4.2.1Het standpunt van de officier van justitie
Op basis van de aangiften van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , verscheidene getuigenverklaringen en het proces-verbaal van bevindingen inzake de chatgeschiedenis tussen [slachtoffer 2] en verdachte, acht de officier van justitie bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan. Zij heeft voorts aangevoerd dat een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde als bewijsmiddel voor het onder 3 ten laste gelegde kan dienen, gezien de gelijkenissen tussen de zaken.
4.2.2Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten bepleit. De feiten steunen slechts op (ongeloofwaardige) verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Ten aanzien van [slachtoffer 1] :
De verklaring van [naam 4] dat zij van verdachte heeft gehoord dat hij seks had gehad met [slachtoffer 1] , is eerst afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris, twee jaren na de ten laste gelegde pleegperiode. Als verdachte dit al zou hebben gezegd, zou dit ook kunnen zijn geweest om op te scheppen. Andersoortig, meer tastbaar bewijs dat wijst op een seksuele relatie tussen verdachte en [slachtoffer 1] is niet voorhanden. De stelling dat [slachtoffer 1] één of meer seksueel overdraagbare aandoeningen heeft opgelopen via verdachte wordt niet ondersteund door enig ander bewijsmiddel. Uit de aan de rechtbank overgelegde medische verklaringen volgt in ieder geval dat bij verdachte geen van dergelijke aandoeningen zijn geconstateerd. Het screenshot dat door [slachtoffer 1] aan de politie is overhandigd en waarop een bericht van verdachte te zien zou zijn, luidende “Eerst neuken dan is het goed daarna gelijk ruzie kan niet he”, kan ook geen steunbewijs vormen. Er is niet vastgesteld dat dit bericht aan [slachtoffer 1] gericht zou zijn.
Ten aanzien van [slachtoffer 2] :
De verklaringen van [slachtoffer 2] bevatten zoveel tegenstrijdigheden en ongeloofwaardigheden dat deze niet kunnen worden gebruikt als bewijs. Haar verklaring dat zij eerst in januari 2014 seks heeft gehad met verdachte wordt weersproken door haar eigen verklaring bij de rechter-commissaris dat zij vanaf 26 november 2013 in ieder geval een aantal maanden geen contact met verdachte heeft gehad. De chatgesprekken tussen [slachtoffer 2] en verdachte kunnen evenmin bijdragen aan het bewijs. Die gesprekken vonden plaats in begin november 2013.
4.2.3Het oordeel van de rechtbank
Seks met [slachtoffer 1] :
De aangifte van [slachtoffer 1] is helder en wordt ondersteund door de verklaring van [naam 5] dat verdachte haar “vieze verhalen” vertelde, waaronder “dat [slachtoffer 1] haar vagina, hij noemt het kutje, dat dat zo wijd is dat het binnenste naar buiten komt als je seks met haar hebt”.
De rechtbank ziet geen enkele reden om te twijfelen aan de verklaring van [naam 5] .
Gezien de aangifte van [slachtoffer 1] en de uitspraken die verdachte jegens [naam 5] heeft gedaan, is vast komen te staan dat verdachte ten minste eenmaal seks met [slachtoffer 1] heeft gehad. Die vaststelling gaat niet samen met de ontkennende verklaring van verdachte, welke verklaring – bij gebrek aan enige aanwijzing dat verdachtes verklaring kloppend zou zijn – door de rechtbank als ongeloofwaardig wordt beschouwd.
Nu [slachtoffer 1] op 9 augustus 2013 naar [een instelling] is gegaan en er vanaf in ieder geval die datum geen seksueel contact tussen [slachtoffer 1] en verdachte heeft plaatsgevonden, kan die datum als einddatum van de pleegperiode worden beschouwd. De rechtbank acht gelet op het voorgaande bewezen dat verdachte meermalen seks heeft gehad met [slachtoffer 1] in de periode van 1 mei 2013 tot en met 9 augustus 2013.
Seks met [slachtoffer 2] :
Geloofwaardigheid [slachtoffer 2]
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 2] geloofwaardig en bruikbaar zijn als bewijs. Ondanks de door de raadsman aangedragen vaagheden of inconsistenties in de verklaringen van [slachtoffer 2] ten aanzien van “het lijstje” en het benaderen voor seks met toeristen, komt uit die verklaringen eenduidig naar voren de stelling van [slachtoffer 2] dat zij meerdere malen seks heeft gehad met verdachte. Dat [slachtoffer 2] door anderen in het dossier is bestempeld als ‘leugenaar’ doet daar niet aan af, nu haar stelling wordt ondersteund door de hiervoor genoemde verklaring van [naam 5] , de verklaring van [naam 6] en door een objectief bewijsmiddel, namelijk het Facebook-chatgesprek tussen verdachte en [slachtoffer 2] .
Chatgesprek
Blijkens het chatgesprek heeft verdachte op 10 november 2013 aan [slachtoffer 2] gevraagd of zij er zeker van was dat zij naar verdachte zou komen. In reactie op haar bevestiging heeft verdachte tegen haar gezegd dat zij zich goed moest wassen. Ter terechtzitting heeft verdachte, toen hem werd gevraagd naar het chatgesprek, verklaard: “Dat was heel onbeschoft van mij. Respectloos. Bijvoorbeeld dat ik zei dat ze zich beneden goed moest wassen. U vraagt mij of het over seksuele zaken ging. Dat klopt.” Volgens verdachte kan daaruit niet worden afgeleid dat verdachte seks met [slachtoffer 2] heeft gehad, maar de rechtbank ziet dat anders. Niet alleen bevat het chatgesprek meerdere seksueel geladen boodschappen, maar ook wordt veelvuldig gesproken over (geplande) ontmoetingen tussen verdachte en [slachtoffer 2] . De opmerking van verdachte over het wassen, zijn verklaring ter terechtzitting daarover en de algehele inhoud van het chatgesprek, in onderlinge samenhang bezien, duiden op een intentie van verdachte en [slachtoffer 2] om elkaar te ontmoeten en seks te hebben.
De intentie die blijkt uit het chatgesprek bevestigt de stelling van [slachtoffer 2] dat zij seks heeft gehad met verdachte en ontkracht de ontkennende verklaring van verdachte. Te meer, nu verdachte ter terechtzitting ook heeft verklaard dat hij “altijd zo lief en aardig” is geweest, welke stelling eveneens wordt weersproken door genoemd chatgesprek.
Periode
De rechtbank gaat voorbij aan het feit dat [slachtoffer 2] over de periode waarin zij voor het eerst seks had met verdachte heeft verklaard: “volgens mij in januari”, terwijl er in die periode kennelijk geen contact was tussen verdachte en [slachtoffer 2] . Dat [slachtoffer 2] niet precies meer wist wanneer zij voor het eerst seks had met verdachte, doet namelijk niets af aan het bewijs dat dit seksueel contact heeft plaatsgevonden. De stelligheid waarmee [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij en verdachte seksueel contact hadden en de uitlatingen van verdachte in genoemd chatgesprek zijn daarbij van doorslaggevend belang.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande bewezen dat verdachte meermalen seks heeft gehad met [slachtoffer 2] in de periode van 1 december 2013 tot en met 1 juli 2014.
Ontucht
Onder bepaalde omstandigheden kan het ontuchtig karakter aan seksuele contacten tussen volwassenen en personen tussen twaalf en zestien jaren ontbreken, maar dat is in casu niet het geval. Er was immers sprake van een aanzienlijk leeftijdsverschil tussen verdachte en de slachtoffers, namelijk ten minste elf jaar, en er was blijkens het dossier geen sprake van een gelijkwaardige, affectieve relatie. Verdachte had reeds door genoemd leeftijdsverschil overwicht en hield de afhankelijke positie van de slachtoffers in stand door hen telkens aan te trekken en af te stoten. De jonge, verliefde slachtoffers waren niet tegen de verleidingen en manipulatieve toon van verdachte bestand.
De rechtbank heeft meegewogen dat ook door de slachtoffers, in ieder geval door [slachtoffer 2] , contact met verdachte is gezocht. Het is echter een feit van algemene bekendheid dat meisjes van veertien of vijftien nog in ontwikkeling zijn, zo ook op het gebied van seksualiteit. Verdachte had beter moeten weten en moeten afzien van seksueel contact met de meisjes, welk contact gelet op het voorgaande in strijd was met de sociaal-ethische norm en derhalve een ontuchtig karakter had.
Leeftijd van de slachtoffers
Ten overvloede wijst de rechtbank erop dat het feit dat verdachte heeft ontkend te hebben geweten dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] nog geen zestien jaren oud waren toen hij contact met hen had, niet afdoet aan een bewezenverklaring van het onder 2 en 3 ten laste gelegde. De leeftijd vormt een geobjectiveerd bestanddeel, waarover verdachte geen wetenschap hoefde te hebben. De vaststelling dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] nog geen zestien jaren oud waren ten tijde van het ten laste gelegde is voldoende voor een bewezenverklaring daarvan.
Op genoemde gronden acht de rechtbank bewezen hetgeen onder 2 en 3 is ten laste gelegd.