ECLI:NL:RBAMS:2015:7787

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2015
Publicatiedatum
11 november 2015
Zaaknummer
EA VERZ 15-651
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor wijziging beloningssysteem na bezwaren van de ondernemingsraad

In deze zaak heeft NCR Nederland B.V. op 24 juni 2015 een verzoek ingediend bij de kantonrechter om toestemming voor voorgenomen wijzigingen in het Solutions Compensation Plan (SCP) voor 2015. De ondernemingsraad (OR) van NCR heeft op 18 augustus 2015 een verweerschrift ingediend en verzocht het verzoek af te wijzen, omdat de wijzigingen een verslechtering van de arbeidsvoorwaarden voor de sales-medewerkers zouden betekenen. De kantonrechter heeft de zaak behandeld op 20 augustus 2015, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat NCR de Nederlandse tak is van de Amerikaanse onderneming NCR Corporate en dat het SCP een belangrijke rol speelt in de beloning van de sales-medewerkers. De OR heeft zich verzet tegen de invoering van een niet-lineair beloningssysteem, dat in 2012 was geïntroduceerd, en heeft betoogd dat de wijzigingen voor 2015 een verdere verslechtering van de arbeidsvoorwaarden betekenen. NCR heeft echter aangevoerd dat de wijzigingen noodzakelijk zijn voor het optimaliseren van de salesprestaties en dat de OR geen zwaarwegende redenen heeft aangevoerd om de instemming te weigeren.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de OR recht heeft op instemming voor wijzigingen in het beloningssysteem op basis van artikel 27 lid 1 onder c van de Wet op de Ondernemingsraden. De rechter heeft vastgesteld dat de wijzigingen in het SCP 2015 een verslechtering van de arbeidsvoorwaarden met zich meebrengen, met name voor de onderdelen Annuity Revenu en SW&PS. De kantonrechter heeft het verzoek van NCR om toestemming voor de wijzigingen afgewezen, omdat de argumenten van NCR niet voldoende onderbouwd waren en het standpunt van de OR zwaarder woog.

De beslissing van de kantonrechter werd uitgesproken op 15 oktober 2015, waarbij werd bepaald dat het verzoek van NCR wordt afgewezen en dat er geen kostenveroordeling wordt opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 4234439 EA VERZ 15-651
beschikking van: 15 oktober 2015
func.: 854

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

de besloten vennootschap NCR Nederland B.V.

gevestigd te Amsterdam
verzoekster
nader te noemen: NCR
gemachtigde: mr. E.H. Deur
t e g e n

de Ondernemingsraad van NCR Nederland B.V.

gevestigd te Amsterdam
verweerster
nader te noemen: de OR
gemachtigde: mr. S.J. Schijf

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

NCR heeft op 24 juni 2015 een verzoek ingediend dat strekt tot het verlenen van toestemming van de voorgenomen besluiten met betrekking tot wijzigingen in het SCP-Sales plan voor 2015 van NCR, op grond van artikel 27 lid 4 Wet op de Ondernemingsraden (WOR).
De OR heeft op 18 augustus 2015 een verweerschrift ingediend en verzocht het verzoek af te wijzen.
Het verzoek is behandeld ter terechtzitting van 20 augustus 2015. NCR is verschenen bij [naam 1] en [naam 2] , vergezeld van haar gemachtigde. De OR is verschenen bij [naam 3] en [naam 4] , vergezeld door zijn gemachtigde. Partijen hebben pleitnotities overgelegd.

