ECLI:NL:RBAMS:2016:1035

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 februari 2016
Publicatiedatum
2 maart 2016
Zaaknummer
CV EXPL 15-7545
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Contractuele boete en rente in het kader van een lening tussen werkgever en ex-werknemer onder de Wet op het consumentenkrediet

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 15 februari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap SaaSplaza Nederland B.V. (eiseres) en een ex-werknemer (gedaagde). De zaak betreft een lening die de gedaagde bij zijn werkgever heeft afgesloten, waarbij de werkgever een contractuele boete van € 100,- per maand heeft bedongen bij niet-nakoming van de betalingsverplichtingen. De gedaagde heeft meerdere keren geld geleend van zijn werkgever, met een overeengekomen rente van 4%. Na beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft de werkgever de vordering op de gedaagde overgedragen aan SaaSplaza.

SaaSplaza vorderde betaling van een bedrag van € 3.605,51 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De gedaagde erkende de lening, maar betwistte de hoogte van de vordering en stelde dat hij een betaling van € 3.905,51 had gedaan. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde de lening erkende en dat de vordering van SaaSplaza voor wat betreft de hoofdsom en de contractuele rente toegewezen kon worden. De kantonrechter wees de contractuele boete van € 100,- per maand echter af, omdat deze in strijd was met de Wet op het consumentenkrediet (WCK).

De kantonrechter oordeelde dat de lening onder de WCK valt, aangezien de gedaagde als consument moet worden gezien. De overeengekomen boete overschrijdt de maximale vergoeding die de WCK toestaat, waardoor dit beding nietig is. De contractuele rente van 4% werd wel toegewezen. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van € 3.355,51 aan hoofdsom, € 485,55 aan buitengerechtelijke kosten, en de contractuele rente over het toegewezen bedrag. Tevens werd de gedaagde in de proceskosten belast.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 3988803 CV EXPL 15-7545
vonnis van: 15 februari 2016
fno.: 245

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de besloten vennootschap SaaSplaza Nederland B.V.

gevestigd te Amsterdam
eiseres
nader te noemen: SaaSplaza
gemachtigde: mr. C.D. Oomen, BvCM B.V.
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

