4.4.2Overwegingen ten aanzien van het onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde
De rechtbank acht, op grond van de bewijsmiddelen die in bijlage I van dit vonnis zijn opgenomen, hetgeen hierna onder 5 is vermeld bewezen en motiveert dit als volgt.
Feit 1, 2 subsidiair en 3
Betrouwbaarheid verklaringen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2]
De rechtbank overweegt omtrent de betrouwbaarheid van de voor [verdachte] belastende verklaringen die [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] bij de Inspectie op enig moment, na aanvankelijke ontkenningen, hebben afgelegd als volgt. Deze onderdelen van hun verklaringen zijn gelijkluidend, innerlijk consistent en worden op belangrijke onderdelen ondersteund door de overige bewijsmiddelen. Er is geen begin van aannemelijkheid dat ten aanzien van de gang van zaken tijdens het verhoor sprake zou zijn van een vormverzuim. Uit de processen-verbaal noch anderszins blijkt dat woorden in de mond zijn gelegd of dat zij op ontoelaatbare wijze onder druk zijn gezet. Dat [medeverdachte 1] opzettelijk onjuist zou verklaren uit rancune is niet aannemelijk geworden. Het voorhouden van de bekentenis van [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 3] is op zichzelf niet ongeoorloofd en [medeverdachte 3] komt na bevestiging van het relaas van [medeverdachte 2] met eigen aanvullende details. Dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] om hen moverende redenen bij de rechter-commissaris op de ook voor zichzelf belastende verklaringen bij de Inspectie zijn teruggekomen, doet aan de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van die eerder afgelegde verklaringen niet af. De rechtbank acht gelet op het voorgaande de onderdelen van verklaringen die [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] bij de Inspectie over [verdachte] hebben afgelegd betrouwbaar en zal deze als bewijsmiddelen gebruiken.
Valsheid werkgeversverklaring [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6]
De tenlastegelegde werkgeversverklaringen zijn aangetroffen in de hypotheekdossiers bij de ING en zijn telkens opgemaakt, blijkens ondertekening, stempel en inhoud, alsmede ook naar eigen zeggen, door [verdachte] .
De rechtbank constateert voorts dat in de woning van [verdachte] tijdens de doorzoeking agenda’s en administratie zijn aangetroffen, met namen van werknemers met daarbij de salarissen van de desbetreffende maand. Opmerkelijk is dat het overgrote deel van de namen uit de agenda’s niet overeenkomt met de namen van de werknemers op voor de boekhouder opgemaakte lijsten en de maandloonaangiftes. De rechtbank gaat ervan uit dat in de agenda’s van [verdachte] de daadwerkelijke situatie is weergeven. In de agenda’s van [verdachte] kwamen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] niet voor in de perioden waarover zij salarisstroken hebben verstrekt aan hun hypotheekgever. [medeverdachte 5] kwam in de maand oktober 2009, waarover hij een salarisstrook heeft verstrekt aan zijn hypotheeknemer, niet voor in de agenda’s van [verdachte] .
Opmerkelijk is verder te noemen dat de bij de hypotheekaanvraag gebruikte salarisstroken bij alle drie een tijdelijke promotie laten zien met bijbehorende kortstondige salarisverhoging. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] hadden alle drie een arbeidscontract bij [bedrijf 1 B.V.] als schoonmaker. Bij de voornoemde personen steeg het bruto maandsalaris in 2009 voor enkele maanden telkens opvallend, met zeer aanzienlijke bedragen. Juist in deze perioden hebben zowel [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] als [medeverdachte 6] een hypotheek aangevraagd. Na deze maanden daalde het maandsalaris weer naar het oude niveau. Op de salarisspecificaties is aangegeven dat tijdens deze opvallende salarisstijging [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] tijdelijk een andere functie als teammanager/teamleider/commercieel medewerker kregen.
