4.3.1Bewijsmiddelen
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2014184476-1 van 28 juli 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , doorgenummerde pag. 1-2.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [ex-partner van verdachte] , zakelijk weergegeven:
Op 28 juli 2014 omstreeks 08:10 uur gaat de deurbel. Ik heb de deur geopend en ik zag dat opzichter [getuige ] en zijn collega van schildersbedrijf [schildersbedrijf] [verdachte] vasthielden. [getuige ] zei mij dat ik de politie moest bellen omdat [verdachte] mijn huis in brand wilde steken. Ik zag dat er voor de deur een fles terpentine stond en een zippo-busje met brandvloeistof. Ik zag dat er twee witte proppen lagen. Ik heb de deur onmiddellijk dicht gedaan en heb 112 gebeld. Toen ik de deur achter mij sloot, zag ik dat er vloeistof onder mijn deur door liep. Ik zag dat mijn zeil nat was van de vloeistof. Ik rook een sterke terpentine-geur.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2014184476-7 van 28 juli 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , doorgenummerde pag. 5-6.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 28 juli 2014 kregen wij de melding te gaan naar de [adres 1 A] te [plaats] , aldaar zou een verdachte een brandbare vloeistof naar binnen gieten.
Toen ik, [verbalisant 2] , de hal naar deze woning binnen liep rook ik een sterke indringende geur. Ik herken deze geur als zijnde de geur van terpentine. Ik zag een grote hoeveelheid vloeistof voor de deur liggen. Ik zag dat het rubber voor de toegangsdeur van [adres 1 A] nat was. Ook zag ik dat de mat welke voor de toegangsdeur van [adres 1 A] lag, nat was. Ik rook dat de mat riekte naar de vloeistof terpentine. Ik zag op de grond een zwartkleurig blik liggen met daarop het opschrift: “Zippo Feuerzeugbenzin”. Ik zag dat er naast het blik diverse papieren zakdoekjes lagen.
Ik zag tevens op de grond een witkleurige fles liggen met daarop het opschrift terpentine. Toen ik later de fles terpentine in beslag nam, voelde ik dat deze nagenoeg leeg was. Ik zag dat er direct naast de fles terpentine een schroevendraaier en een aansteker lagen. Ik zag dat toen de deur open ging dat er aan de binnenzijde tevens een vloeistof lag. Ik rook dat deze vloeistof tevens riekte naar de vloeistof terpentine.
Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2014184476-5 van 28 juli 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] , doorgenummerde pag. 7-8.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [getuige ] , zakelijk weergegeven:
Vandaag, 28 juli 2014, wilde ik met mijn collega’s gaan schilderen aan de [adres 1] te [plaats] . Toen we daar aankwamen stond een oud mannetje voor de toegangsdeur. Toen de centrale toegangsdeur open ging, ging het mannetje ook naar binnen. Wij zagen dat het mannetje voor een deur van een woning met een aansteker en flessen brandbare vloeistoffen probeerde een deur tot een woning in de fik te steken. Ik zag lapjes en een aansteker en ik zag dat het mannetje daarmee bezig was bij het perceel [adres 1 A] .
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2014184476-6 van 28 juli 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , doorgenummerde pag. 3-4.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisanten en verdachte, zakelijk weergegeven:
Wij, verbalisanten, hoorden [verdachte] het volgende verklaren: “Er stonden nog spullen van mij bij [ex-partner van verdachte] die ik terug wilde hebben maar niet kreeg. Ik ben vandaag van Vlissingen naar [plaats] gegaan om wraak te nemen op [ex-partner van verdachte] . Ik heb het goed voorbereid en ik had terpentine gehaald, een schroevendraaier en doeken. Ik had ook een aansteker bij me om de boel in de fik te steken.”
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 april 2015.
Deze verklaring houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik naar de woning van [ex-partner van verdachte] ben gegaan. Ik wilde haar alles afpakken wat ze mij heeft afgepakt. Haar spullen en haar woning. U vraagt mij wat ik heb gedaan. Ik had brandstof bij me, terpentine en Zippo Feurzeugbenzin. Ik had ook een aansteker en papieren zakdoekjes bij me. De terpentine had ik al bij de deur neergegooid en tussen de gleuf van de deur. Ik had de schroevendraaier in mijn hand om de deur een beetje open te krikken. De galerij zou niet gebrand hebben, maar de brand zou naar binnen zijn gegaan. Ik had op dat moment nog niets aangestoken. Schilders hielden me tegen. Ze had geluk. Ik wilde wraak nemen.
Ik wist dat [ex-partner van verdachte] in haar woning was. Ik had haar ook bij de brievenbus gezien. Ze was gewoon thuis.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2014184476-13 van 28 juli 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 6] en [verbalisant 7] , doorgenummerde pag. 25-33.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant en verdachte, zakelijk weergegeven:
V: Hoe kwam u aan de thinner en aanstekerbenzine?
A: Dit heb ik drie dagen geleden gekocht.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2014088025-1 van 25 april 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 8] , doorgenummerde pag. 1-4.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [ex-partner van verdachte] , zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van bedreiging. Ik ben in 1974 getrouwd met [verdachte] en in 1992 van hem gescheiden. Op dat moment zat [verdachte] in de gevangenis vanwege brandstichting in 1991. Hij heeft destijds een huis in de [adres 2 A] in [plaats] in brand gestoken.