BEOORDELING VAN HET VERZOEK

Uitgangspunten
1. Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
1.1.
NCR is de Nederlandse tak van de Amerikaanse onderneming NCR Corporate (US).
1.2.
NCR Corporate (US) stelt jaarlijks voor de salarissen van alle sales-medewerkers, een Solutions Compensation Plan (hierna: het SCP) vast. Bij NCR betreft het 6 sales-medewerkers, wereldwijd gaat het om 1473 werknemers.
1.3.
Het salaris van de sales-medewerkers bestaat uit een vaste en een variabele component. In 2011 was de verhouding 55% vast en 45% variabel. De variabele component is afhankelijk van de door de sales medewerker behaalde resultaten ten opzichte van de gestelde doelen (targets). De verdeling van de variabele incentives was in 2011: 70% Solution Revenu, 15% Annuity Revenu SCV Orders en 15% Annuity Revenu.
1.4.
NCR heeft in 2012 de OR verzocht in te stemmen met voorgenomen wijzigingen in het SCP voor 2012. De verdeling van de variabele incentives zou worden gewijzigd als volgt: 50% Solution Revenu, 25% Annuity Revenu en 25% SW & PS. Met deze wijziging heeft de OR ingestemd. De andere voorgestelde wijziging betrof een aanpassing in de payout curve op het onderdeel Annuity Revenu van lineair naar niet lineair. De OR heeft niet ingestemd met laatstgenoemde voorgenomen wijziging, omdat dit een verslechtering van de arbeidsvoorwaarden zou opleveren voor de sales-medewerkers.
1.5.
Nadat NCR besloot om over te gaan tot uitvoering van het gewijzigde SCP heeft de OR de nietigheid van dit besluit ingeroepen en is een procedure begonnen, eerst bij de voorzieningenrechter, later bij de bedrijfscommissie.
1.6.
In een e-mail van [naam 5] , namens de OR van 7 november 2012 staat, voor zover hier van belang:
(…) NCR heeft zich in een later stadium op het standpunt gesteld dat de verslechtering in arbeidsvoorwaarden wordt gecompenseerd door de wijziging in de verdeling vast en variabel salaris van 55% (vast) en 45% (variabel) naar 60% (vast) en 40% (variabel). Naar aanleiding hiervan heeft NCR met de Sales Medewerkers afgelopen week overleg gehad en hebben de Sales Medewerkers de OR laten weten dat, nu sprake is van compensatie, zij geen bezwaar hebben tegen de wijziging in de Pay Curve Annuity (van lineair naar niet-lineair) voor het jaar 2012.
Het voorgaande maakt dat de OR heeft besloten toch zijn instemming te verlenen ten aanzien van de voorgestelde wijziging in de berekeningsmethodiek van de Pay Curve Annuity van SCP voor het jaar 2012, onder de voorwaarde dat mocht NCR in de toekomst wederom besluiten tot wijziging van het beloningssysteem SCP, deze voorgenomen wijziging opnieuw ter instemming aan de OR zal worden voorgelegd ex artikel 27 WOR. (…)
1.7.
Voor 2013 heeft NCR nieuwe wijzigingen voorgesteld met betrekking tot de payout curves. De OR heeft hiertoe desgevraagd geen instemming verleend, waarna de Bedrijfscommissie om bemiddeling is verzocht. De Bedrijfscommissie achtte het voorstelbaar dat het afzien van instemming door de OR niet als onredelijk zou worden aangemerkt en dat de door NCR aangevoerde bedrijfseconomische noodzaak niet voldoende zwaarwegend zou worden geacht. NCR en de OR hebben afgesproken dat NCR de kantonrechter om vervangende toestemming zou vragen om een principiële uitspraak te krijgen over bonussystematiek in het SCP. NCR is vervolgens tot uitvoering van het voorgenomen besluit overgegaan, waarna de OR op 9 januari 2014 de nietigheid van het besluit heeft ingeroepen. NCR heeft ervan afgezien om toestemming aan de Kantonrechter te vragen om het besluit te nemen. De OR heeft uiteindelijk besloten om het voor het SCP 2013 erbij te laten nu dit jaar reeds was afgelopen en voor het SCP 2014 een procedure te starten.
1.8.
Ook in 2014 heeft NCR wijzigingen in het SCP voorgesteld, waaronder opnieuw wijzigingen in de pay curve bij het behalen van de gestelde targets. Hoewel aan de OR geen instemming was verzocht en ook geen toestemming aan de kantonrechter was gevraagd, is NCR overgegaan tot uitvoering van de wijzigingen. De OR heeft vervolgens op grond van artikel 27 lid 6 WOR de kantonrechter verzocht om NCR te verplichten zich te onthouden van uitvoering van het voorgenomen besluit met betrekking tot SCP 2014.
1.9.
De kantonrechter van deze rechtbank heeft bij vonnis van 23 oktober 2014 overwogen dat aan de OR op basis van een ondernemingsovereenkomst een instemmingsrecht ten aanzien van het bestreden SCP 2014 toekomt, zodat het NCR niet vrijstond (zonder dat deze overeenkomst rechtsgeldig opgezegd of anderszins beëindigd was) van het verzoeken van instemming af te zien en tot uitvoering over te gaan. De OR heeft terecht de nietigheid ingeroepen. De kantonrechter heeft NCR verplicht zich te onthouden van handelingen die strekken tot uitvoering of toepassing van het SCP 2014.
1.10.
NCR heeft, nadat de individuele sales-medewerkers daarmee akkoord zijn gegaan, het jaar 2014 afgewikkeld conform het voorgestelde SCP 2014.
1.11.
Op 4 december 2014 heeft NCR de OR om instemming gevraagd voor de beoogde aanpassingen van het SCP voor 2015.
1.12.
De OR heeft op 20 maart 2015 laten weten dat zij geen instemming verleent, omdat de wijzigingen een verslechtering van de arbeidsvoorwaarden voor de sales-medewerkers betekenen en de argumenten van NCR voor invoering onvoldoende onderbouwd en niet zwaarwegend zijn.
1.14.
Onderstaand overzicht uit het verweerschrift van de OR, door NCR niet weersproken, geeft de (voorgestelde) wijzigingen van het SCP over de jaren 2012 tot en met 2015 weer:

