Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de meervoudige kamer van 30 januari 2015 in de zaak tussen
[eiseres], te [woonplaats], eiseres
Procesverloop
1 november 2012.
[zus]van eiseres. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Namens verweerder zijn tevens verschenen drs. M.C.A. Sokic-Baars, HRM-adviseur, en
[naam], afdelingshoofd burgerzaken.
Overwegingen
8 augustus 2012 geadviseerd over een op te leggen disciplinaire maatregel. Op basis van de afgelegde verklaringen en het proces-verbaal uitkeringsfraude van de DWI stelt hij vast dat eiseres ongewenst heeft gehandeld. De handeling wordt gekwalificeerd als ernstig plichtsverzuim. De strafmaatregel van onvoorwaardelijk ontslag is passend geacht.
18 december 2012 geen aanleiding vormt om een andere strafmaatregel dan onvoorwaardelijk strafontslag op te leggen. Het gaat er volgens verweerder immers niet om of [partner zus]in de periode 29 september 2008 tot 4 mei 2009 bij de zus van eiseres woonde, maar dat hij niet bij eiseres woonde, terwijl hij daar wel stond ingeschreven. Dit gedrag is op zichzelf al aan te merken als zeer ernstig plichtsverzuim, mede gelet op de functie die eiseres bekleedde als medewerkster burgerzaken, aldus verweerder.
30 oktober 2013 mee ingestemd om een nieuwe hoorzitting te houden, een nieuwe onafhankelijke bezwaarschriftencommissie (waarvan zowel de voorzitter als de leden geen deel hebben uitgemaakt van de bezwaarschriftencommissie die eerder advies heeft uitgebracht) om advies te vragen en om een nieuw besluit op de bezwaarschriften van eiseres te nemen.
25 september 2011 en die van [de buren].
Beslissing
- verklaart het beroep gericht tegen het bestreden besluit III gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit III voor zover daarbij het bezwaar tegen het strafontslag ongegrond is verklaard;
- herroept het primaire besluit II;
- bepaalt dat verweerder vanaf 18 oktober 2012 de bezoldiging aan eiseres hervat;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit III;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit III in stand blijven voor zover daarbij het bezwaar tegen de opgelegde schorsing zonder bezoldiging ongegrond is verklaard;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 160,- (zegge: honderd en zestig euro) aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
mr. J.W. Vriethoff, leden,in aanwezigheid van mr. M. Vogel-Frishert, griffier
.