ECLI:NL:RBAMS:2015:8688

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 december 2015
Publicatiedatum
7 december 2015
Zaaknummer
C/13/586151 / HA ZA 15-426
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B. van Berge Henegouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen en contractuele rente in het kader van een aannemingsovereenkomst voor installatiewerkzaamheden

In deze zaak vordert eiser, een installateur, betaling van openstaande facturen van in totaal € 26.818,70 van gedaagde, een restaurant genaamd Bar-B B.V. Eiser heeft installatiewerkzaamheden verricht in het restaurant van Bar-B en stelt dat de facturen, die betrekking hebben op geleverde materialen en gewerkte uren, niet zijn voldaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een overeenkomst van aanneming is gesloten tussen partijen en dat Bar-B de facturen tot en met 30 juni 2014 heeft voldaan. Eiser stelt dat de facturen van 9 september en 10 oktober 2014, die betrekking hebben op installatiematerialen en manuren na 23 juni 2014, nog openstaan. Bar-B betwist dit en stelt dat er geen afspraken zijn gemaakt over nacalculatie van materialen. De rechtbank oordeelt dat de offertes de basis hebben gevormd voor de afspraken en dat Bar-B onvoldoende heeft betwist dat de facturen betrekking hebben op de geleverde diensten. De rechtbank wijst de vordering van eiser toe en veroordeelt Bar-B tot betaling van € 25.793,78, inclusief btw, en de contractuele rente. Daarnaast wordt Bar-B veroordeeld in de proceskosten en buitengerechtelijke kosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/586151 / HA ZA 15-426
Vonnis van 9 december 2015
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats] ,
eiser,
advocaat mr. T.H. Geukes Foppen te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BAR-B B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. B.J.R. Loijmans te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Bar-B worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 28 april 2015, met producties,
  • de conclusie van antwoord, met producties,
  • het tussenvonnis van 1 juli 2015 waarin een comparitie van partijen is gelast,
  • het proces-verbaal van comparitie van 29 oktober 2015, en de daarin opgenomen proceshandelingen en processtukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bar-B exploiteert een restaurant. Het restaurant is in 2014 voorafgaand aan de opening verbouwd. [eiser] is de eigenaar van de [eenmanszaak] . [eiser] heeft, samen met de in zijn opdracht werkzame [naam 1] (hierna: [naam 1] ) ten behoeve van de verbouwing werkzaamheden verricht, waaronder het installeren en monteren van verlichting, airconditioning, geluidsinstallatie, camera-installatie en internet. Ten behoeve van de verbouwing werden in opdracht van Bar-B ook werkzaamheden uitgevoerd door de heer [naam 2] (verder: [naam 2] ).
2.2.
[eiser] heeft voor de door hem geplaatste installaties en verlichting negen offertes (respectievelijk van 20 februari 2014, 15 april 2014, 29 april 2014, 22 mei 2014, een drietal van 26 juni 2014 en een tweetal van 27 juni 2014) opgemaakt. Op de offertes van 20 februari 2014 en 15 april 2014 staat vermeld: “
installatie exclusief installatiekosten”. Op alle overige offertes staat vermeld: “
installatie exclusief installatie materialen en installatiekosten”. In een aantal van de offertes, waaronder de eerste twee, wordt verwezen naar de toepasselijkheid van leverings- en betalingsvoorwaarden van [eiser] (hierna: de algemene voorwaarden van [eiser] ). In artikel 17.1 van de algemene voorwaarden van [eiser] is een contractuele vertragingsrente opgenomen van 1% per maand.
2.3.
Op de offertes van 29 april 2014 , 26 juni 2014 en 27 juni 2014 ter zake LED- verlichting staat bovendien vermeld:
Exclusief (…)
installatie kast inclusief assemblage voedingen en drivers
(…) installatie materiaal diverse
(…) installatiekosten (…)
2.4.
Op de offerte van 26 juni 2014 voor een lichtbedieningssysteem staat bovendien vermeld:
Exclusief (…)
(…) programmeerkosten
(…) installatie materiaal diverse
(…) installatiekosten (…)
2.5.
