Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 december 2015 in de zaak tussen
[naam 1] , te Amsterdam, eiser
de raad van bestuur van de sociale verzekeringsbank, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.
.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak hebben eisers, een echtpaar te Amsterdam, beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, waarbij hun AIO-uitkering werd opgeschort. Het primaire besluit tot opschorting vond plaats op 27 januari 2015, met ingang van 1 februari 2015. Eisers hebben geklaagd dat verweerder niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van acht weken een definitief besluit heeft genomen na de opschorting. De rechtbank oordeelt dat deze klacht gegrond is, aangezien artikel 54, eerste lid van de Participatiewet (Pw) bepaalt dat de opschorting van de uitkering maximaal acht weken mag duren. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit, dat langer dan acht weken na de opschorting is genomen, een gebrek vertoont. Dit gebrek had in het bestreden besluit erkend moeten worden, wat zou hebben geleid tot vernietiging van dat besluit indien er nog belang bij een inhoudelijke beoordeling was geweest.
De rechtbank verklaart het beroep niet ontvankelijk wegens gebrek aan belang, maar veroordeelt verweerder wel in de proceskosten van eisers, die zijn vastgesteld op € 490,-. Daarnaast dient verweerder het griffierecht van € 45,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 5 januari 2016 door rechter T.L. Fernig - Rocour, in aanwezigheid van griffier E.H. Kalse-Spoon. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.