15. De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van [verweerder] binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt.
15. GVB stelt dat de redelijke grond voor ontbinding primair is gelegen in verwijtbaar handelen dan wel nalaten van [verweerder] , zodanig dat dat van GVB redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Subsidiair is volgens GVB sprake van een verstoorde arbeidsverhouding en meer subsidiair acht GVB [verweerder] niet geschikt voor zijn functie.
15. Gezien de hiervoor weergegeven feiten wordt vastgesteld dat [verweerder] vanaf aanvang dienstverband in 1986 tot 2010 goed heeft gefunctioneerd. Er zijn voor 2010 geen (noemenswaardige) incidenten of waarschuwingen geweest. GVB was tevreden over het werk van [verweerder] , ook als conducteur.
15. De in 2010 ontvangen waarschuwingen voor het eenmalig tegen de regels in zijn mobiele telefoon gebruiken en één keer te vroeg van de tram gaan kunnen niet bijdragen aan de primaire, subsidiaire of meer subsidiaire grond waarop GVB haar verzoek baseert. [verweerder] heeft na de waarschuwingen de betreffende regels niet meer overtreden en de waarschuwingen dateren inmiddels van ruim vijf jaar geleden. Na zo lange tijd is het niet redelijk om nog een beroep te doen op deze (eenmalige) overtredingen. Overigens gaat het GVB naar eigen zeggen ook om de periode daarna en dan met name om het depottekort in 2012 en vervolgens in 2015.
15. Duidelijk is dat er sinds 2011 een kentering is gekomen in de uitvoering van de werkzaamheden door [verweerder] . Hij kwam een aantal keer te laat, heeft een fors depottekort laten ontstaan en heeft in 2013 een paar keer op het laatste moment verlof aangevraagd. Het is begrijpelijk dat GVB er belang bij heeft dat dit soort gedrag zo min mogelijk voorkomt en daar streng op toeziet, aangezien het de uitvoering van de diensten van GVB, het vervoeren van mensen in Amsterdam per tram, bus of pont, (ernstig) belemmert.
15. In het geval van [verweerder] ligt een en ander echter genuanceerd. Dat een verband bestaat tussen het overlijden van zijn vader, die – zo is onweersproken gebleven – [verweerder] bijstond en onder meer hielp met zijn financiën, en het ontstaat van het tekort in het depot van [verweerder] in juli 2012 is zeer aannemelijk. Daar komt nog bij dat [verweerder] kort daarvoor een relatie kreeg met een collega, die, zo is evenmin betwist, de financiën niet goed op orde hield.
15. De geboorte van zijn kind maakte dat de privésituatie voor [verweerder] nog ingewikkelder werd. Aannemelijk is dat dit zijn uitwerking had op het uitvoeren van zijn werkzaamheden; opnieuw kwam [verweerder] te laat en twee keer kwam hij per vergissing helemaal niet. Duidelijk is dat [verweerder] onder stress minder presteert. De vraag is of dit [verweerder] , gezien zijn achtergrond, gezondheid en opleiding, kan worden aangerekend.
15. Bij dit alles speelt een rol dat [verweerder] , zo volgt uit de stukken en uit hetgeen de kantonrechter op zitting heeft kunnen constateren, geen doorsnee werknemer is. Hij is langzamer van begrip, zo heeft zijn zuster uitgelegd en zo heeft [verweerder] beaamd, en wanneer er teveel op hem afkomt, vindt hij het lastig om prioriteiten te stellen. Dit komt uit het hele dossier naar voren. Gedurende 25 jaar heeft [verweerder] goed gefunctioneerd, met behulp van zijn vader en met behulp van GVB. Na dat zijn vader overleed kwam [verweerder] in de knel. Ook twee jaar later, toen [verweerder] een kind kreeg, wat gepaard ging met (langdurige) zorg voor zijn vrouw, werd het opnieuw moeilijk voor [verweerder] om het overzicht te houden. Hij heeft dit ook zelf toegegeven en besproken met GVB. GVB heeft op haar beurt, als goed werkgever, haar best gedaan om [verweerder] de begeleiding te bieden die zij nodig achtte.
15. Tot het depottekort in mei 2015; dat is, zo komt uit het verzoekschrift naar voren, de druppel voor GVB. Echter, hoe ernstig deze overtreding ook, na een dienstverband van 29 jaar, waarvan 25 jaar nagenoeg vlekkeloos, en de persoonlijke omstandigheden van [verweerder] in achtgenomen, kan deze druppel het glas van de redelijke grond niet vullen. Daarbij speelt mee dat er geen problemen zijn met het inhoudelijke werk van [verweerder] , dat hij de fouten die hij heeft gemaakt erkent, steeds openstaat voor kritiek en telkens weer zijn best doet om verbetering aan te brengen in zijn gedrag en daar veelal in slaagt. Anderzijds rust op GVB als goed werkgever, mede vanwege het lange dienstverband en de bijzondere persoonlijke omstandigheden, een bepaalde zorgplicht, op grond waarvan van GVB een extra inspanning mag worden verwacht om werknemers zoals [verweerder] binnen boord te houden.
15. Dat twee keer een fors depottekort is ontstaan is als gezegd niettemin ernstig. De door [verweerder] gegeven reden voor het ‘lenen’ uit het depot – namelijk dat hij niet wilde worden afgesloten van gas en licht, terwijl hij bovendien het geld binnen drie dagen zou terugbetalen van zijn vakantiegeld – maken het begaan van de overtreding misschien begrijpelijk, maar nemen de ernst ervan niet van weg. [verweerder] moet daarom goed begrijpen dat hem, nu door de kantonrechter een allerlaatste kans wordt gegeven. Een nieuw depottekort kan betekenen dat hij alsnog zijn baan verliest.
15. [verweerder] lijkt zich dat ook goed te realiseren. Ter zitting heeft hij omstandig verteld welke hulp hij en zijn vrouw thans krijgen (onder andere van Humanitas), dat de financiën op de rit zijn en dat ze nu weten hoe ze hun zaken op orde moeten houden. Daarbij is de zuster van [verweerder] na verblijf in het buitenland sinds januari jl. weer terug in Nederland en heeft zij toegezegd [verweerder] bij te staan en te helpen wanneer er problemen zijn.
15. Dit alles maakt dat naar het oordeel van de kantonrechter de door GVB naar voren gebrachte feiten en omstandigheden geen redelijke grond voor ontbinding opleveren, noch op grond van de primaire reden noch op grond van de meer subsidiaire reden.
15. Dat sprake zou zijn van een verstoorde arbeidsverhouding is niet onderbouwd en niet gebleken, zodat ook op die grond het verzoek van GVB niet kan slagen.
15. De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van GVB zal afwijzen en dat de arbeidsovereenkomst derhalve niet zal worden ontbonden.
15. De proceskosten worden gecompenseerd in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.