Onderaan de offertes staan de namen van partijen vermeld en is ruimte open gelaten voor ondertekening. Op een aantal van de offertes is bij de vermelding van Bar-B ( [naam 3] ) een handtekening geplaatst.
2.6.
In het dossier bevinden zich tien facturen van [eiser] (respectievelijk van 17 april 2014, 1 mei 2014, een tweetal van 23 mei 2014, 24 juni 2014 en een vijftal van 30 juni 2014). De factuur van 24 juni 2014 heeft betrekking op de installatiekosten die door [eiser] zijn gemaakt in de weken 22 tot en met 25 (maandag 26 mei 2014 tot en met vrijdag 20 juni 2014). De factuur van 24 juni 2014 is gebaseerd op door [naam 1] en [eiser] ondertekende werkbriefjes (met vermelding van de door [naam 1] gewerkte uren) en de facturen van [naam 1] (waarbij de gewerkte uren door hem aan [eiser] in rekening zijn gebracht). De overige facturen hebben, kort gezegd, betrekking op geleverde materialen, installaties, verlichting en bekabeling. Op deze facturen (op een na) wordt verwezen naar één van de (bij rov. 2.2) genoemde offertes met vermelding van het offertenummer. De gefactureerde bedragen corresponderen met de in de betreffende offerte aangeboden prijzen.
2.7.
De facturen van 30 juni 2014 zijn voldaan op 2, 4, 7 en 10 juli 2014. Ook de overige van de tien bij rov. 2.6 genoemde facturen zijn door Bar-B voldaan.
2.8.
Bij facturen van 9 september 2014 heeft [eiser] aan Bar-B het volgende in rekening gebracht:
Factuurnummer
Betreft
Bedrag
-
2014049
levering van diverse bekabeling ten behoeve van de elektrische installaties en luchtbehandeling
653,74
-
2014050
extra levering van Kabelgoot benodigdheden
815,66
-
2014051
diverse elektra materiaal
1.215,34
-
2014052
levering van diverse verlichting en benodigdheden
2.596,42
-
2014053
diverse installatie materiaal ten behoeve van de verlichting
3.726,34
Totaal
9.007,50
Alle bedragen zijn inclusief btw.
2.9.
Bij factuur van 10 oktober 2014 heeft [eiser] een bedrag van € 17.811,20, inclusief btw, aan Bar-B in rekening gebracht. Op de factuur is vermeld hoeveel manuren [eiser] in de weken 26 tot en met 33 van het jaar 2014 aan installatiekosten in rekening heeft gebracht, te weten:
Weeknummer
Manuren
Bedrag
26
80
3.200,00
27
111,5
4.460,00
28
109,5
4.380.00
29
32
1.280,00
31
27
1.080,00
33
8
320,00
2.10.
Voor de weken 26, 27, 28 en 31 heeft [eiser] (met de bij rov. 2.6 genoemde vergelijkbare) werkbriefjes en daarop gebaseerde facturen van [naam 1] in het geding gebracht.
2.11.
Bij factuur van 10 oktober 2014 heeft [eiser] een bedrag van € 1.024,92 aan Bar-B gecrediteerd.
2.12.
Bar-B heeft de onder rov. 2.8 en 2.9 opgenomen facturen, tezamen belopend een bedrag van € 26.818,70, niet voldaan aan [eiser] .
2.13.
In de door Bar-B in het geding gebrachte schriftelijke verklaring van [naam 2] van 4 april 2015 staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:
“(…) Er waren geen duidelijke plannen en ook was het niet duidelijk welk deel door derden aangelegd ging worden (…), uiteindelijk kwam er steeds meer bij en moesten de plannen meerdere malen bijgesteld worden.
(…)
Ik had besloten in overleg met de heer [naam 3] om [eiser] in te schakelen voor hulp in het ontwerpen en installeren van diverse installaties op uur basis.
