ECLI:NL:RBAMS:2016:120

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 januari 2016
Publicatiedatum
12 januari 2016
Zaaknummer
13/684462-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en opzetheling door stelselmatige dader met ISD-maatregel

Op 12 januari 2016 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1971, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen en opzetheling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 7 september 2015 in Amsterdam levensmiddelen ter waarde van EUR 56,69 heeft gestolen uit een winkel. Daarnaast heeft hij in de periode van 21 tot 22 september 2015 een invalidewagen gestolen en in de periode van 15 tot 17 september 2015 een fiets. De verdachte heeft tijdens de zitting op 29 december 2015 een bekennende verklaring afgelegd en er zijn verschillende bewijsmiddelen gepresenteerd, waaronder aangiften en proces-verbaal van de politie. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte, ondanks eerdere waarschuwingen en opgelegde straffen, opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd. De officier van justitie heeft een ISD-maatregel van twee jaar geëist, omdat de verdachte vastgelopen is in zijn leven en geen dagbesteding heeft. De rechtbank heeft deze maatregel opgelegd, omdat de verdachte niet gemotiveerd is voor behandeling en er een risico bestaat dat hij opnieuw in de fout gaat. De rechtbank heeft de vorderingen van de officier van justitie in andere zaken afgewezen, omdat de ISD-maatregel als voldoende wordt beschouwd om de verdachte te helpen en de maatschappij te beschermen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummers: 13/684462-15, 13/702297-13 (TUL), 13/684133-15 (TUL) en
13/684340-15 (TUL)
Datum uitspraak: 12 januari 2016 (Promis)
VONNIS
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres 1] ,
[te plaats] , thans gedetineerd in het [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 december 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.G.T. Kramer, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. E. Bruijn naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging onder 3 primair en subsidiair - ten laste gelegd dat,
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde,
hij op of omstreeks 07 september 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer levensmiddel(len) (ter waarde van EUR 56,69), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [naam] (filiaal [adres 2] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde,
hij in of omstreeks de periode van 21 september 2015 tot en met 22 september 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (invalide)wagen (merk: Canta en voorzien van kenteken: [kenteken] ), geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 1] en/of Welzorg autolease BV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte, en/of zijn
mededader(s) zich de toegang tot die/dat (invalide)wagen heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen (invalide)wagen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een of meer slot(en) op/aan voornoemde (invalide)wagen.
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde,
hij in of omstreeks de periode van 21 september 2015 tot en met 22 september 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een (invalide)wagen (merk: Canta en voorzien van kenteken: [kenteken] ) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist(en), althans redelijkerwijs had(den)moeten vermoeden dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Ten aanzien van het onder 3 primair ten laste gelegde,
hij in of omstreeks de periode van 15 september 2015 tot en met 17 september 2015 te Diemen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fiets (merk: Giant Atx 830 en voorzien van framenummer: [nummer] ), geheel of ten dele toebehorend aan [persoon 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die/dat fiets heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen fiets onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een of meer slot(en) op of aan voornoemde fiets.
Ten aanzien van het onder 3 subsidiair ten laste gelegde,
hij in of omstreeks de periode van 15 september 2015 tot en met 17 september 2015 te Diemen en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een fiets (merk: Giant Atx 830 en voorzien van framenummer: [nummer] ), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft als standpunt naar voren gebracht dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het onder 1, 2 subsidiair en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
De rechtbank acht, net als de officier van justitie, het onder 2 primair ten laste gelegde niet bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
4.3.2.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het onder 1, 2 subsidiair en 3 primair ten laste gelegde sprake is van een bekennende verdachte, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de hierna opgegeven bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 1, 2 subsidiair en 3 primair ten laste gelegde
1. De bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter zitting van 29 december 2015.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
2. Een geschrift, te weten een landelijk aangifteformulier winkeldiefstal van 7 september 2015 van supermarkt [naam] , gevestigd [adres 2] te Amsterdam, inhoudende de verklaring van beveiligingsbeambte [beveligingsbeambte] .
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde
3. Een proces-verbaal aangifte met nummer PL1300-2015212258-1 van 22 september 2015, in de wettelijke vorm opgemaakte door de daartoe bevoegde opsporings-ambtenaar [verbalisant 1] , inhoudende de verklaring van [persoon 1] .
4. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0900-2015287278-7 van 22 september 2015, in de wettelijke vorm opgemaakte door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] , inhoudende de verklaring van voornoemde verbalisant.
5. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0900-2015287278-6 van 22 september 2015, in de wettelijke vorm opgemaakte door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , inhoudende de verklaring van voornoemde verbalisanten.
Ten aanzien van het onder 3 primair ten laste gelegde
6. Een proces-verbaal aangifte met nummer PL1300-2015208970-1 van 18 september 2015, in de wettelijke vorm opgemaakte door de daartoe bevoegde opsporings-ambtenaar [verbalisant 5] , inhoudende de verklaring van [persoon 2] (P. 3-5).
7. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2015208970-3 van 18 september 2015, in de wettelijke vorm opgemaakte door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 6] en [verbalisant 7] , inhoudende de verklaring van voornoemde verbalisanten.

5.5. Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte,
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde,
op 7 september 2015 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen levensmiddelen, ter waarde van EUR 56,69, toebehorende aan winkelbedrijf [naam] , filiaal [adres 2] .
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde,
in de periode van 21 september 2015 tot en met 22 september 2015 in Nederland een invalidewagen, merk Canta en voorzien van kenteken [kenteken] heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en het voorhanden krijgen wist dat het een door diefstal verkregen goed betrof.
Ten aanzien van het onder 3 primair ten laste gelegde,
in de periode van 15 september 2015 tot en met 17 september 2015 te Diemen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, merk Giant Atx 830 en voorzien van framenummer [nummer] , toebehorend aan [persoon 2] , waarbij hij, verdachte, en zijn mededader die weg te nemen fiets onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de maatregel

8.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van voorarrest. Indien de ISD-maatregel zal worden opgelegd dan kunnen de drie vorderingen na voorwaardelijke veroordeling (TUL) worden afgewezen.
Verdachte heeft na herhaalde waarschuwingen en ook na de schorsing van de voorlopige hechtenis op 10 september 2015 opnieuw strafbare feiten gepleegd. Hij heeft ter terechtzitting verklaard dat hij begeleid en behandeld wil worden met als doel het verkrijgen van huisvesting en het op orde brengen van zijn financiën. Verdachte wil niet dat de ISD-maatregel wordt opgelegd. De officier van justitie ziet geen andere mogelijkheid dan het opleggen van de ISD-maatregel, nu het opleggen van andere straffen niet tot ander gedrag heeft geleid. De reclassering heeft geadviseerd een ISD-maatregel op te leggen. Het is voor verdachte van belang dat er een stevig kader komt, dat zijn verslavingsproblematiek wordt aangepakt en dat hij niet meer in aanraking komt met politie en justitie. De maatschappij moet tegen verdachte beschermd worden en daarvoor is de ISD-maatregel noodzakelijk.
Voor wat betreft het beslag kunnen de onder 1 tot en met 12 genoemde voorwerpen worden verbeurd verklaard. De rode tas (nummer 13) dient te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om niet de ISD-maatregel op te leggen en verdachte nog een kans te geven. Verdachte heeft niet de gelegenheid gekregen om de eerder aan hem opgelegde bijzondere voorwaarden na te komen. Het is ook niet goed gegaan met zijn financiën. Hij heeft zijn uitkering wekenlang niet ontvangen. Verdachte heeft de ten laste gelegde vermogensdelicten gepleegd, omdat hij zonder geld niet in zijn levensonderhoud kan voorzien. Pas na zijn detentie op 24 september 2015 is het geld op zijn rekening gestort. Er is niet voldaan aan de voorwaarde dat de ISD-maatregel het laatste redmiddel is.
De raadsman heeft aangevoerd dat volstaan kan worden met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en het opleggen van een aantal bijzondere voorwaarden, waaronder de verplichting tot een klinische opname. Voor wat betreft het beslag is niet aangetoond dat verdachte zich voor wat betreft de op de beslaglijst genoemde voorwerpen heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Deze voorwerpen moeten aan hem worden teruggegeven.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennis genomen van de over verdachte uitgebrachte rapporten, te weten:
  • een reclasseringsadvies van het Leges des Heils Den Haag van 28 december 2015;
  • twee beknopte reclasseringsadviezen van het Leges des Heils Amsterdam van 24 september 2015 en 10 september 2015.
