In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 januari 2016 een beschikking gegeven over de vervangende toestemming tot erkenning van twee minderjarigen door hun vader, die Nigeriaanse nationaliteit heeft. De man, die niet eerder de kinderen heeft erkend, verzoekt de rechtbank om toestemming om zijn kinderen, geboren uit een relatie met de vrouw, te erkennen. De vrouw verzet zich tegen dit verzoek en voert aan dat de kinderen in hun huidige situatie beter af zijn. De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingediende stukken en de standpunten van beide partijen, de bijzondere curator en het openbaar ministerie. De man stelt dat de kinderen beter af zijn bij hem, terwijl de vrouw betoogt dat de kinderen een stabiele omgeving nodig hebben en dat de man in het verleden niet in zijn verantwoordelijkheden heeft voldaan. De bijzondere curator heeft aangegeven dat erkenning in beginsel in het belang van de kinderen wordt geacht, maar dat er nader onderzoek nodig is naar de mentale mogelijkheden van de oudste minderjarige, die een verstandelijke beperking heeft. De rechtbank heeft besloten om de zaak voor drie maanden aan te houden om meer informatie te verkrijgen over de situatie van de kinderen en om te bepalen of de kinderen gehoord kunnen worden. De rechtbank heeft ook een voorlopige omgangsregeling vastgesteld voor de jongste minderjarige, waarbij de man omgang heeft op bepaalde zondagen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en de behandeling wordt voortgezet op 18 april 2016.