De dagvaarding is conform het bepaalde in artikel 54 RV uitgebracht aan het parket van de Officier van Justitie alhier, door achterlating ervan in een gesloten enveloppe in de brievenbus van het gebouw Parnassusweg 220, hetgeen het adres is zowel van de rechtbank Amsterdam als van het parket van de Officier van Justitie.
De bovengenoemde enveloppe was geadresseerd: [gedaagden] , p/a Parnassusweg 220, Amsterdam. De dagvaarding is door de postkamer van de rechtbank opgevat als een dagvaarding bestemd voor de afdeling privaatrecht (kanton) van de rechtbank en niet doorgeleid naar het parket van de Officier van Justitie. De dagvaarding is daarmee niet juist betekend.
Hoewel in de praktijk niet gebruikelijk maken de bewoordingen van artikel 54 lid 2 het de deurwaarder mogelijk om de dagvaarding buiten kantooruren te bezorgen, in het onderhavige geval in de gezamenlijke brievenbus van rechtbank en parket. Op grond van artikel 47 lid 2 RV dient op de enveloppe de naam en de woonplaats te worden vermeld van degene voor wie het exploot, in dit geval een dagvaarding, is bestemd. Anders dan in gevallen van een bekende woonplaats komt in het onderhavige geval het parket van de Officier van Justitie in de plaats van de woonplaats van gedaagde. Aangezien het parket bij de rechtbank Amsterdam echter geen eigen brievenbus heeft, maar deze deelt met de diverse afdelingen van de rechtbank, moet de hierboven weergegeven adressering op de gesloten enveloppe als onvolledig worden aangemerkt. Van de deurwaarder, bij wie het bovenstaande bekend mag worden verondersteld, had verwacht mogen worden dat hij bij de adressering tevens had vermeld dat de zending bestemd was voor het parket van de Officier van Justitie, nu dit uit de dagvaarding zelf niet eenduidig blijkt.
Geoordeeld wordt mitsdien dat met eerder genoemde wijze van adresseren de uitbrengende deurwaarder de dagvaarding niet naar behoren heeft uitgebracht, waardoor de omstandigheid dat de dagvaarding door het personeel van de rechtbank niet is doorgeleid naar het parket van de Officier van Justitie voor risico van eiser komt.
Nu het hier gaat om een openbare dagvaarding laat de kantonrechter artikel 121 lid 3 RV buiten toepassing. Dat betekent dat gelegenheid wordt geboden tot herstel van het verzuim. Eiser kan dit doen door gedaagde nogmaals bij exploot op te roepen, onder betekening van dit vonnis en onder verwijzing naar en aanhechting van de oorspronkelijke dagvaarding. Een uittreksel van dit exploot dient zo spoedig mogelijk in de Staatscourant te worden gepubliceerd. Eiser dient bij de indiening van het herstelexploot bewijs van deze publicatie bij te voegen.
Aangezien het de kantonrechter niet is toegestaan om ambtshalve toepassing te geven aan artikel 117 RV wordt de zaak verwezen naar de rolzitting van 8 maart 2016 voor indiening van het herstelexploot.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.