Verzoek

2. NCR verzoekt de kantonrechter om toestemming tot het nemen van de voorgenomen besluiten met betrekking tot de wijzigingen in het SCP voor 2015, kosten rechtens. Volgens NCR moet het SCP 2015 worden vergeleken met het beloningssysteem dat gold in 2014, omdat de betrokken sales-medewerkers noch de OR uiteindelijk bezwaar hebben gemaakt tegen de uitvoering van het SCP 2014. Zij stelt dat de SCP’s voor 2014 en 2015 niet materieel van elkaar verschillen en voor zover wijzigingen zijn aangebracht, deze vanuit het perspectief van de werkgever zonder meer vallen te rechtvaardigen. Het betreft een wereldwijde regeling, die NCR in Nederland moet proberen te implementeren. Het salesplan is zodanig ingericht dat duidelijk is voor de sales-medewerker waar de focus van zijn werkzaamheden moet liggen teneinde de corporate doelen te kunnen helpen effectueren en op die wijze sales beloningen te verbinden met prestatie ten opzichte van de gestelde quota. De wijzigingen moeten zodanig zijn dat de sales-medewerkers gedurende het gehele jaar volledig gecommitteerd zijn. De individuele sales-medewerkers stemmen jaarlijks als eerste in met de wijzigingen en weten hun variabele targets te realiseren. De OR heeft geen steekhoudende argumenten aangevoerd, laat staan een belang aannemelijk gemaakt dat even zwaar weegt als dat van de onderneming. Twee van de zes sales-medewerkers zijn pas sinds 2013 in dienst en zij kennen geen ander systeem dan het niet-lineaire. Van een verslechtering van de arbeidsvoorwaarden is geen sprake. In 2015 heeft slechts één van de sales-medewerkers minder betaling ontvangen dan in 2014, de andere juist meer.

Verweer

3. De OR bepleit afwijzing van het verzoek en verzoekt te bepalen dat een lineaire berekeningswijze van het SCP beloningssysteem, zoals dat gold tot en met 2011, van toepassing is. De OR stelt zich op het standpunt dat de wijzigingen voor 2015 moeten worden vergeleken met het systeem zoals dat in 2011 gold. De OR heeft zich vanaf 2012 verzet tegen de invoering van een niet-lineair systeem, nu dit een verslechtering van de arbeidsvoorwaarden betekent. Met name het niet behalen van de targets aan de onderkant (tot 100%) leidt tot een lagere score en dus een lagere bonus. Hoewel dat gecompenseerd wordt bij het behalen van meer dan 100% is het maar zeer de vraag of dat haalbaar is voor de sales-medewerkers. NCR legt de lat telkens hoger, aldus de OR, er is sprake van een kaasschaafeffect. Er zijn aan de zijde van NCR geen zwaarwegende redenen om van de werknemers te vragen om in te stemmen met een verslechtering van de arbeidsvoorwaarden. De wens om wereldwijd tot een uniform bonusbeleid te komen, is daartoe onvoldoende. De sales-medewerkers hebben onder druk ingestemd om akkoord te gaan met de wijzigingen voor 2014, omdat NCR anders geen bonus zou betalen. Ook in 2015 zijn de sales-medewerkers onder druk gezet om hun akkoord te geven, aldus steeds de OR.