Begin oktober 2012 is hij bij mij in komen wonen, op mijn huidige adres. Na vier maanden kwam zijn ware ik weer naar boven. Hij werd agressief. Ik voelde me niet meer veilig in mijn eigen huis. Op 21 maart 2014 heb ik hem gezegd dat hij het huis uit moest.
Zijn laatste sms berichten waren van vandaag, 25 april 2014. Toen ik mijn telefoon aanzette ontving ik de volgende berichten: […] “ [adres 2 A] ”.
Ik kreeg van dit bericht veel angst. Hij verwijst hierin namelijk naar de brandstichting welke hij heeft gepleegd op de [adres 2 A] in 1991. Ik heb zeer veel angst dat hij mijn huis in brand komt steken. Ik weet dat hij hier zeker toe in staat is. Ik leef nu in grote angst in mijn huis.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2014088025-10 van 29 juli 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 9] , doorgenummerde pag. 14 (bijlagen sms berichten pag. 15-16).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
De betreffende sms berichten waarover [ex-partner van verdachte] in haar aangifte spreekt zijn aangetroffen op de onder [ex-partner van verdachte] inbeslaggenomen telefoon.
Bericht van 24 april 2014: “Als ik geen ant krijg over mijn spullen zweer ik dat je over een paar maanden daar niet meer woont op het graf van mijn vader.”
Bericht van 25 april 2014: “ [adres 2 A] .”
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 april 2015.
Deze verklaring houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
U houdt mij de sms berichten op pagina 15 en 16 van het dossier voor. Het klopt dat ik deze sms berichten heb gestuurd. Het was weer dezelfde rottige situatie als toen we samen woonden in de [adres 2 A] .
Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2014088025-8 van 29 juli 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 9] , doorgenummerde pag. 21-26.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant en verdachte, zakelijk weergegeven:
V: Wat bedoelt u precies met deze tekst “ [adres 2 A] ”?
A: [adres 2 B] heeft in de brand gestaan en [adres 2 A] daar bedoel ik mee wat ik gisterenmorgen geprobeerd heb.
4.3.2Bewijsoverweging
Poging tot brandstichting
Uit de verklaringen van verdachte blijkt dat hij op 28 juli 2014 naar de woning van aangeefster is gegaan met het doel uit wraak deze woning in brand te steken en aangeefster op die manier haar woning en spullen te ontnemen. Verdachte heeft daartoe enkele dagen voor het incident terpentine en Zippo Feurzeugbenzin gekocht, hetgeen hij had meegenomen naar de woning. Ook nam hij een aansteker, papieren doekjes en een schroevendraaier mee. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte de fles terpentine nagenoeg volledig heeft leeg gegoten voor de deur van de woning. Er wordt ook vloeistof voor de deur en in de gang van de woning aangetroffen. Voordat verdachte de woning in brand kon steken wordt hij tegengehouden door twee oplettende getuigen.
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd zijn deze feitelijke handelingen bezwaarlijk anders aan te merken dan naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op het stichten van brand. Er is sprake van een begin van uitvoering en dus een strafbare poging. Dat verdachte ook het opzet heeft gehad dit delict tot uitvoering te brengen, volgt niet alleen uit de uiterlijke verschijningsvormen van deze handelingen, maar eveneens uit de verklaring van verdachte dat hij de woning in brand wilde steken en dat hij daarbij helaas gehinderd werd door de getuigen.
Gevaar
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd heeft het feit voorts niet alleen gevaar opgeleverd voor de woning van aangeefster en de goederen die zich op dat moment in die woning bevonden, maar ook levensgevaar voor aangeefster. Verdachte heeft de toegangsdeur tot de woning – en de enige vluchtweg van [ex-partner van verdachte] – in brand willen steken. [ex-partner van verdachte] was op dit moment in de woning aanwezig en verdachte was hiervan ook op de hoogte. Daarbij heeft verdachte brandstof onder de deur door laten lopen, zodat de brand zou binnendringen in de woning van [ex-partner van verdachte] . De woning is voorts gelegen op de vierde etage van een flatgebouw, waardoor niet kan worden aangenomen dat het voor [ex-partner van verdachte] mogelijk was op een andere manier zonder levensgevaar uit de woning te vluchten. Indien daadwerkelijk een brand was ontstaan, was voor [ex-partner van verdachte] een levensbedreigende situatie ontstaan.
Ten aanzien van het gevaar voor omliggende woningen en overige bewoners van het flatgebouw, volgt de rechtbank de raadsvrouw in haar betoog. Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat dit gevaar daadwerkelijk bestond. In zoverre zal verdachte worden vrijgesproken.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde:
op 28 juli 2014 te [plaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in een woning gelegen aan de [adres 1 A] , terwijl daarvan gemeen gevaar voor genoemde woning en de zich daarin bevindende goederen en levensgevaar voor [ex-partner van verdachte] te duchten was, met dat opzet terpentine over de vloer bij de voordeur van de woning van die [ex-partner van verdachte] heeft gegoten en daarbij een aansteker had, welke gereed was voor gebruik en papieren doekjes in zijn handen heeft gehouden;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
op 25 april 2014 te [plaats] , [ex-partner van verdachte] heeft bedreigd met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [ex-partner van verdachte] (per sms) dreigend de woorden toegevoegd: " [adres 2 A] ".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.