Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Verloop van de procedure
- Het schriftelijke wrakingsverzoek met bijlagen van verzoekster d.d. 5 juli 2015, ingekomen op 7 juli 2015.
- De schriftelijke reactie van de rechter d.d. 17 augustus 2015.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 september 2015 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van verzoekster, dat was ingediend tegen mr. P. van der Kolk-Nunes, kantonrechter te Amsterdam. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de houding en het handelen van de rechter tijdens een comparitie op 18 februari 2015. Verzoekster had het verzoek echter pas op 5 juli 2015 ingediend, wat volgens de wet te laat was. De rechtbank oordeelde dat verzoekster in haar verzoek niet-ontvankelijk was, omdat zij het verzoek niet tijdig had ingediend, zoals vereist door artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De rechtbank overwoog dat verzoekster het verzoek had moeten indienen tijdens of direct na de comparitie van 18 februari 2015, of direct na ontvangst van het proces-verbaal van die zitting in maart 2015. De rechtbank merkte op dat indien het verzoek wel tijdig was ingediend, het ongegrond zou zijn verklaard, omdat er geen feiten of omstandigheden waren die de schijn van partijdigheid van de rechter konden ondersteunen.
De rechtbank behandelde ook de argumenten van verzoekster over de vermeende partijdigheid van de rechter. Verzoekster had aangevoerd dat de rechter haar partijdig had behandeld en dat haar wederpartij niet op dezelfde manier was benaderd. De rechtbank stelde echter vast dat de rechter binnen haar rol was gebleven en dat haar gedrag niet de schijn van partijdigheid opriep. De rechtbank concludeerde dat de rechter de orde op de zitting diende te bewaken en dat haar sturende optreden niet als partijdig kon worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde verzoekster uiteindelijk niet-ontvankelijk in haar verzoek, en tegen deze beslissing stond geen voorziening open.