- dagvaarding van 20 maart 2015 met producties
- antwoord
- instructievonnis
- dagbepaling comparitie van partijen
De comparitie van partijen is bepaald op 11 augustus 2015. Ter zitting zijn verschenen namens SaaSplaza [naam 1] en [naam 2] . [gedaagde] is eveneens verschenen, in persoon.
De kantonrechter heeft de zaak met partijen besproken, waarvan aantekeningen zijn gemaakt, die in het dossier zijn opgenomen. Vervolgens is de zaak aangehouden voor meerdere aktes aan de zijde van [gedaagde] en SaaSplaza.
Daarna is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend of niet (voldoende) weersproken, alsmede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden inhoud van de bewijsstukken, staat in dit geding het volgende vast:
1.1.
[gedaagde] is bij (de zustervennootschap van SaaSplaza) PaaSplaza in dienst geweest. [gedaagde] was in het kader van zijn dienstverband in het bezit van een leaseauto van PaaSplaza.
1.2.
Tijdens het dienstverband heeft [gedaagde] meerdere keren geld bij zijn werkgever geleend. De overeenkomst tot geldlening van 14 april 2014 stelt dat [gedaagde] van PaaSplaza heeft geleend het bedrag van € 5.397,- (lening 1) en € 4.948,- (lening 2) (verder gezamenlijk de geldlening). Volgens de overeenkomst is de te betalen rente 4% en is de lening opeisbaar, indien de arbeidsovereenkomst tussen partijen eindigt. Daarnaast bevat de overeenkomst de wijze van afbetaling van de geldlening en de afbetaling van de rente.
1.3.
[gedaagde] heeft de arbeidsovereenkomst met PaaSplaza opgezegd, tegen 1 september 2014. In het kader van het einde van de arbeidsovereenkomst hebben partijen op 25 augustus 2014 een nadere overeenkomst gesloten. Op dat moment bedroeg de geldlening € 4.200,-, exclusief rente. Overeengekomen is dat op het salaris van [gedaagde] van augustus 2014 een bedrag van € 1.800,- wordt inge-houden en dat [gedaagde] vervolgens in september en oktober 2014 € 800,00 per maand aan PaaSplaza overmaakt. Het resterende bedrag zal na ontvangst van de erfenis, doch uiterlijk 30 november 2014 naar PaaSplaza worden overgemaakt, zo bepaalt de overeenkomst.
1.4.
Rond de leaseauto hebben partijen bij dezelfde overeenkomst van 25 augustus 2014 afgesproken dat [gedaagde] de auto meeneemt naar zijn nieuwe werkgever en dat [gedaagde] de kosten van de eventuele boetes en schades aan PaaSplaza overmaakt binnen een maand nadat PaaSplaza [gedaagde] een bericht daarover stuurt.
1.5.
De overeenkomst besluit:
Bij niet nakomen van deze overeenkomst zijn wij genoodzaakt een verhoging van de schuld met € 100 per maand door te voeren.
1.6.
Bij brief van 20 oktober 2014 heeft PaaSplaza [gedaagde] bericht dat de eerste betaling (van september 2014) niet is ontvangen en dat zij daarom genoodzaakt is een boete door te belasten van € 100,- per maand, zoals eerder overeengekomen. De brief stelt voorts:
Je hebt vandaag jouw lease-auto bij ons ingeleverd. Van ons zal je een factuur ontvangen van de kosten van de auto in de periode 1 september 2014 - 20 oktober 2014. […] In totaal heeft de auto twee schades en daarom zullen wij een maal het eigen risico aan jou factureren (1 keer € 136,-). Zoals eerder besproken zijn de kosten van het voortijdig inleveren van de auto ook voor jouw rekening.
1.7.
Op 29 oktober 2014 heeft PaaSplaza [gedaagde] een factuur voor de lease-auto van
€ 1.449,47 (inclusief btw) gestuurd. Bij brief van 5 november 2014 heeft PaaSplaza [gedaagde] bericht dat zij nog geen betaling van hem hadden ontvangen en dat de geldlening op dat moment € 3.805,51 bedroeg. Voorts vermeldt de brief dat zij de lease-auto intern konden doorschuiven naar een andere medewerker, zodat [gedaagde] kon worden vrijgesteld van verdere kosten na de inleverdatum van de lease-auto bij PaaSplaza.
1.8.
De brief stelt voorts:
In jouw laatste schrijven geef jij aan het totale bedrag voor het eind van de maand (november) naar ons over kan maken. Mochten wij het bedrag voor 30 november aanstaande(2014, ktr)
nog niet hebben ontvangen, dan zijn wij genoodzaakt een deurwaarder in te schakelen.
1.9.
Bij brief van 9 december 2014 heeft BCvM, de gemachtigde van PaaSplaza, [gedaagde] aangemaand tot betaling. Daarbij is aanspraak gemaakt op buitengerechtelijke kosten van € 585,83.
1.10.
Bij brief van 23 februari 2015 heeft PaaSplaza [gedaagde] bericht dat de vordering op [gedaagde] is overgedragen aan SaaSplaza.

Vordering en verweer

2. SaaSplaza vordert- na wijziging van eis - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van het bedrag van € 3.605, 51 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente ad
€ 24,10 tot 19 maart 2014 en voorts vanaf 19 maart 2015. Daarnaast vordert SaaSplaza € 485,55 aan buitengerechtelijke kosten, € 600,00 aan de contractuele boete en voorts deze contractuele boete van € 100,00 per maand vanaf 1 april 2015. Alles met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3. SaaSplaza stelt hiertoe, samengevat en zakelijk weergegeven, dat uit hoofde van de overeenkomsten rond het einde van de arbeidsovereenkomst en de geldlening, [gedaagde] tot betaling van deze bedragen gehouden is. [gedaagde] heeft tot heden steeds beloofd alle bedragen af te betalen maar SaaSplaza heeft niets ontvangen, op één betaling van € 250,00 na die [gedaagde] op 31 augustus 2015 heeft gedaan en waarmee SaaSplaza haar vordering heeft verminderd.
4. [gedaagde] erkent de geldlening en de verplichting tot afbetaling van de schuld. Hij stelt echter dat hij op 1 december 2014 een bedrag van € 3.905,51 aan SaaSplaza heeft voldaan. Ter illustratie legt [gedaagde] bij akte na de comparitie van partijen een screenshot over, waarop de afschrijving van het bedrag van € 3.905,51 en de datum van 1 december 2014 aan PaaSplaza staan vermeld.
5. Daarop heeft SaaSplaza gereageerd met de stelling dat zij dit bedrag nimmer heeft ontvangen en het ook niet in overeenstemming is met een mail van [gedaagde] van 26 augustus 2015, waarin staat dat hij de eerste termijn wil betalen.
6. In zijn laatste akte erkent [gedaagde] dat het geld betaald moet worden en dat hij het graag in termijnen wil voldoen, nu het bedrag van € 3.905,51 wel van zijn rekening is afgeschreven, maar kennelijk niet bij SaaSplaza terecht is gekomen.