[medeverdachte 1] heeft daarnaast toegegeven dat de werkgeversverklaringen vals waren en dat hij samen met [verdachte] de fraude heeft gepleegd. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij in de desbetreffende periode van de werkgeversverklaringen/salarisstroken niet bij [bedrijf 1 B.V.] heeft gewerkt en dus ook geen teammanager was en dat de broer van de vrouw van [verdachte] , [persoon 1] , op zijn naam werkte en in de boeken werd verantwoord. Verder heeft [medeverdachte 1] verklaard dat [verdachte] de gegevens van nog enkele andere ondernemers van Pakistaanse afkomst heeft gebruikt om anderen te laten werken.
De onware functiewijziging van [medeverdachte 1] en de daarmee gepaard gaande onware tijdelijke, sterke stijging van het salaris in de periode dat een hypotheek werd aangevraagd door [medeverdachte 1] , vertoont een treffende gelijkenis met de tijdelijke functiewijzigingen en salarisstijgingen van [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] . De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een herkenbaar en gelijksoortig patroon van handelen.
Op basis van al het voorgaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, komt de rechtbank tot de conclusie dat bewezen kan worden geacht dat de onder 1 tenlastegelegde werkgeversverklaringen op naam van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] door [verdachte] vals zijn opgemaakt, nu geen sprake is geweest van een functiewijziging met salarisverhoging, welke valse stukken nadien zijn gebruikt voor een hypothecaire lening.
Valsheid werkgeversverklaring [medeverdachte 2]
Op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat, waaronder in het bijzonder de bekennende verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , acht de rechtbank bewezen dat de onder 1 voorts nog tenlastegelegde werkgeversverklaring ten name van [medeverdachte 2] vals is opgemaakt, omdat zij in de bewuste periode in het geheel niet werkzaam was bij [bedrijf 1 B.V.] .
Medeplegen
De rechtbank is tot slot van oordeel dat telkens sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en de voornoemde personen bij het opmaken van de valse werkgeversverklaringen. [verdachte] heeft de valse werkgeversverklaringen immers op hun verzoek en met hun medeweten, teneinde door hen bij de ING of IND te laten gebruiken, opgemaakt, dan wel laten opmaken door zijn boekhouder.
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte] opzettelijk [persoon 1] , toen hij illegaal hier in Nederland verbleef, en ook anderen illegale vreemdelingen arbeid heeft laten verrichten. Door [persoon 2] , [persoon 3] , [medeverdachte 1] en [persoon 4] is verklaard dat [persoon 1] in de periode vóór zijn legalisering bij [bedrijf 1 B.V.] heeft gewerkt. Dat [persoon 4] om haar moverende redenen op haar voor [persoon 1] , maar ook voor zichzelf belastende, verklaring bij de Inspectie in haar verhoor bij de rechter-commissaris is teruggekomen, doet aan de betrouwbaarheid en bruikbaarheid van die eerdere verklaring niet af. Daar komt bij dat de voornaam van [persoon 1] , te weten [persoon 1] , in verschillende agenda’s van [verdachte] over 2008 tot en met 2011 voorkomt. [persoon 1] verbleef tot 2 november 2011 illegaal in Nederland, en [verdachte] wist dat. Voorts blijkt uit de verklaring van [medeverdachte 1] dat [verdachte] ook de gegevens van andere Pakistaanse personen heeft gebruikt om anderen te laten werken. Dit volgt ook uit de verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . De rechtbank acht dan ook bewezen dat [verdachte] [persoon 1] en anderen als illegale vreemdelingen arbeid heeft laten verrichten. Het bestanddeel winstbejag maakt geen onderdeel uit van de strafbaarstelling van artikel 197b Sr, waardoor het verweer van de raadsvrouw daaromtrent geen verdere bespreking behoeft.
Op basis van al het voorgaande, gebaseerd op feiten en/of omstandigheden vervat in de bewijsmiddelen die in de bijlage zijn opgenomen, waaronder de deels bekennende verklaring van [verdachte] over het voeren van een onjuiste administratie, acht de rechtbank het onder 3 ten laste gelegde bewezen.