(…)
ik stuurde de offertes en de facturen door en kreeg uiteraard te horen of het goed was, de facturen werden rechtstreeks betaald (…).”.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – kort gezegd – dat Bar-B, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag van € 26.818,70 inclusief btw, te vermeerderen met de contractuele rente en de buitengerechtelijke kosten met de wettelijke rente daarover. Een en ander met veroordeling van Bar-B in de proceskosten, inclusief de nakosten.
3.2.
[eiser] stelt daartoe – kort gezegd – dat Bar-B de facturen van 9 september 2014 en 10 oktober 2014, ondanks sommatie, niet heeft voldaan. Die onbetaald gebleven facturen betreffen de gebruikte installatiematerialen gedurende de gehele verbouwing en de gewerkte manuren na 23 juni 2014. Bar-B heeft de facturen van [eiser] tot en met 30 juni 2014 volledig voldaan, ook de in rekening gebrachte manuren heeft zij tot die datum voldaan. De bij die facturen aan Bar-B in rekening gebrachten prijzen zijn echter, blijkens de met de facturen corresponderende offertes die door Bar-B zijn geaccepteerd, exclusief installatiekosten, installatiematerialen, programmering en assemblage. Deze kosten en de na 23 juni 2014 gewerkte manuren dienen ook te worden vergoed, aldus steeds [eiser] .
3.3.
Bar-B voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] installatiewerkzaamheden heeft verricht in het restaurant van Bar-B, dat de te plaatsen installaties na overleg met en betaling door Bar-B werden besteld door [eiser] , dat [eiser] de facturen daarvoor rechtstreeks heeft gericht aan Bar-B en dat Bar-B de facturen tot en met 30 juni 2014 rechtstreeks heeft voldaan aan [eiser] . Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam vast dat tussen partijen een overeenkomst van aanneming is gesloten voor de uitvoering van installatiewerkzaamheden door [eiser] in het restaurant van Bar-B en dat, anders dan Bar-B heeft aangevoerd, geen sprake is van onderaanneming.
4.2.
Tussen partijen is wel in geschil, in de eerste plaats, of zij zijn overeengekomen dat installatiematerialen op basis van nacalculatie door [eiser] aan Bar-B in rekening zouden worden gebracht. [eiser] heeft ter onderbouwing van de stelling dat dit het geval is, verwezen naar de offertes waarop dat staat vermeld (rov. 2.2 e.v.). Bar-B heeft – kort gezegd – als verweer gevoerd dat alle door [eiser] gebruikte materialen conform de overeengekomen werkwijze door Bar-B bij vooruitbetaling aan [eiser] zijn voldaan. Er is niet afgesproken dat [eiser] na beëindiging van de werkzaamheden de daarbij gebruikte installatiematerialen op basis van nacalculatie in rekening zou brengen. De door [eiser] in het geding gebrachte getekende offertes zijn onbekend bij Bar-B en niet door Bar-B ondertekend. Voor de thans door [eiser] gefactureerde materialen heeft Bar-B geen akkoord gegeven en deze zijn ook niet verwerkt in het restaurant.
4.3.
Uit de hiervoor weergegeven feiten blijkt dat alle facturen tot en met 30 juni 2015 -die door Bar-B zijn betaald – expliciet verwijzen naar een offertenummer en dat de bij deze facturen in rekening gebrachte materialen en prijzen naadloos aansluiten bij de betreffende offerte. [eiser] heeft in dit verband ter comparitie toegelicht dat hij de offertes per email heeft verzonden aan [naam 2] en dat [naam 2] de offertes met Bar-B heeft besproken. [naam 2] heeft vervolgens de ondertekende offertes aan hem geretourneerd, aldus [eiser] . Deze gang van zaken komt overeen met het betoog van Bar-B dat [naam 2] aanvankelijk als tussenpersoon heeft gehandeld in haar relatie met [eiser] en wordt bovendien bevestigd door de verklaring van [naam 2] , ertoe strekkend dat hij de offertes aan Bar-B doorstuurde en vervolgens te horen kreeg of deze akkoord waren (rov. 2.13). Bar-B heeft deze gang van zaken tijdens de comparitie verder niet betwist. Bar-B heeft weliswaar ter comparitie aangevoerd dat de bestellingen plaatsvonden aan de hand van lijsten, maar dat neemt niet weg dat vervolgens kennelijk aan de hand daarvan offertes zijn opgemaakt. Bij deze stand van zaken is de rechtbank van oordeel dat Bar-B onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat de offertes de basis hebben gevormd voor de afspraken tussen partijen. De rechtbank neemt dat voor de verdere beoordeling dan ook als vaststaand aan.
4.4.
In de offertes is opgenomen dat de geoffreerde prijzen, exclusief installatiekosten en installatiematerialen zijn en dat deze kosten achteraf worden bepaald. Uit de inhoud van de offertes, en de daarop aansluitende en reeds betaalde facturen, blijkt verder ook niet dat aan Bar-B al installatiematerialen in rekening zijn gebracht, laat staat dat daarvoor is betaald. De slotsom van het voorgaande is dan ook dat de gebruikte installatiematerialen alsnog aan [eiser] moeten worden betaald. Bar-B heeft in dit verband nog aangevoerd dat sommige installatiematerialen vaker voorkomen op verschillende facturen en dat voor het product aangeduid als
Tivast bundbndverschillende prijzen in rekening zijn gebracht. Bar-B heeft echter de uitleg van [eiser] dat bepaalde installatiematerialen uit de aard der zaak meermalen zijn gebruikt (en dus meermalen in rekening zijn gebracht) en dat hij zich bij het rekening brengen van de laagste prijs voor het product
Tivast bundbndin het voordeel van Bar-B heeft vergist, niet weersproken. Nu Bar-B ook overigens tegen de hoogte van de facturen die betrekking hebben op de installatiematerialen geen, althans geen gemotiveerd, verweer heeft gevoerd, is de vordering op dit onderdeel toewijsbaar.
4.5.
Tussen partijen is verder in geschil of Bar-B de factuur van 10 oktober 2014 dient te voldoen. [eiser] heeft gesteld dat deze factuur de door [eiser] en [naam 1] in het restaurant van Bar-B uitgevoerde (installatie)werkzaamheden na 23 juni 2014 betreft. Bar-B heeft – samengevat - als verweer gevoerd dat vanaf week 26 geen werkzaamheden meer zijn uitgevoerd door [eiser] en dat voor alle uitgevoerde werkzaamheden reeds is betaald. Deze stelling valt echter niet te rijmen met het tevens door Bar-B heeft ingenomen standpunt dat het restaurant van Bar-B is geopend direct na afronding van de werkzaamheden op 5 juli 2014, aangezien de weken 26 en 27 vallen vóór 5 juli 2014. In dat verband heeft Bar-B onvoldoende gemotiveerd betwist dat [eiser] gedurende die weken de gefactureerde manuren heeft gewerkt in het restaurant van Bar-B. Dat geldt in het bijzonder gelet op de door [eiser] voor die weken overgelegde werkbriefjes en facturen van [naam 1] (rov. 2.10). Evenmin heeft Bar-B aangevoerd of is gebleken dat de voor deze weken gefactureerde manuren al zijn voldaan. De vordering tot betaling van de voor deze weken gefactureerde manuren is dan ook toewijsbaar.
4.6.
