4.4.2.Nadere bewijsoverwegingen
Verdachte heeft erkend dat hij seks heeft gehad met [persoon 1] . Verdachte heeft gesteld dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan verkrachting en dat aangeefster vrijwillig de handelingen heeft ondergaan, althans dat de door haar gestelde onvrijwilligheid voor hem niet kenbaar was.
4.4.2.1. De betrouwbaarheid van de afgelegde verklaringen
De verklaringen van aangeefster
[persoon 1] heeft het volgende verklaard.[persoon 1] is die bewuste avond naar de woning van haar moeder gegaan. Verdachte was er ook en zou blijven logeren. Met z’n drieën stonden zij in de keuken te kletsen en verdachte was whisky aan het drinken. Omdat [persoon 1] kort daarvoor in een afkickkliniek had gezeten, vond zij het niet prettig dat verdachte alcohol aan het drinken was. Verdachte vroeg aan [persoon 1] of ze nog wat cocaïne bij zich had. [persoon 1] begon daarop te huilen en liep weg. Verdachte liep achter haar aan en zei tegen haar dat het wel goed zou komen. [persoon 1] en verdachte gingen terug naar de keuken en kletsten verder onder meer over de opname van [persoon 1] in de afkickkliniek. Omstreeks 03:30 uur gingen verdachte en [persoon 1] de hond van verdachte uitlaten. Verdachte begon al snel weer over de verslaving van [persoon 1] en zei dat [persoon 1] altijd bij hem terecht kon. Bij thuiskomst ging verdachte douchen en [persoon 1] ging naar de slaapkamer op zolder. [persoon 1] kleedde zich om en trok haar slaapoutfit aan. Toen [persoon 1] bijna in slaap was, hoorde zij het geluid van de slaapkamerdeur die open ging. Plotseling zag zij verdachte in de deuropening staan met alleen een handdoek om zijn middel. [persoon 1] reageerde daarop door te zeggen: “Wat doe je hier” of “Wat is dit?” of woorden van gelijke strekking. Waarop verdachte tegen haar zei: “Jij hebt gewoon echt liefde nodig nu” en “wees maar stil”. Hierop zei [persoon 1] tegen verdachte: “Ga weg, ga mijn kamer uit. Wat ben je in godsnaam aan het doen.” [persoon 1] was door de woorden van verdachte en zijn naaktheid heel erg bang en durfde haar bed niet uit te komen. Verdachte zei vervolgens dat hij lekker naast haar kwam liggen, waarop [persoon 1] zei dat hij weg moest gaan. Verdachte deed vervolgens zijn handdoek af en kwam naast [persoon 1] liggen. [persoon 1] was in shock. Vervolgens zat verdachte met één hand aan de borsten van [persoon 1] en zij zegt tegen hem dat hij dat niet moest doen. [persoon 1] was in paniek en bang en de tranen rolden over haar wangen. Verdachte zei dat [persoon 1] stil moest zijn. Nadat verdachte de borst van [persoon 1] had betast, ging hij met zijn hand richting haar vagina, duwde haar broekje opzij en stopte één of twee vingers in haar vagina. Verdachte zei tegen [persoon 1] dat ze echt mooi was. [persoon 1] probeerde de hand van verdachte weg te duwen, waarop verdachte wederom zei dat zij rustig moest zijn. [persoon 1] was flabbergasted. Verdachte duwde vervolgens haar broekje verder opzij, ging op [persoon 1] liggen en kwam met zijn penis in haar vagina. [persoon 1] was verstijfd als een soort plank. Verdachte zat ook aan haar borsten. Volgens [persoon 1] heeft zij steeds laten merken dat zij dit niet wilde. De enige reactie van verdachte op dit verzet was: “Stil nu maar, je hebt liefde nodig”. [persoon 1] zei: “Maar dit is niet wat ik wil”. Het ging heel snel en verdachte kwam in [persoon 1] klaar. Verdachte is vervolgens van haar afgegaan en is in slaap gevallen. Toen [persoon 1] zeker wist dat verdachte sliep, is zij naar beneden gegaan. Zij voelde zich ranzig en heeft zich uitgebreid gesproeid en gedoucht. Zij moest huilen en was aan het bedenken of ze het aan haar moeder zou vertellen. [persoon 1] was bang dat verdachte wakker zou worden en was bang dat als zij het zou vertellen, het zou escaleren. Haar moeder had immers al een rotperiode achter de rug en ze dacht als ik het vertel dan breekt mijn moeder en wordt er nog meer schade aangericht in het gezin. Daar kwam bij dat verdachte tegen [persoon 1] had gezegd dat veel mensen haar niet meer vertrouwden vanwege haar drugsgebruik. [persoon 1] heeft zichzelf achteraf verweten dat zij zich alleen maar verbaal heeft verweerd en dat zij niet heeft gegild of verdachte een stomp heeft gegeven. Zij heeft alleen maar “stop, stop” geroepen en gehuild. [persoon 1] kon niets uitbrengen. Zij heeft echt een verstijvingsreactie gehad en was zo bang. Verdachte moet hebben gezien dat [persoon 1] huilde, want hij lag bovenop haar en het was redelijk licht in de kamer.
