Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
- het verzoek tot wraking zoals neergelegd in een brief van mr. Wolfrat van 20 april 2015 (waarbij zijn gevoegd kopieën van de pleitnota’s van mr. Wolfrat en mr. J.N.M. van Trigt, advocaat te Amsterdam (hierna mr. Van Trigt) ten behoeve van de zitting van 13 april 2015 ([ ]);
- toelichting op het wrakingsverzoek van mr. Wolfrat ten behoeve van de wrakingszitting van 13 mei 2015;
- de schriftelijke reactie van de rechter;
- de brief van mr. J.N.M. van Trigt van 23 april 2015, gericht aan de secretaris van de wrakingskamer.
1.Feiten
2.Het verzoek en de gronden daarvan
dat het op basis van de stukken er naar uitzag dat zijn leven zich voornamelijk afspeelde in het noorden van het land” en dat er “
erkenning was van wanprestatie” (omdat [ ] in de woning had gewoond). [ ] was met stomheid geslagen omdat zijn advocaat nog niets had kunnen zeggen. Nadien zei de rechter tegen [ ] dat hij “
zich nederig moest opstellen, omdat de wanprestatie al bewezen was en dus de vordering van [ ] inzake de winst uit onderhuur al toewijsbaar was.”
dat ongeveer de proceskostenveroordeling was”. De rechter zei daarbij tegen [ ]: “
Je zit er bij als een verontwaardigd kind”.
3.De reactie van de rechter
geensprake is geweest van wanprestatie. Omdat [ ], de wederpartij onderbrekend, een boze opmerking maakte, heeft de rechter hem voorgehouden dat hem enige nederigheid paste vanwege de al eerder genoemde wanprestatie. Het is goed mogelijk dat de rechter over de boze houding van [ ] iets heeft gezegd, maar hiermee is niet gedoeld op een weigering om een schikking te treffen. Wel is in neutrale bewoordingen opgemerkt dat het door [ ] aangeboden schikkingsbedrag ongeveer overeenkwam met de proceskosten.
Verder is het juist dat het de rechter in eerste instantie is ontgaan dat [ ] (blijkens de pleitnota van zijn advocaat) stelde dat hij bij het aangaan van de huurovereenkomst toestemming van de beheerder had gekregen om een huisgenoot te nemen. Hieruit kan echter geen partijdigheid worden afgeleid. Dat de rechter aanvankelijk begreep dat [ ] € 700,- per maand betaalde (en niet de helft van € 700,-) bleek een misverstand te zijn (dat overigens ook bij de griffier was ontstaan) dat gelukkig nog tijdens de zitting uit de wereld is geholpen.
4.2 Op grond van het bepaalde in artikel 36 Rv dient in een wrakingsprocedure te worden onderzocht of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker bestaande vrees dat de rechter niet onpartijdig is dan wel een vooringenomenheid koestert, objectief gerechtvaardigd is.
geensprake was van wanprestatie).
nederige opstelling, verontwaardigd kind). De wrakingskamer gaat er voorshands vanuit dat de rechter de desbetreffende bewoordingen heeft gebruikt. Hoewel die woordkeuze achteraf gezien als minder gelukkig moet worden beschouwd, volgt hieruit niet dat de vrees voor vooringenomenheid of partijdigheid van de rechter objectief gerechtvaardigd is.
4.7 Over het verwijt dat de rechter ter zitting slecht zou hebben geluisterd naar mr. Wolfrat, [ ] en [ ] overweegt de wrakingskamer dat voldoende is gebleken dat twee keer sprake is geweest van een misverstand (mogelijk als gevolg van niet goed luisteren door de rechter), te weten met betrekking tot de beweerde toestemming tot het nemen van een huisgenoot alsmede met betrekking tot het maandelijkse bedrag dat [ ] aan [ ] betaalde. Beide kwesties zijn echter ter zitting opgehelderd.
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat de procedure met zaaknummer 3945815 KK 15-350 wordt hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.