In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 26 januari 2016 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Q-Park Beheer B.V. (eiseres) en een gedaagde die zonder betaling uit een parkeergarage is gereden, ook wel aangeduid als 'treintje rijden'. De eiseres vorderde schadevergoeding op basis van boetebedingen in de algemene voorwaarden. De kantonrechter heeft in een eerder tussenvonnis op 6 oktober 2015 al geoordeeld dat de vordering van Q-Park tot betaling van het dagtarief aan parkeergeld toewijsbaar was. In het huidige vonnis heeft de kantonrechter de argumenten van de gedaagde, die stelde dat hij niet schuldig was aan 'treintje rijden', verworpen. De kantonrechter oordeelde dat het boetebeding niet onredelijk bezwarend was, gezien het belang van Q-Park bij het tegengaan van deze vorm van parkeerfraude. De door Q-Park gevorderde boete van € 1.560,00 werd toegewezen, evenals de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De gedaagde werd als in het ongelijk gestelde partij belast met de proceskosten. De kantonrechter benadrukte dat de parkeerder op meerdere momenten gewaarschuwd was voor de gevolgen van 'treintje rijden' en dat de boete een preventieve werking had. De uitspraak werd gedaan in het kader van de toetsing van de boetebedingen aan de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten.