ECLI:NL:RBAMS:2015:8106

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 november 2015
Publicatiedatum
19 november 2015
Zaaknummer
C/13/597219 / FA RK 15-8143
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voorlopige voorzieningen en doorverwijzing naar bevoegde rechtbank in echtscheidingszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 november 2015 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure tussen een vrouw en een man, die eerder met elkaar gehuwd waren. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. Z. Taspinar, heeft op 5 november 2015 twee verzoekschriften ingediend, waaronder een verzoek tot voorlopige voorzieningen. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr.drs. M. Verheul, heeft op 6 november 2015 gereageerd en verweer gevoerd tegen de bevoegdheid van de rechtbank Amsterdam om van de verzoeken kennis te nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide partijen niet woonachtig zijn in het arrondissement Amsterdam, waardoor zij niet bevoegd is om de zaak te behandelen. De rechtbank heeft de zaak doorverwezen naar de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, waar de man woont, en heeft ook de voorlopige voorzieningen naar deze rechtbank verwezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vrouw niet-ontvankelijk is in haar verzoek tot echtscheiding, aangezien het huwelijk reeds was ontbonden. De rechtbank heeft verder vastgesteld dat het verzoek van de vrouw tot vernietiging van het echtscheidingsconvenant en ouderschapsplan het meest verstrekkende verzoek is en dat dit verzoek bij dagvaarding ingeleid dient te worden. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw en de man in de stand waarin deze zich bevinden doorverwezen naar de bevoegde rechtbank.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer:
C/13/597219 / FA RK 15-8143 (HHO TM) (hoofdzaak)
C/13/596686 / FA RK 15-7907 (voorlopige voorzieningen)
Beschikking van 19 november 2015
in de zaak van
[verzoekster] ,
wonende te [plaats] ,
verzoekende partij,
hierna mede te noemen de vrouw,
advocaat mr. Z. Taspinar te Amsterdam,
tegen
[verweerder] ,
wonende te [plaats] ,
verwerende partij,
hierna mede te noemen de man,
advocaat mr.drs. M. Verheul te Groningen.

1.De procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- de twee op 05 november 2015 ter griffie ingediende verzoekschriften namens de vrouw;
- de reactie van de zijde van de man van 6 november 2015.

2.De feiten

Partijen zijn op [datum] met elkaar gehuwd te [plaats] . Bij beschikking van 8 oktober 2014 van de rechtbank Amsterdam is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en het huwelijk tussen partijen is ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking op [datum] in de registers van de burgerlijke stand van [plaats] .
Uit het huwelijk van partijen zijn geboren de twee navolgende (jong-)meerderjarige kinderen:
  • [kind 1] , geboren op [datum] te [plaats] ;
  • [kind 2] , geboren op [datum] te [plaats] .