[eiser] heeft ter onderbouwing van zijn vordering verder aangevoerd dat de reeds door Bar-B betaalde facturen van 30 juni 2014 betrekking hebben op de levering van diverse (verlichtings)systemen en installaties die nadien nog door [eiser] moesten worden, en ook zijn, geïnstalleerd. De rechtbank stelt vast dat volgens de door partijen gevolgde werkwijze, die door Bar-B niet is betwist, de in de facturen van 30 juni 2014 genoemde materialen pas door [eiser] werden gekocht na voldoening van de betreffende factuur door Bar-B. De facturen van 30 juni 2014 heeft Bar-B voldaan op 2, 4, 7 en 10 juli 2014. Uit dit alles volgt dat [eiser] de op de facturen genoemde materialen pas na die data heeft gekocht en dus ook pas daarna heeft geïnstalleerd in het restaurant van Bar-B. Dat daarmee slechts een dag werk zou zijn gemoeid heeft Bar-B niet nader onderbouwd, hetgeen wel op haar weg lag gelet op de omvang van de geleverde materialen en het (aan de hand van de werkbriefjes en facturen van [naam 1] ) gemotiveerde betoog van [eiser] dat hij en/of [naam 1] enkele dagen tot laat in de avond tussen de gasten van het restaurant de werkzaamheden heeft/hebben verricht. Onder deze omstandigheden wordt het verweer van Bar-B ook voor de door [eiser] voor de weken 28, 29, 31 en 33 in rekening gebrachte werkzaamheden verworpen. Dat [eiser] pas op 10 oktober 2014 tot facturering is overgegaan maakt het voorgaande niet anders, aangezien niet is gesteld en ook niet is gebleken dat partijen daarover afspraken hebben gemaakt die tot een andere beoordeling zouden moeten leiden. De vordering tot betaling van de voor die weken gefactureerde manuren is derhalve eveneens toewijsbaar.
4.7.
Bar-B heeft nog betoogd dat de door [eiser] geïnstalleerde geluidsinstallatie niet naar behoren werkt(e). Daargelaten dat Bar-B die stelling in het geheel niet heeft onderbouwd, geldt dat Bar-B aan die stelling geen rechtsgevolg heeft verbonden. Reeds daarom moet dit verweer worden verworpen.
4.8.
De slotsom is dat het verweer van Bar-B tegen de gevorderde hoofdsom niet wordt gevolgd, zodat de vordering van [eiser] tot betaling daarvan – verminderd met het bedrag van de creditfactuur (rov. 2.11) derhalve in totaal uitkomend op (€ 9.007,50 + € 17.811,20 -/- 1.024,92 =) € 25.793,78 inclusief btw - zal worden toegewezen. De daarbij gevorderde betalingstermijn wordt als onvoldoende gemotiveerd afgewezen.
4.9.
Bar-B zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op:
- explootkosten
77,84
- vast recht
876,00
- salaris advocaat
1.158,00
2 punten tarief III (€ 579,00)
Totaal
2.111,84
4.10.
[eiser] heeft onbetwist gesteld dat is overeengekomen dat de facturen binnen veertien dagen na factuurdatum moesten worden betaald. De gevorderde contractuele rente van 1% per (gedeelte van een) maand over het openstaande bedrag uit artikel 17.1 van de algemene voorwaarden, waarvan Bar-B de toepasselijkheid en de verschuldigdheid verder ook niet heeft betwist, zal derhalve worden toegewezen als volgt:
  • over het gedeelte van de hoofdsom van € 9.007,50 vanaf 24 september 2014 (14 dagen na factuurdatum van 9 september 2014) en
  • over het gedeelte van € 16.786,28 vanaf 25 oktober 2014 (14 dagen na factuurdatum van 10 oktober 2014).
4.11.
Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten zal in overeenstemming met het “Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten” van 27 maart 2012, inclusief de daarover gevorderde wettelijke rente, als onweersproken worden toegewezen tot een bedrag van € 1.032,94 (derhalve berekend over het toe te wijzen bedrag van € 25.793,78).

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt Bar-B tot betaling aan [eiser] het bedrag van € 25.793,78 (zegge: vijfentwintigduizend zevenhonderd drieënnegentig euro en achtenzeventig cent) inclusief btw, te vermeerderen met de contractuele rente van 1% per (gedeelte van een) maand over het bedrag van € 9.007,50 vanaf 24 september 2014 en over het gedeelte van € 16.786,28 vanaf 25 oktober 2014 tot de dag van voldoening,
5.2.
veroordeelt Bar-B tot betaling van € 1.032,94 aan [eiser] aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf zeven dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van voldoening,
5.3.
veroordeelt Bar-B in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 2.111,84,
5.4.
veroordeelt Bar-B in de na dit vonnis aan de zijde van [eiser] ontstane nakosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelde niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. van Berge Henegouwen, rechter, bijgestaan door mr. R. Verloo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2015.
*