent dat primair op grond van een dringende reden en subsidiair op grond van een verandering van omstandigheden de arbeidsovereenkomst ontbonden moet worden. Nu dit door toedoen van [verweerster] is ontstaan, komt haar geen vergoeding toe.
3. CSU stelt - kort gezegd - dat volgens de bedrijfsarts en het UWV [verweerster] sinds 4 maart 2015 geschikt en in staat is haar eigen werkzaamheden te verrichten. CSU heeft geen reden dit oordeel in twijfel te trekken. [verweerster] is echter zonder goede reden niet bereid haar werk te hervatten. Inmiddels zijn enkele maanden verstreken en gesprekken, oproepen en de loonstop hebben [verweerster] niet op andere gedachten kunnen brengen. CSU weet niet hoe zij [verweerster] nog tot werken zou kunnen bewegen.
4. Door de ontstane situatie heeft CSU ook geen vertrouwen meer in vruchtbare samen-werking met [verweerster] . [verweerster] had vanuit haar positie en na diverse waarschuwingen duidelijk beter moeten weten en zich moeten onthouden van haar handelwijze en met een nadere onderbouwing moeten komen voor haar arbeidsongeschiktheid. [verweerster] heeft geen bewijs daarvan aangedragen. Integendeel, ook haar behandeld arts zegt dat [verweerster] de normale dagelijkse bezigheden moet hervatten.
5. [verweerster] kan zich niet met de ontbinding verenigen en betwist dat er een gewichtige reden is voor ontbinding van haar arbeidsovereenkomst, in de door CSU bedoelde zin. Voor het geval de kantonrechter de arbeidsovereenkomst zal ontbinden, verzoekt [verweerster] haar een vergoeding van € 11.220,- bruto ten laste van CSU toe te kennen. De in het verweer daarnaast gevraagde transitievergoeding heeft [verweerster] ter zitting laten vallen.
6. [verweerster] voert - kort gezegd - aan dat zij nog steeds arbeidsongeschikt is en haar werkzaamheden niet kan doen. [verweerster] bestrijdt de conclusie van het deskundigen-oordeel van mei 2015 en het advies van de bedrijfsarts van maart daaraan voorafgaand. [verweerster] heeft steeds getracht haar werk te hervatten, maar dat was voor haar eenvoudigweg niet mogelijk. Zij wordt voor haar klachten nog steeds behandeld door het pijncentrum van het OLVG.
7. [verweerster] beroept zich op de reflexwerking van het opzegverbod tijdens ziekte. Het ontbindingsverzoek staat op gespannen voet met de bescherming die aan de arbeidsongeschikte werknemer toekomt. CSU probeert op goedkope wijze van [verweerster] af te komen. Dat valt CSU ernstig te verwijten.
8. Nu de eventuele noodzaak van de ontbinding is gelegen in de handelswijze van CSU, maakt [verweerster] aanspraak op een vergoeding van € 11.220,- bruto, ook gelet op haar leeftijd, haar arbeidsduur in de schoonmaak en haar eenzijdig arbeidsverleden.

Beoordeling

9. Anders dan [verweerster] mogelijk meent, is de toets in deze procedure niet of [verweerster] door ziekte niet in staat is haar werkzaamheden te hervatten, maar of de omstandigheden van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen. Met andere woorden of het in alle redelijkheid van CSU gevergd kan worden het dienstverband met [verweerster] voort te zetten. De kantonrechter overweegt daartoe als volgt.
10. Uit de wederzijds ingediende stukken en hetgeen ter zitting met partijen is besproken, volgt dat zowel het UWV als de bedrijfsarts en de behandeld arts van [verweerster] van oordeel zijn dat zij (in het kader van reïntegratie) haar eigen werkzaamheden zou moeten hervatten. Uit geen enkel ingebracht medisch stuk kan worden afgeleid dat [verweerster] niet tot werkhervatting in staat is. Dat [verweerster] nog steeds reële pijnklachten heeft, maakt dat niet anders. De artsen zijn daarvan op de hoogte en hebben dat meegenomen in hun advies. Van dat advies dient CSU - en ook de kantonrechter - uit te gaan.
11. Voorts blijkt dat CSU op velerlei manieren en met groot geduld heeft getracht [verweerster] tot werkhervatting te bewegen. Dat zulks niet gelukt is, valt CSU niet te verwijten. [verweerster] is gewaarschuwd, bij herhaling opgeroepen en zelfs de loonstop brengt [verweerster] niet tot andere gedachten. [verweerster] weigert haar werk weer op te nemen.
12. Deze handelwijze, die aldus niet door de behandeld of controlerende artsen worden geadviseerd, brengt mee dat de verhoudingen tussen CSU en [verweerster] ernstig verstoord zijn geraakt. De arbeidsovereenkomst van [verweerster] zal derhalve worden ontbonden.
Nu de kantonrechter ervan uitgaat dat [verweerster] oprecht meent dat zij haar werkzaam-heden niet
kanverrichten, acht de kantonrechter een ontbinding op grond van een dringende reden niet redelijk.
13. Daarmee rijst de vraag of aan [verweerster] een vergoeding dient te worden toegekend. De kantonrechter acht dat niet het geval, nu de ontstane situatie in de risicosfeer van [verweerster] valt.
14. Nu op verzoek van CSU de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden en daarbij aan [verweerster] geen vergoeding wordt toegekend, zal CSU geen termijn hoeven te krijgen waarbinnen zij haar verzoek kan intrekken.
15. Er zijn - mede gelet op het bepaalde in aanbeveling 3.8 van de kantonrechtersformule - termen om de kosten tussen partijen te compenseren.

BESLISSING

De kantonrechter:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 oktober 2015;
bepaalt dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gegeven door mr. M.V. Ulrici, kantonrechter en in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2015 in aanwezigheid van de griffier.
De griffier
De kantonrechter