Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 september 2015 in de zaak tussen
[naam] , te [woonplaats] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
,stelt afkomstig te zijn uit Algarije en heeft geen rechtmatig verblijf in Nederland. Eiser stelt dat hij op 29 november 2013 een formulier heeft ondertekend en ingeleverd ten behoeve van opvang in de Havenstraat (de zogenoemde Vluchthaven). Eiser is vervolgens opgevangen in het Arkingebouw op het Surinameplein (de Jellinek). Op 28 december 2013 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen de voorwaarden van de opvang. Dit bezwaarschrift is door verweerder, blijkens het primaire besluit, in overleg met het kantoor van de gemachtigde aangemerkt als aanvraag om opvang als bedoeld in de Wmo. Op 25 januari 2014 heeft eiser verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op de aanvraag van 29 november 2013.
Voor zover de ingebrekestelling van 16 augustus 2014 ziet op het bezwaarschrift van 28 december 2013 overweegt de rechtbank dat dit bezwaarschrift evenmin in deze procedure voorligt.
Voor zover de ingebrekestelling van 16 augustus 2014 ziet op het bezwaarschrift van 11 maart 2014 overweegt de rechtbank dat eiser op 11 maart 2014 geen bezwaarschrift heeft ingediend.
Voor zover de ingebrekestelling van 16 augustus 2014 ziet op het te laat beslissen op het bezwaarschrift van 27 april 2014 overweegt de rechtbank dat verweerder heeft in ieder geval later dan binnen de termijn van zes weken (vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken) op grond van artikel 7:10 van de Awb een besluit genomen op het bezwaar. Op 25 juni 2014 is vanuit de gemeente Amsterdam een brief verstuurd, met het doel de termijn om op het bezwaar te beslissen te verlengen tot 4 augustus 2014. Uit de letterlijke tekst van de brief maakt de rechtbank op dat mededeling wordt gedaan van een beslissing tot verdaging namens het college van burgemeester en wethouders. Anders dan eiser is de rechtbank dan ook van oordeel dat de beslistermijn rechtsgeldig is verdaagd tot 20 augustus 2014. De ingebrekestelling van 16 augustus 2014 is daarom prematuur. Zoal de brief van 30 juni 2014 als ingebrekestelling is aan te merken, dan is die prematuur.
Uit het bovenstaande volgt dat alle dwangsommen afgewezen dienen te worden.
Beslissing
.