De rechtbank passeert het verweer van de raadsvrouw dat de verklaringen van [persoon 1] niet consistent en daardoor onbetrouwbaar zijn. Deze verklaringen zijn voldoende geloofwaardig en op zichzelf bruikbaar voor het bewijs.
De verklaringen van verdachte
De rechtbank acht daarentegen de verklaringen van verdachte niet op alle punten geloofwaardig en overweegt daartoe het volgende. Verdachte heeft verklaard dat hij al een beetje in slaap was gesukkeld en [persoon 1] opeens in de deuropening van zijn slaapkamer stond. Zij stond zijn kamer in te kijken en zij hadden oogcontact. [persoon 1] is daarna nog één of twee keer in de deuropening van zijn slaapkamer verschenen en is vervolgens de trap naar haar kamer op de zolderverdieping opgelopen. Na een aantal minuten ging verdachte - zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard - “polshoogte nemen” en ging de trap van de zolder op achter [persoon 1] aan. Enerzijds heeft verdachte verklaard dat het zijn bedoeling was om naast haar in te dutten. Anderzijds heeft verdachte ook verklaard dat hij wilde weten of haar blik ‘een uitnodiging’ was. [persoon 1] straalde volgens hem non-verbale signalen uit. Ter terechtzitting heeft verdachte dat omschreven als “mannetjes en vrouwtjes” gedrag. De rechtbank acht het feit dat verdachte zijn bedoeling om naast [persoon 1] in te dutten in één adem noemt met het zogenoemde “mannetjes en vrouwtjes” gedrag niet met elkaar te rijmen. Ook op het punt van het al dan niet klaarkomen, constateert de rechtbank dat de verklaring van verdachte inconsistent is. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet precies meer weet of hij is klaargekomen, hij denkt een beetje, gezien het alcoholgebruik. Tevens heeft hij verklaard dat hij, nadat [persoon 1] tegen hem had gezegd dat het niet goed is en dat hij bij haar moeder moet zijn, direct met de seksuele handelingen is gestopt.
Nu de rechtbank geen ondersteuning voor de verklaring van verdachte heeft aangetroffen, terwijl de – door de tijd geheel consistente – verklaring van aangeefster op verschillende cruciale punten wordt ondersteund, acht de rechtbank de verklaring van verdachte over de aanleiding tot en de context waarin hij seks met aangeefster heeft gehad, niet geloofwaardig en gaat zij uit van de andersluidende verklaring van aangeefster hierover.
4.4.3.Verdere beoordeling
4.4.3.1. Steunbewijs
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat vrijspraak moet volgen, omdat het bewijs dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal dan de verklaring van aangeefster en daarmee niet is voldaan aan het bewijsminimum.
De rechtbank overweegt daarover het volgende.
In verkrachtingszaken doet zich vaak de situatie voor dat er slechts twee personen aanwezig waren bij de gewraakte seksuele handelingen: de aangeefster en de vermeende dader. Ook in deze zaak is dat het geval. Op grond van het bepaalde in artikel 342, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering is de enkele verklaring van een getuige (in casu aangeefster) onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat – op grond van inmiddels vaste rechtspraak - in zedenzaken een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaringen van aangeefster voldoende wettig bewijs kan opleveren. Zo kunnen getuigen die verklaren over de toestand van aangeefster na de daad van betekenis zijn.
In de onderhavige zaak bevat het dossier voldoende ander bewijsmateriaal dat steun biedt aan de verklaringen van aangeefster en komen haar verklaringen eveneens op essentiële onderdelen overeen met andere in de bewijsmiddelen redengevende feiten en omstandigheden.
Als steunbewijs beschouwt de rechtbank de verklaringen van [moeder van persoon 1] en de psycholoog van [persoon 1] , het Facebook bericht van verdachte aan [persoon 1] en het opgenomen gesprek tussen verdachte en [moeder van persoon 1] .
