Uitspraak
1.[naam 1] ,wonende te [plaats] ,hierna te noemen de man,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 november 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot het vaststellen van een alimentatieverplichting tussen twee samenlevers, die hun affectieve relatie op 7 september 2013 hebben beëindigd. De man en de vrouw hebben gezamenlijk verzocht om een bijdrage van de man aan de vrouw ter zake van levensonderhoud, en wilden dat het overeengekomen convenant aan de beschikking werd gehecht. De advocaat van de man, mr. E.J.A. Bosma, heeft aangevoerd dat het LBIO een beschikking nodig heeft om de alimentatie-afspraken te kunnen handhaven, en dat partijen een juridische afdwingbaarheid van hun afspraken wensen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoek en de argumenten van de advocaat, maar heeft besloten geen zitting te bepalen. De rechtbank oordeelde dat er geen wettelijke onderhoudsverplichting bestaat tussen de partijen, en dat zij hun afspraken in een notariële akte kunnen vastleggen zonder tussenkomst van de rechtbank. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen geschil bestaat tussen partijen en dat zij het erover eens zijn dat de man een bijdrage aan de vrouw levert, maar dat dit niet via een rechterlijke beschikking hoeft te worden vastgelegd.
De rechtbank heeft het verzoek van partijen afgewezen, omdat de wet slechts in specifieke gevallen de mogelijkheid biedt om onderlinge afspraken in een beschikking op te nemen. Aangezien partijen niet verplicht zijn om naar de rechtbank te gaan voor hun afspraken, is er geen ruimte voor een analoge toepassing van de relevante wetgeving. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verzoek niet op de wet gegrond is, en heeft partijen niet ontvankelijk verklaard in hun vordering.