ECLI:NL:RBAMS:2015:6384
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Grensoverschrijdende vordering en de toepassing van de Europese procedure voor geringe vorderingen
In deze zaak heeft een inwoner van Amsterdam, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, een lakenpakket afgegeven bij een stomerij. Het pakket raakt zoek en de verzoeker vraagt om schadevergoeding. Na een mislukte schadevergoeding cedeert de verzoeker zijn vordering aan zijn zus in Duitsland en dient hij een verzoek in op basis van de Europese procedure voor geringe vorderingen (EPGV-Vo). De kantonrechter oordeelt dat er geen sprake is van een grensoverschrijdende vordering, omdat de cessie van de vordering enkel is gedaan om gebruik te maken van de EPGV-Vo. De kantonrechter stelt vast dat de vordering oorspronkelijk van de gemachtigde was, die in Nederland woonde en de stomerij in Nederland was gevestigd. De rechtbank concludeert dat de zaak niet voldoet aan de criteria voor een grensoverschrijdende zaak zoals gedefinieerd in de EPGV-Vo. De verzoeker kan zijn vordering ook via een nationale procedure indienen. De kantonrechter verklaart het verzoek niet-ontvankelijk, omdat de juridische constructie van de cessie als misbruik van procesrecht wordt beschouwd. De beslissing is genomen op 7 september 2015 door de kantonrechter A.W.J. Ros.