Beoordeling

4. Op grond van artikel 27 lid 1 onder c Wet op de Ondernemingsraden (hierna: WOR) behoeft NCR de instemming van de OR voor elk door haar voorgenomen besluit tot wijziging van een beloningssysteem. Of hier sprake is van een wijziging in het beloningssysteem kan in het midden blijven, nu tussen partijen niet in geschil is dat het voorgenomen besluit tot wijziging van het SCP 2015 een wijziging is die de instemming van de OR behoeft. Indien de instemming van de OR niet wordt verkregen, kan de kantonrechter toestemming geven voor de wijziging, indien de onthouding van toestemming door de OR onredelijk is, of wanneer het voorgenomen besluit tot wijziging gevergd wordt door zwaarwegende bedrijfsorganisatorische, bedrijfseconomische of bedrijfssociale redenen.
5. Als eerste zal worden beoordeeld of het onthouden van toestemming door de OR onredelijk is. De kantonrechter overweegt daartoe het volgende. De verzochte toestemming heeft betrekking op de wijzigingen die NCR voorstelt voor 2015. De bezwaren van de OR zijn in de kern gericht tegen de wijziging van een lineaire beloningsstructuur in een niet-lineaire beloningsstructuur. NCR heeft in 2012 het niet-lineaire systeem geïntroduceerd op het onderdeel Annuity Revenu. De OR heeft ingestemd met de invoering van een niet-lineaire beloning op het onderdeel Annuity Revenu in 2012. In 2013 is voor het onderdeel Solution Revenu een wijziging naar een niet-lineaire uitbetaling voorgesteld. De OR heeft de nietigheid ingeroepen van het SCP 2013 en 2014. Ten aanzien van het SCP 2013 heeft de OR echter besloten ‘om het voor SCP 2013 erbij te laten en voor SCP 2014 een procedure te starten’. Dit heeft zij ook aan NCR kenbaar gemaakt. Dit leidt tot de conclusie dat invoering van het SCP 2012 en 2013 inmiddels door de OR is geaccepteerd, temeer nu aan deze SCP’s door NCR uitvoering is gegeven en de OR de kantonrechter niet heeft verzocht om NCR te verplichten zich te onthouden van uitvoering. Dit betekent dat voor de beoordeling of bij het SCP 2015 sprake is van een verslechtering van de arbeidsvoorwaarden, zoals door de OR wordt betoogd, de wijzigingen ten opzichte van het SCP 2013 in ogenschouw moeten worden genomen. Dat impliceert tevens dat de bezwaren van de OR tegen de wijziging van een lineaire in een niet-lineaire beloningsstructuur voor Annuity Revenu en Solution Revenu, nu die wijzigingen al in 2012 en 2013 zijn ingevoerd, niet redelijk zijn.
7. Vergelijking van het SCP 2015 met het SCP 2013, laat zien dat voor het onderdeel Solution Revenu sprake is van een verbetering ten opzichte van 2013. Bij SW&PS is de multiplier bij het behalen van de doelen tot 50% echter verlaagd, hetgeen ongunstig kan uitpakken voor sales-medewerkers. Dat bij het behalen van de doelen boven de 100% een multiplier wordt ingevoerd, die er in 2013 nog niet was, doet aan die verlaging niets af. Voor Annuity Revenu is een ‘threshold’ ingevoerd (inhoudend dat bij een resultaat tot 85% geen enkele payout plaatsvindt). Dit is een verslechtering van de arbeidsvoorwaarden, aangezien er nu pas boven de 85% een payout plaatsvindt, waar dat in 2013 al bij 0 – 80% het geval was. Dit alles in aanmerking nemend, acht de kantonrechter het niet onredelijk dat de OR zich tegen de voorgestelde wijzigingen voor Annuity Revenu en SW&PS verzet.
8. Het feit dat de individuele sales-medewerkers in 2014 en 2015 hebben ingestemd met de gewijzigde SCP, maakt de beoordeling niet anders. Daarbij speelt mee dat NCR ter terechtzitting heeft toegegeven, dat uitbetaling van de bonus in een jaar wordt opgeschort wanneer een sales-medewerker niet vóór februari met de regeling heeft ingestemd.
9. Dat een aantal medewerkers pas sinds 2013 in dienst is en geen ander systeem zou kennen dan het niet-lineaire, is geen omstandigheid die relevant is bij de beoordeling. De OR moet immers voor de belangen van alle medewerkers opkomen, ook al zijn dat er maar enkelen. Bovendien is de conclusie van het voorgaande dat het SCP 2015 een verslechtering is ten opzicht van het SCP 2013.
9. NCR heeft aangevoerd dat het SCP 2015 noodzakelijk is om de salesprestaties te optimaliseren en de doelstellingen van het bedrijf te behalen. Ter toelichting refereert zij, in de aanvraag aan de OR en in het verzoekschrift, aan bepaalde studies die in de VS worden gebruikt om het bonusplan te benchmarken aan andere ondernemingen. Dit benchmarkonderzoek is echter niet aan de OR ter inzage gegeven en ook niet in deze procedure ingebracht. De OR heeft onbetwist aangevoerd dat van een teruglopende omzet bij NCR geen sprake is. De (bedrijfseconomische) noodzaak om de wijziging door te voeren is door NCR dan ook op geen enkele wijze onderbouwd. Dat beslissingen over wijzigingen met betrekking tot het SCP in de VS op concernniveau worden genomen en op een veel grotere groep werknemers dan alleen de sales-medewerkers van NCR zien en dat NCR daar relatief weinig invloed op heeft, zijn omstandigheden die meewegen bij de beoordeling van de zwaarwichtigheid van de door NCR aangevoerde bedrijfsorganisatorische, bedrijfseconomische of bedrijfssociale redenen, maar het gewicht daarvan is niet dusdanig dat op grond daarvan het standpunt van de OR onredelijk is. In dit geval dient het standpunt van de OR zwaarder te wegen.
10. Het voorgaande leidt ertoe dat het verzoek van NCR wordt afgewezen. Vanwege de aard van deze procedure wordt een kostenveroordeling achterwege gelaten.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst het verzoek af.
Aldus gegeven door mr. I.H.J. Konings, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 oktober 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.