A. [moeder van persoon 1] heeft het volgende verklaard. [persoon 1] was (de rechtbank begrijpt: na het bewezenverklaarde feit) erg stil en op zichzelf. Ze is eigenlijk best wel een druk persoon die graag praat, maar ze trok zich terug. In de auto (de rechtbank begrijpt: op 16 juli 2014) was zij ook stil en ze wilde niets eten. Dat gedrag ging de hele dag door. De volgende dag (17 juli 2014) had verdachte koffie voor [persoon 1] gemaakt en zei tegen [moeder van persoon 1] dat dat was omdat hij iets had goed te maken: hij was namelijk naar boven gegaan en had haar laten schrikken en dat vond zij niet leuk. [moeder van persoon 1] vond dit antwoord van verdachte raar. [persoon 1] ging die middag naar de psycholoog van de Jellinek. Toen [moeder van persoon 1] [persoon 1] belde om te vragen hoe het gesprek was gegaan, vertelde zij dat het heel zwaar was en begon ze direct te huilen. Na het gesprek bij de Jellinek, is [persoon 1] thuisgekomen en gaf aan dat zij wilde praten. [moeder van persoon 1] is met [persoon 1] naar het balkon gelopen en nadat [persoon 1] alle deuren had dichtgedaan, brak ze. [persoon 1] vertelde aan [moeder van persoon 1] dat verdachte haar dinsdagochtend (de rechtbank begrijpt: 15 juli 2014) had verkracht.
[persoon 1] was bang en had het die middag aan de psycholoog van de Jellinek verteld. Ze kon het niet eerder vertellen, omdat verdachte nog in de woning was. [persoon 1] heeft aan [moeder van persoon 1] verklaard dat verdachte met alleen een handdoek om zijn middel haar kamer was binnengekomen. De handdoek liet hij vallen en het was zo gepiept. Ze durfde niet te schreeuwen, ze was verstijfd. [moeder van persoon 1] zag aan [persoon 1] dat het op die wijze was gebeurd. Zij besloot om verdachte te confronteren met het feit dat hij onuitgenodigd in de kamer van haar dochter was geweest. Daarop antwoordde verdachte iets in de trant van “ja” en hij beaamde het. [moeder van persoon 1] had niet het woord verkrachting in de mond genomen, maar verdachte beaamde ‘dat hij het had gedaan, dat hij daar geweest was’. Verdachte heeft vervolgens tegen [moeder van persoon 1] een aantal keren gezegd dat het hem speet en dat hij zijn verontschuldigingen aan [persoon 1] wilde aanbieden. Die nacht is [persoon 1] doodziek geworden. De volgende dag is [moeder van persoon 1] met [persoon 1] naar de huisarts gegaan die adviseerde om aangifte te doen.
B. S.J. Schellekens, psycholoog bij de Jellinek, heeft verklaard dat [persoon 1] op 17 juli 2014 tijdens een behandelgesprek heeft verteld dat zij twee dagen daarvoor tegen haar zin seks had gehad. [persoon 1] verbleef bij haar moeder waar de betreffende man ook verbleef. [persoon 1] vertelde dat zij in bed lag en dat de man haar kamer was binnengekomen, bij haar in bed is gaan liggen en seks met haar heeft gehad. Op het moment dat [persoon 1] dit aan Schellekens vertelde, was zij emotioneel, gaf aan zich vies te voelen en niet veilig in de woning. Daarnaast vertelde [persoon 1] dat zij veel schuldgevoelens had naar haar moeder, omdat zij al zoveel had meegemaakt. Dat maakte dat zij nog niets aan haar moeder had verteld. Aan het einde van het gesprek gaf [persoon 1] aan dat zij had besloten het toch aan haar moeder te vertellen, aldus Schellekens.
C. Op 18 juli 2014 heeft verdachte een Facebook berichtaan [persoon 1] gestuurd met de volgende tekst:
“Hoi [persoon 1] , Wat gebeurt is had nooit mogen gebeuren. Voel me er slecht over. Het spijt me heel erg.”
D. Op 17 juli 2014 heeft er tussen verdachte en [moeder van persoon 1] een gesprek plaatsgevondendat met een mobiele telefoon is opgenomen. Dit gesprek tussen [moeder van persoon 1] ( [A] ) en verdachte (V) houdt – zakelijk weergegeven – in:
[A] : “Maar kijk, jij hebt van mijn dochter haar eigen woning onveilig gemaakt. En of zij nou wel of niet heeft geschreeuwd of gegild of ‘help’ heeft geroepen dat maakt niet uit. Je had nooit als iemand, als volwassen man, had je nooit die stap mogen maken. Jij had moeten denken, je had de knop om moeten zetten.”
V: “Je hebt gelijk.”
[A] : “Ja weet je. Je hebt haar enorm bezeerd.”
V: “Je hebt gelijk.”
Het voorgaande, in samenhang beschouwd, ondersteunt de verklaring van aangeefster dat zij tegen haar wil seks met verdachte heeft gehad.