3.De beoordeling

De vrouw heeft bij verzoekschrift van 5 november 2016, onder zaak- en rekestnummer C/13/597219 / FA RK 15-8143 bij deze rechtbank bekend, verzocht:
  • Het verzoek tot uitspreken van de echtscheiding voor referte;
  • Te bepalen dat het echtscheidingsconvenant en ouderschapsplan van 20 augustus 2014 worden vernietigd, dan wel wordt gewijzigd;
  • Te bepalen dat de beschikking van 8 oktober 2014 wordt gewijzigd zodoende dat het echtscheidingsconvenant en ouderschapsplan van 20 augustus 2014 geen deel meer uitmaken van de beschikking, dan wel het volgende daarin wordt gewijzigd;
  • Te bepalen dat de man zal bijdragen in het levensonderhoud van [kind 2] , bij vooruitbetaling te voldoen, althans een bedrag dat de rechtbank in overeenstemming met de wettelijke maatstaven redelijk acht, bij vooruitbetaling te voldoen, met ingang van 11 september 2014, althans een ingangsdatum die de rechtbank juist acht;
  • Te bepalen dat de man zal bijdragen in de kosten van levensonderhoud van de vrouw met € 1.500,= bruto per maand, althans een bedrag dat de rechtbank in overeenstemming met de wettelijke maatstaven redelijk acht, bij vooruitbetaling te voldoen, met ingang van 11 september 2014, althans een ingangsdatum die de rechtbank juist acht;
  • Te bepalen dat de in het ouderschapsplan van 20 augustus 2014 aan de vrouw opgelegde verplichting tot betaling van kinderalimentatie ten behoeve van [kind 1] op nihil wordt gesteld, met ingang van 20 augustus 2014, althans een ingangsdatum die de rechtbank juist acht;
  • De omvang en verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vast te stellen op wijze zoals door de vrouw hierboven onder punt 59 tot en met 69 verzocht, behoudens het recht op aanvulling hiervan;
  • Dat de door de man opgebouwde pensioenafspraken worden verevend.
De vrouw heeft voorts bij verzoekschrift van 5 november 2016 tot het treffen van voorlopige voorzieningen, onder zaak- en rekestnummer C/13/596686 / FA RK 15-7907 bij deze rechtbank bekend, verzocht voor de duur van de procedure:
  • Te bepalen dat de man zal bijdragen in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw, bij vooruitbetaling te voldoen, met € 1.500,= per maand;
  • Te bepalen dat de man zal bijdragen in het levensonderhoud van [kind 2] ad € 354,78 per maand, bij vooruitbetaling aan hem te voldoen, althans een bedrag dat de rechtbank in overeenstemming met de wettelijke maatstaven redelijk acht, bij vooruitbetaling te voldoen;
  • Deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Van de zijde van de man is op 6 november 2015 een reactie binnen gekomen, waarin hij kort gezegd stelt:
  • Het huwelijk tussen partijen is reeds ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand in de gemeente [plaats] ;
  • Het meest verstrekkende verzoek van de vrouw in de hoofdzaak betreft de vernietiging van het convenant en ouderschapsplan welke verzoek zijn grondslag vindt in artikel 3:34 en 3:44 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en op voet van artikel 3:51 BW als hebbende betrekking op een rechtsvordering met een dagvaardingsprocedure dient te worden ingeleid en niet bij verzoekschrift;
  • Dat ingevolge de regels van de dagvaardingsprocedure de zaak op voet van artikel 99 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de woonplaats van gedaagde de bevoegde rechtbank is en;
  • Op voet van artikel 69 Rv om doorverwijzing van de (hoofd-)zaak naar de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen wordt verzocht;
  • Nu de voorlopige voorziening, voor zover deze zich inhoudelijk voor behandeling leent, dient samen te hangen met de hoofdzaak.
De rechtbank stelt vast, nu de man verweer voert tegen de bevoegdheid, dat de vrouw woonachtig is te Hilversum en de man te Assen. Dat betekent dat de rechtbank Amsterdam niet bevoegd is van de verzoeken kennis te nemen, nu noch de vrouw, noch de man woonachtig is in het arrondissement Amsterdam. De rechtbank Midden-Nederland (waar Hilversum onder valt), dan wel de rechtbank Noord-Nederland (waar Assen onder valt) zijn bevoegd in deze.
Om te beoordelen naar welke rechtbank de zaak in het onderhavige geval wordt verwezen dient de rechtbank, hoewel niet bevoegd, wel een voorschot te nemen op de inhoudelijke beoordeling van de verzoeken.
Vaststaat dat het huwelijk tussen partijen reeds is ontbonden. De vrouw is derhalve niet-ontvankelijk in haar verzoek tot de echtscheiding, voor zover zij haar verzoek als zodanig heeft bedoeld.
Met de man is de rechtbank van oordeel dat het meest verstrekkende verzoek wat in de hoofdzaak ter beoordeling voorligt derhalve het verzoek is, tot het doen vernietigen van het aan de echtscheidingsbeschikking gekoppelde convenant en ouderschapsplan.
Indien het standpunt van de man gevolgd wordt dat dit een verzoek is dat bij dagvaarding ingeleid dient te worden, zou ingevolge de regels omtrent bevoegdheid in de dagvaardingsprocedure de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen bevoegd zijn. De rechtbank kan de zaak echter niet ook thans al op grond van de schakelbepaling van artikel 69 Rv doorverwijzen naar het team handelszaken van die rechtbank, omdat de rechtbank daarmee een inhoudelijke beoordeling van de zaak zou geven, die gezien het voorgaande, niet mogelijk is.
De rechtbank zal de hoofdzaak derhalve naar de bevoegde rechtbank Noord-Nederland doorverwijzen in de stand waarin deze zich bevindt. Een verwijzing naar de rechtbank Midden-Nederland lijkt gezien het voorgaande niet gewenst nu bij toepassing van artikel 69 Rv deze rechtbank niet bevoegd zou zijn.
Ten aanzien van de voorlopige voorzieningen stelt de rechtbank vast dat, nu de echtscheiding tussen partijen reeds is uitgesproken, de zaak in elk geval niet op voet van artikel 821 en volgende Rv ingeleid kan worden. De rechtbank begrijpt derhalve dat het verzoek van de vrouw gestoeld is op artikel 223 Rv. De rechtbank stelt vast dat een voorlopige voorziening op voet van artikel 223 Rv moet samenhangen met de hoofdzaak. De rechtbank zal om die reden de behandeling van de voorlopige voorzieningen ook doorverwijzen naar de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen.
Daarom wordt als volgt beslist.

5.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van de verzoeken;
- verwijst de beide zaken in de stand waarin deze zich bevinden naar de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen.
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. H. C. Hoogeveen, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. T.E. Meijer, griffier, op
19 november 2015.