Verder heeft de rechtbank ter terechtzitting van 29 december 2015 de heer M.C. Telleman, als reclasseringswerker verbonden aan het Leges des Heils te Den Haag, als deskundige gehoord.
De rechtbank stelt vast dat de voorlopige hechtenis van verdachte op 10 september 2015 is geschorst. Hoewel verdachte zich op 10 september 2015 bij de rechter-commissaris bereid heeft verklaard de gestelde voorwaarden na te komen, heeft verdachte zich kort daarna opnieuw schuldig gemaakt aan de onder 2 subsidiair en 3 primair bewezen geachte feiten, waarna vervolgens op 24 september 2015 de schorsing van de voorlopige hechtenis is opgeheven. Sindsdien verblijft verdachte in voorlopige hechtenis.
Uit onder meer het reclasseringsadvies van 28 december 2015 en het verhandelde ter terechtzitting van 29 december 2015 heeft de rechtbank het volgende afgeleid.
Verdachte staat door herhaaldelijk delictgedrag geregistreerd als een stelselmatige dader en hoewel verdachte de bewezen geachte vermogensdelicten ter zitting van 29 december 2015 heeft bekend, neemt hij onvoldoende verantwoordelijkheid voor zijn delictgedrag. Uit het onderzoek van de reclassering komt naar voren dat de volgende leefgebieden criminogeen zijn: huisvesting, werk en opleiding, financiën, vrienden, drugsgebruik, geschiedenis van antisociale gedragingen, denkpatronen, gedrag en vaardigheden en pro-criminele houding. Aan verdachte is vele malen reclasseringstoezicht en één keer de ISD-maatregel opgelegd, allemaal zonder resultaat. Ook na het opleggen van een voorwaardelijke ISD-maatregel door de meervoudige kamer van deze rechtbank op 26 juni 2015 is verdachte de fout ingegaan. Verdachte neemt zelf geen verantwoordelijkheid voor de door hem gepleegde strafbare feiten. Hij verwijt de (justitiële) instanties en andere personen dat hij geen inkomen en geen geldige identiteitspapieren heeft. Verdachte woont feitelijk op het adres van zijn ouders, maar zij leven van een uitkering en hebben niet de middelen om verdachte, een man van 44 jaar, te onderhouden. Verdachte ontkent zeer stellig dat hij problemen heeft op het gebied van drugsgebruik en problemen op het gebied van zijn (delict)gedrag of (sociale) vaardigheden.
De reclassering acht een klinische behandeling bij een instelling voor forensische verslavingszorg geïndiceerd, omdat verdachte op een laag gemiddeld intelligentieniveau functioneert, is vastgelopen in zijn volwassenleven, geen dagbesteding heeft en sprake is van langdurig middelengebruik. Daarbij komt dat verdachte zijn vaardigheden onvoldoende heeft ontwikkeld en hij weinig anders in zijn leven heeft opgebouwd dan een strafblad. Na een klinisch traject kan resocialisatie volgen met een woonprogramma en een leer/werktraject. Verdachte is niet gemotiveerd voor een training of behandeling en vindt ook niet dat hij woonbegeleiding nodig heeft. Binnen het kader van een ISD-maatregel kan behandeling en resocialisatie wel plaatsvinden. De reclassering adviseert dan ook om een ISD-maatregel op te leggen. Verdachte dient deel te nemen aan de intra- en extramurale programma’s, ook als dat inhoudt meewerken aan een klinische behandeling bij een instelling voor forensische psychiatrie.