4.4.3.2. feitelijkheden/dwangmiddelen
De raadsvrouw heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de in de tenlastelegging genoemde middelen geen dwang in de zin van artikel 242 Sr opleveren, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank stelt voorop dat van door een ‘feitelijkheid dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam’ van het slachtoffer als bedoeld in artikel 242 Sr, slechts sprake kan zijn indien de verdachte door die feitelijkheid opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer die handelingen tegen zijn/haar wil heeft ondergaan. Van een door een feitelijkheid dwingen als hiervoor bedoeld kan sprake zijn indien de verdachte opzettelijk een zodanige psychische druk heeft uitgeoefend of het slachtoffer in een zodanige afhankelijkheidssituatie heeft gebracht dat het slachtoffer zich daardoor naar redelijke verwachting niet tegen die handelingen heeft kunnen verzetten, of dat de verdachte het slachtoffer heeft gebracht in een zodanige door hem veroorzaakte (bedreigende) situatie dat het slachtoffer zich naar redelijke verwachting niet aan die handelingen heeft kunnen onttrekken. Of zulk een dwang zich heeft voorgedaan, laat zich niet in het algemeen beantwoorden, maar hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. (o.m. HR 27 augustus 2013, ECLI:NL:HR:2013:494). De rechtbank overweegt als volgt.
[persoon 1] was op het moment van het tenlastegelegde feit kwetsbaar. Zij was net ontslagen uit een afkickkliniek en was bij haar moeder om een terugval te voorkomen. Verdachte was van deze situatie op de hoogte. Uit de verklaringen van zowel [persoon 1] als [moeder van persoon 1] blijkt immers dat zij die bewuste avond vaak over de opname van [persoon 1] in de Jellinek hebben gesproken. Volgens [persoon 1] had zij nog tegen verdachte gezegd dat ze zo blij was dat ze uit de detox was. Ook de door verdachte gebruikte woorden als hij de slaapkamer van [persoon 1] binnen gaat, te weten dat ‘zij nu gewoon echt liefde nodig heeft’, - wat hij nadien nog een aantal keren heeft herhaald - duidt er naar het oordeel van de rechtbank op dat verdachte wist dat zij zich in een kwetsbare positie bevond en kennelijk in zijn perceptie extra liefde kon gebruiken. Daar komt bij dat verdachte een bepaald psychisch overwicht bezat. Dit vanwege het grote leeftijdsverschil en omdat er volgens [persoon 1] tussen haar en verdachte een vertrouwensband was. Verdachte was zelfs één van de weinigen die op de hoogte was van haar problematiek en opname. Verdachte ontkent dit, maar de rechtbank acht dit aannemelijk op basis van zowel de verklaring van [persoon 1] als [moeder van persoon 1] . Ook overweegt de rechtbank in dit verband dat verdachte tegen [persoon 1] heeft gezegd dat veel mensen geen vertrouwen meer in haar hebben, vanwege haar (voormalige) drugsgebruik. Verder neemt de rechtbank in ogenschouw dat [persoon 1] midden in de nacht in een veilige omgeving, in de slaapkamer in het huis van haar moeder, in bed lag, nagenoeg in slaap was gevallen en verdachte de trap naar haar slaapkamer is opgegaan en onverhoeds met alleen een handdoek om zijn middel de deur van haar slaapkamer heeft opengedaan. Ondanks dat [persoon 1] op dat moment tegen hem zei dat hij weg moest gaan, is hij naast haar in bed gaan liggen. De rechtbank stelt daarbij vast dat voor [persoon 1] het bezoek van verdachte ook onverwacht was. Niet is gebleken dat er al sprake was van een situatie waarin [persoon 1] en verdachte zich tot elkaar voelde aangetrokken, eerder seksuele of seksueel getinte contacten hadden gehad of dat er die avond al enige vorm van spanning tussen hen was. Zoals hiervoor is besproken, acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat – samengevat - [persoon 1] in bikini naar beneden is gekomen en vervolgens twee of drie keer zijn slaapkamer heeft betreden en oogcontact met hem had, ongeloofwaardig.
4.4.3.3. Conclusie
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn positie van huisvriend en van de labiele positie waarin [persoon 1] verkeerde en [persoon 1] ertoe heeft gedwongen de seksuele handelingen te ondergaan. De gehanteerde dwangmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd, waren zodanig dat capitulatie van [persoon 1] normaliter te verwachten viel. Het kan gezien dit samenstel van feiten en omstandigheden niet anders dan dat verdachte moet hebben begrepen dat er geen sprake was van vrijwilligheid aan de zijde van [persoon 1] maar van dwang door hem. Het opzet van verdachte vloeit derhalve voort uit deze bewijsmiddelen.
De rechtbank acht dan ook de verkrachting wettig en overtuigend bewezen.