In deze zaak heeft CSU Personeel B.V. op 8 juni 2015 een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerster], die sinds 1 april 2014 in dienst was. [verweerster] had zich op 11 augustus 2014 ziek gemeld en was sindsdien arbeidsongeschikt. CSU stelde dat [verweerster] sinds 4 maart 2015 geschikt was om haar werkzaamheden te hervatten, maar dat zij zonder goede reden weigerde om dit te doen. De kantonrechter heeft de zaak op 6 augustus 2015 mondeling behandeld, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat zowel het UWV als de bedrijfsarts van mening waren dat [verweerster] in staat was haar eigen werkzaamheden te hervatten. Ondanks herhaalde oproepen en waarschuwingen van CSU, heeft [verweerster] haar werk niet hervat. De kantonrechter oordeelde dat de verhoudingen tussen CSU en [verweerster] ernstig verstoord waren geraakt door de weigering van [verweerster] om te werken, wat leidde tot de conclusie dat de arbeidsovereenkomst ontbonden moest worden.
De kantonrechter heeft echter geen dringende reden voor ontbinding vastgesteld, aangezien [verweerster] oprecht meende niet in staat te zijn om te werken. Daarom werd de arbeidsovereenkomst ontbonden zonder dat [verweerster] recht had op een vergoeding. De ontbinding gaat in per 1 oktober 2015, en de proceskosten worden door beide partijen zelf gedragen.