Beoordeling

7. Nu [gedaagde] de geldlening erkent en ook de terugbetalingsverplichting niet weer-spreekt, in de hoogte noch in de posten, kan de vordering van SaaSplaza voor wat betreft de hoofdsom en de contractuele rente worden toegewezen. De ontvangst van de zijdens [gedaagde] gestelde betaling is immers door SaaSplaza betwist en door [gedaagde] onvoldoende onderbouwd. Toegewezen zal derhalve worden het bedrag van € 3.355,51 (zijnde € 3.605,51 - € 250,-). Ook de buitengerechtelijke kosten zullen worden toegewezen, nu deze door [gedaagde] niet zijn betwist.
8. Met betrekking tot de contractuele boete van € 100,- per maand wordt overwogen dat de geldlening van SaaSplaza aan [gedaagde] valt onder de werkingssfeer van het Wet op het consumentenkrediet (WCK), nu in het kader van de geldlening [gedaagde] als consument moet worden gezien. De WCK heeft immers als definitie:
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:a. krediettransactie: iedere overeenkomst en ieder samenstel van overeenkomsten met de strekking dat door of vanwege de eerste partij (de kredietgever) aan de tweede partij (de kredietnemer) een geldsom ter beschikking wordt gesteld en de tweede partij aan de eerste partij een of meer betalingen doet,[…]en
kredietvergoeding:
alle beloningen en vergoedingen, in welke vorm ook, die de kredietgever of de leverancier ter zake van een krediettransactie bedingt, in rekening brengt of aanvaardt, […];en naar het oordeel van de kantonrechter is daarvan sprake, terwijl de uitzondering van artikel 7:58 lid 2 sub f BW hier niet van toepassing is.
9. Vervolgens wordt geoordeeld dat de contractuele boete van € 100,- per maand, tezamen met de contractuele rente van 4%, de maximale vergoeding van de WCK te buiten gaat, terwijl het de kredietgever verboden is een hogere kredietvergoeding in rekening te brengen, te bedingen of te aanvaarden dan is toegelaten ingevolge artikel 35 van de WCK. Het maximale kredietpercentage uit hoofde van de WCK is de wettelijke rente plus 12%, derhalve thans 14% totaal (nu de wettelijke rente 2% bedraagt). De tussen SaaSplaza en [gedaagde] overeengekomen “boete” bedraagt een veelvoud daarvan. Gelet hierop zal de vordering van SaaSplaza met betrekking tot de boete van € 100,- per maand worden afgewezen, nu dit beding ingevolge de WCK nietig is. De contractuele rente van 4% (per jaar) zal wel worden toegewezen.
10. [gedaagde] wordt als de hoofdzakelijk in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten aan de zijde van SaaSplaza belast, zoals hieronder bepaald.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan SaaSplaza van de volgende bedragen :
- € 3.355,51 aan hoofdsom,
- € 485,55 aan buitengerechtelijke kosten,
- de contractuele rente van 4% over € 3.355,51 vanaf 25 augustus 2014 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, aan de zijde van SaaSplaza tot heden begroot op:
- € 77,84 aan kosten der dagvaarding,
- € 466,00 aan griffierecht,
- € 600,00 aan salaris van de gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 50,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. M.V. Ulrici, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 februari 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.
Griffier Kantonrechter