De rechtbank neemt het advies van de reclassering over.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 3 december 2015 blijkt dat verdachte gedurende de 5 jaren voorafgaand aan 7 september 2015 meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage van de reclassering, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. De rechtbank is niet gebleken van redenen om deze maatregel niet op te leggen. Zij zal daarom de officier van justitie op dit punt van de vordering volgen.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte [verdachte] en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van 2 jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
De rechtbank heeft kennis genomen van de verklaring van verdachte dat hij het niet eens is met het advies van de reclassering. Verdachte heeft geen goede ervaringen met een eerder ondergane ISD-maatregel. Hij staat momenteel op de wachtlijst voor een woning bij HVO en is bereid om buiten de setting van een ISD-maatregel mee te werken aan een klinische behandeling. De rechtbank heeft bij haar beslissing laten meewegen dat verdachte alleen al in 2015 meerdere keren onherroepelijk is veroordeeld door deze rechtbank. Verdachte was een gewaarschuwd mens, liep nog in drie proeftijden en dat heeft hem, ondanks alle begeleiding en toezicht, er niet van kunnen weerhouden uit handen van justitie te blijven. De rechtbank verwacht dat verdachte uiteindelijk beter tot zijn recht komt als hij via een inrichting voor stelselmatige daders in een verslavingskliniek is geplaatst. Dit zou tevens kunnen leiden tot een toename van het probleembesef waardoor verdachte mogelijk wel openstaat voor het beschikbare hulpaanbod en de mogelijkheden die de ISD-maatregel hem kunnen bieden.
De rechtbank ziet tenslotte niet de noodzaak om reclasseringsambtenaar E. Nulkes nader te horen over de financiële problemen van verdachte. Uit de ter zitting gegeven toelichting van de verdachte en de raadsman is naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk geworden dat verdachte problemen heeft ervaren met het ontvangen van zijn uitkering, maar dat geeft verdachte geen vrijbrief om strafbare feiten te plegen om in zijn levensonderhoud te voorzien.
8.4.
Vorderingen TULBij de stukken bevinden zich de op 5 oktober 2015 en 14 september 2015 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vorderingen van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaken met parketnummers 13/702297-13, 13/684133-15 en 13/684340-15.
De zaak met parketnummer 13/702297-13 betreft het onherroepelijk geworden vonnis van 9 december 2013 van de politierechter in deze rechtbank, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen, met aftrek van voorarrest, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 64 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Bij beslissing van de politierechter in deze rechtbank van 13 juli 2015 is een gedeelte van voornoemde 64 dagen, te weten 30 dagen, omgezet in een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis.
De zaak met parketnummer 13/684133-15 betreft het onherroepelijk geworden vonnis van 26 juni 2015 van de meervoudige kamer in deze rechtbank Amsterdam, waarbij verdachte onder meer is veroordeeld tot een ISD-maatregel voor de duur van 2 jaar, met bevel dat deze maatregel niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De zaak met parketnummer 13/684340-15 betreft het onherroepelijk geworden vonnis van 13 juli 2015 van de politierechter in deze rechtbank, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, met aftrek van voorarrest, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevinden zich bij de stukken geschriften waaruit blijkt dat de kennisgevingen als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering per post aan de veroordeelde zijn gezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijden aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank zal deze vorderingen echter afwijzen, gelet op het feit dat de rechtbank aan verdachte de ISD-maatregel op zal leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 57, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 subsidiair en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
Diefstal.
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde:
Opzetheling.
Ten aanzien van het onder 3 primair bewezen verklaarde:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, terwijl de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren.
Ten aanzien van de vorderingen TUL
Wijst af de vorderingen na voorwaardelijke veroordeling met de parketnummers 13/702297-13, 13/684133-15 en 13/684340-15.
Ten aanzien van het beslag
Gelast de teruggave aan
verdachtevan:
waterpomptang, Gedore 175-2 (5051377);
1 beitel, punt (5051380);
schroevendraaiers (5051383);
3 stuks handgereedschap, inbussleutel (5051386);
2 stuks handgereedschap, kniptang;
1 stuk handgereedschap, ruitentikker;
3 steeksleutels (5051389);
1 stuk handgereedschap, opener (5051390);
1 schroevendraaier, rood, Torq (5051391);
1 stuk handgereedschap, ijzeren staafje (5051393);
1 stuk handgereedschap, haakse dop (5051395);
1 zaag, Global Tools (5051396).
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
1 tas, kleur rood, Intersell (5051399).
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P.C. Janssen, voorzitter,
mrs. F. Salomon en C.C.M. Oude Hengel, rechters,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 januari 2016.