1.3.Verweerder heeft het re-integratie-advies overgenomen en ten grondslag gelegd aan de aan eiser opgelegde verplichting om te solliciteren.
2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij zich ervan heeft vergewist dat het re-integratieadvies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Verweerder mocht zich derhalve op dit advies baseren. Een nieuwe keuring acht verweerder niet noodzakelijk.
3. Eiser voert aan dat de rapportage van de verzekeringsarts onzorgvuldig tot stand is gekomen nu daaruit niet blijkt dat door de verzekeringsarts contact is opgenomen met de behandelaren van eiser. Eiser acht zich voorts niet in staat om te solliciteren dan wel mee te werken aan re-integratie.
4. Naar vaste rechtspraak mag door een bestuursorgaan op een uitgebracht medisch advies worden afgegaan als het zowel naar de wijze van totstandkoming als naar inhoud deugdelijk is.
5. Artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat indien een besluit berust op een onderzoek naar feiten en gedragingen dat door een adviseur is verricht, het bestuursorgaan zich ervan dient te vergewissen dat dit onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in dit geval is tekort geschoten in zijn vergewisplicht. Daartoe wordt het volgende overwogen.
7. In de rapportage van de verzekeringsarts het volgende is vermeld:
“Er is medische informatie ingewonnen bij behandelaars. Als deze informatie anders luidt dan ik nu voorzie dan neem ik contact op met de KM” (naar de rechtbank begrijpt de klantmanager).
8. Desgevraagd heeft verweerder aangegeven dat de verzekeringsarts geen contact heeft opgenomen met de klantmanager. Verweerder heeft aangegeven zelf geen navraag bij de verzekeringsarts te hebben gedaan. Als gevolg van deze handelswijze van zowel de verzekeringsarts als verweerder bestaat er geen duidelijkheid of de behandelaars hebben gereageerd op het verzoek om informatie. En indien er van wordt uitgegaan dat de behandelaars medische informatie hebben verstrekt dan is het voorts onduidelijk of de verzekeringsarts deze informatie in zijn overwegingen heeft betrokken. En indien er van wordt uitgegaan dat de verzekeringsarts deze informatie in zijn overwegingen heeft betrokken dan is het onduidelijk op grond van welke overwegingen hij tot de slotsom is gekomen dat dat deze informatie geen aanleiding geeft om zijn oordeel bij te stellen.
9. Het bestreden besluit komt daarom in aanmerking om te worden vernietigd wegens strijd met de in artikel 3:9 van de Awb neergelegde vergewisplicht.
10. Voorts is het bestreden besluit eveneens in strijd met het in artikel 3:2 van de Awb neergelegde zorgvuldigheidsbeginsel genomen. Eiser heeft in bezwaar een verklaring van zijn huisarts overgelegd. Verweerder heeft nagelaten deze verklaring van de huisarts aan de verzekeringsarts voor te leggen met een verzoek om commentaar. Uit oogpunt van zorgvuldigheid had dat wel gemoeten. Anders dan verweerder meent heeft de huisarts correct gehandeld door geen uitspraak te doen over de (on)mogelijkheid van eiser tot het verrichten van arbeid. Het is aan een verzekeringsarts om uitspraak te doen over de beperkingen en mogelijkheden tot het verrichten van arbeid.
11. Het beroep is dus gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet in deze geen mogelijkheid om het geschil finaal te beslechten, omdat voor een nieuwe beslissing op bezwaar door verweerder nader onderzoek door de verzekeringsarts nodig is. Daarbij dienen tevens de verklaring van de huisarts en de door eiser ter zitting overgelegde verklaringen van zijn acupuncturist en fysiotherapeute te worden betrokken. De rechtbank zal verweerder opdragen binnen zes weken een nieuw besluit op het bezwaar van eiser te nemen.
13. Omdat het beroep gegrond is dient verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht te vergoeden.
14. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 974, - (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 487, - en een wegingsfactor 1). Gelet op het bepaalde in artikel IV, vierde lid, van de Regeling van de minister van Veiligheid en Justitie van 12 december 2014 tot indexering van bedragen in de Awb, Besluit proceskosten bestuursrecht de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Stcrt. 2014, 37105) dient bij de berekening uitgegaan te worden van deze waarde per punt. Het beroepschrift heeft de rechtbank ontvangen voor 1 januari 2015. Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener van eiser.