In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 september 2015 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure van Rabobank. Rabobank heeft op 30 juli 2015 een verzoek ingediend om verlof te verkrijgen voor het inroepen van een huurbeding en een beheers- en ontruimingsbeding, omdat de eigenaar van de woning, [XX], in gebreke is gebleven met zijn betalingsverplichtingen. De eigenaar had geldleningen van Rabobank verkregen, maar heeft deze niet terugbetaald. Rabobank vorderde een bedrag van € 206.983,08 en wenste haar hypothecaire rechten uit te winnen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de eigenaar zonder toestemming van Rabobank de woning had verhuurd, wat in strijd was met de hypotheekakte.
Tijdens de zitting op 1 september 2015 hebben zowel Rabobank als de huurders hun standpunten toegelicht. De huurders verzetten zich tegen het verzoek van Rabobank en vroegen om een ontruimingstermijn van zes maanden. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat het belang van Rabobank bij het inroepen van het huurbeding zwaarder weegt dan het belang van de huurders bij voortzetting van de huurovereenkomst. De rechter heeft vastgesteld dat de woning in onverhuurde staat een hogere opbrengst zal opleveren dan in verhuurde staat, wat de beslissing om het huurbeding in te roepen ondersteunt.
De voorzieningenrechter heeft ook het verzoek om het beheers- en ontruimingsbeding toegekend, omdat Rabobank een zwaarwegend belang heeft bij het beheer van de woning. De ontruimingstermijn is vastgesteld op uiterlijk 19 oktober 2015, zodat de huurders enige tijd hebben om vervangende woonruimte te zoeken. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen.