ECLI:NL:RBAMS:2016:1034

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 januari 2016
Publicatiedatum
2 maart 2016
Zaaknummer
CV EXPL 15-4239
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering schadevergoeding wegens boetebedingen in algemene voorwaarden van parkeergarage

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 26 januari 2016 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Q-Park Beheer B.V. (eiseres) en een gedaagde die zonder betaling uit een parkeergarage is gereden, ook wel aangeduid als 'treintje rijden'. De eiseres vorderde schadevergoeding op basis van boetebedingen in de algemene voorwaarden. De kantonrechter heeft in een eerder tussenvonnis op 6 oktober 2015 al geoordeeld dat de vordering van Q-Park tot betaling van het dagtarief aan parkeergeld toewijsbaar was. In het huidige vonnis heeft de kantonrechter de argumenten van de gedaagde, die stelde dat hij niet schuldig was aan 'treintje rijden', verworpen. De kantonrechter oordeelde dat het boetebeding niet onredelijk bezwarend was, gezien het belang van Q-Park bij het tegengaan van deze vorm van parkeerfraude. De door Q-Park gevorderde boete van € 1.560,00 werd toegewezen, evenals de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De gedaagde werd als in het ongelijk gestelde partij belast met de proceskosten. De kantonrechter benadrukte dat de parkeerder op meerdere momenten gewaarschuwd was voor de gevolgen van 'treintje rijden' en dat de boete een preventieve werking had. De uitspraak werd gedaan in het kader van de toetsing van de boetebedingen aan de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 3873520 CV EXPL 15-4239
vonnis van: 26 januari 2016
fno.: 23654

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Q-Park Beheer B.V.

gevestigd te Maastricht
eiseres
nader te noemen: Q-Park
gemachtigde: J.M.H.C. Haenen
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

VERDER VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Op 6 oktober 2015 is een tussenvonnis gewezen. Ter uitvoering van dat tussenvonnis hebben beide partijen akte genomen. Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

De verdere beoordeling

Bij genoemd tussenvonnis van 6 oktober 2015 heeft de kantonrechter de zaak naar de rol verwezen voor akte aan de zijde van Q-Park, waarna [gedaagde] in de gelegenheid is gesteld hierop te reageren. Iedere verdere beslissing is aangehouden.
Hetgeen bij voornoemd tussen vonnis is overwogen, wordt hier als ingelast beschouwd.
De kantonrechter heeft partijen in de gelegenheid gesteld hun standpunt naar voren te brengen ten aanzien van de vraag of de overeenkomst zoals door hen gesloten valt onder de werkingssfeer van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn) en toe te lichten waartoe hun standpunten volgens hen leiden.
Q-Park heeft kort gezegd als standpunt naar voren gebracht dat de bedingen niet oneerlijk zijn in de zin van de richtlijn. Zij stelt daartoe dat “treintje rijden” niet alleen tot inkomstenderving leidt, maar ook gevaarzetting oplevert voor andere verkeersdeelnemers en het stuurt de parkeersystemen in de war. Q-Park heeft betoogd dat zij in verband met voornoemde omstandigheden groot belang heeft bij het tegengaan van deze vorm van parkeerfraude. Ter bestrijding van dit probleem heeft Q-Park in artikel 6.3 van de algemene voorwaarden een boetebepaling opgenomen om het ongeoorloofd gebruik van de parkeergarage tegen te gaan. In de algemene voorwaarden is de boete gemaximeerd en in deze zaak is de vordering onverplicht beperkt. Het beding beoogt primair het dat “treintje rijden” te voorkomen. Voor een voldoende preventieve werking is het dan vereist dat het verschuldigde bedrag hoog genoeg is. Er is geen ander middel om dat “treintje rijden” tegen te gaan dat even effectief is als een boetebeding. Andere middelen, zoals hinderlijke drempels, hebben de “treintje rijders” niet gestopt, terwijl deze wel hinder voor andere klanten veroorzaken. De inkomsten van het boetebeding worden gebruikt om maatregelen te nemen ter voorkoming en vervolging van treintje rijden. De boete is redelijk ten opzichte van de in het verleden gedane en in de toekomst nog noodzakelijke investeringen. Q-Park heeft niet gehandeld in strijd met de goede trouw. De parkeerder wordt immers op meerdere momenten gewaarschuwd voor de gevolgen van dat “treintje rijden”. De parkeerder heeft het zelf in de hand of hij de boete verschuldigd is omdat hij vrijwillig de keuze maakt om treintje te rijden, aldus Q-Park.
5. [gedaagde] heeft kort gezegd als standpunt naar voren gebracht dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan treintje rijden en dat hij vaak door openstaande slagbomen is uitgereden.
6. De kantonrechter is van oordeel dat het boetebeding, gelet op hetgeen door Q-Park is gesteld over het belang daarvan, waartegen door [gedaagde] niets is aangevoerd, en het feit dat het algemeen bekend is dat uitrijden uit een parkeergarage die in bedrijf is zonder te betalen verboden is, niet onredelijk bezwarend is.
De door Q-Park gevorderde boete van € 1.560,00 is daarom toewijsbaar.
Bij voornoemd tussenvonnis is reeds geoordeeld dat de vordering van Q-Park tot betaling van het dagtarief aan parkeergeld van € 108,00 eveneens toewijsbaar is.
7. Gelet op het betalingsverzuim van [gedaagde] is de wettelijke rente toewijsbaar.
8. Gelet op het in de dagvaarding overgelegde overzicht als bedoeld in artikel 6:96 BW wordt een bedrag aan buitengerechtelijke kosten toegewezen als na te melden.
9. [gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten belast.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Q-Park van:
- € 1.668,- aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 februari 2015 tot aan de voldoening;
- € 250,20 aan buitengerechtelijke incassokosten;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Q-Park, tot op deze uitspraak worden de kosten bepaald op de navolgende bedragen:
-griffierecht: € 466,-
-kosten dagvaarding: € 87,42
-salaris gemachtigde: € 450,-
------------
Totaal: € 1.003,42
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 50,- aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,- onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
Aldus gewezen door mr. F.J. van de Poel, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 januari 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.