ECLI:NL:RBAMS:2016:1905

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 maart 2016
Publicatiedatum
5 april 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 1516
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en benutbare mogelijkheden in het kader van de WIA

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 maart 2016 uitspraak gedaan in een geschil over de arbeidsongeschiktheid van eiseres, die sinds 28 september 2011 ziek was door psychische klachten. Eiseres ontving een loongerelateerde WGA-uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De rechtbank beoordeelde of er per 1 november 2013 sprake was van geen benutbare mogelijkheden, zoals gedefinieerd in artikel 2, vijfde lid, aanhef en onder d, van het Schattingsbesluit. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts niet voldoende had gemotiveerd dat eiseres geen benutbare mogelijkheden had. Het beroep van eiseres werd gegrond verklaard, en het bestreden besluit werd vernietigd voor zover het betrekking had op de beoordeling per 1 november 2013. De rechtbank gaf verweerder de opdracht om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 15/1516

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 maart 2016 in de zaak tussen

[de vrouw] , te Amstelveen, eiseres

(gemachtigde: mr. B.C.F. Kramer),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: J.G. Kramer).

Procesverloop

Bij besluit van 2 oktober 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat de hoogte van haar loongerelateerde uitkering op grond van de Regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) niet wijzigt.
Bij besluit van 6 februari 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2015.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [betrokkene] . De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
Bij beslissing van 4 september 2015 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en nadere vragen gesteld aan verweerder. De verzekeringsarts bezwaar en beroep, [de man] , heeft in zijn rapport van 17 september 2015 gereageerd. Daarop heeft eiseres bij brief van 22 oktober 2015 gereageerd.
Bij brief van 7 november 2015 heeft eiseres de rechtbank geen toestemming gegeven om de zaak zonder nadere zitting af te doen. Op 29 januari 2016 heeft de rechtbank de behandeling van de zaak ter zitting voortgezet. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres was laatstelijk werkzaam als [functie] voor 32 uur per week. Op 28 september 2011 heeft eiseres zich ziek gemeld vanwege psychische klachten.
Eiseres ontvangt met ingang van 25 september 2013 een loongerelateerde WGA-uitkering krachtens de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Op 3 september 2013 heeft eiseres melding gemaakt van toegenomen klachten per 5 augustus 2013.
1.1.
Bij het primaire besluit heeft verweerder eiseres op grond van het rapport van de verzekeringsarts van 15 september 2014 en het rapport van de arbeidsdeskundige van 25 september 2014 per 1 november 2013 58,81% en per 25 september 2014 55,01% arbeidsongeschikt geacht. De eerder verstrekte loongerelateerde WGA-uitkering wijzigt niet.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Aan het bestreden besluit heeft verweerder het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 29 december 2014 en het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 9 februari 2014 ten grondslag gelegd.
3. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat er in de periode vanaf 1 november 2013 sprake was van een situatie van geen benutbare mogelijkheden. Eiseres heeft in dat verband ter zitting een beroep gedaan op de situatie zoals omschreven in artikel 2, vijfde lid, aanhef en onder d, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit). Eiseres was in die periode niet zelfredzaam. Zij was belast met een gegeneraliseerde angststoornis en kon in die periode niet zelfstandig wonen. Verder ging de opname bij de [naam] kliniek niet door, omdat een intensieve behandeling voor de hulpvraag van eiseres geschikter werd geacht. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres in beroep het rapport van 4 augustus 2015 van psychiater, E.M. Thiel-Pool, overgelegd.
4. Op grond van artikel 2, vijfde lid, aanhef en onder d, van het Schattingsbesluit zijn benutbare mogelijkheden als bedoeld in het tweede tot en met het vierde lid alleen dan niet aanwezig indien de betrokkene als gevolg van een ernstige psychische stoornis in zijn zelfverzorging, in zijn directe samenlevingsverband alsook in zijn sociale contacten, waaronder zijn werkrelaties, niet of dermate minimaal functioneert dat hij psychisch niet zelfredzaam is.
5. De verzekeringsarts bezwaar en beroep, [de man] , heeft zoals blijkt uit de rapporten van 29 december 2014 en 18 augustus 2015, dossierstudie verricht en eiseres gezien bij de hoorzitting van 29 december 2014. Daarnaast heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de brief van de behandelend psychiater van 4 augustus 2015 bij zijn beoordeling betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt als diagnose: gegeneraliseerde angststoornis. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is het invoelbaar dat eiseres, gelet op de uitlatingen van de werkcoach, ervan uitging dat zij volgens de Uwv-criteria niet beschikte over benutbare mogelijkheden en zich hierin bevestigd zag met een aanmelding voor een opname. De [naam] kliniek kon hiervoor uiteindelijk niet de indicatie stellen. De facto zijn er dus in de periode vanaf november 2013 benutbare mogelijkheden geweest, omdat er geen sprake was van een opname. Wel was er een behandeling, die in november 2013 werd geïntensiveerd naar eenmaal per week en in de kerstperiode naar tweemaal per week. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep was er geen sprake van opname c.q. geen benutbare mogelijkheden. De behandelingen waren verdisconteerd in de urenbeperking. Er moet wel worden onderkend dat er forse beperkingen waren als gevolg van de gegeneraliseerde angststoornis, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Met de toegevoegde en aangescherpte beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren is deze diagnose voldoende weergegeven. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep bevestigt de informatie van de psychiater hetgeen reeds bekend was uit de boordeling in bezwaar. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet geen aanleiding om op medische gronden een andere beslissing te nemen.
6. In geschil is de vraag of er per 1 november 2013 gelet op de psychische situatie van eiseres sprake was van geen benutbare mogelijkheden. De beoordeling van de arbeidsongeschiktheid per 25 september 2014 staat tussen partijen niet ter discussie.
6.1.
De rechtbank heeft het onderzoek op 4 september 2015 heropend en verweerder gevraagd om een nadere schriftelijke reactie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep op de vraag of aan de hand van de criteria van het Schattingsbesluit alsnog een aanvullende motivering kan worden gegeven op de beroepsgrond van eiseres dat er per 1 november 2013 sprake was van geen benutbare mogelijkheden, waarbij zij heeft verwezen naar de verklaring van de psychiater van 4 augustus 2015 en haar verklaring ter zitting. Tevens heeft de rechtbank aan verweerder gevraagd om in te gaan op de vraag of er in verband met de diagnose gegeneraliseerde angststoornis aanleiding bestaat om beperkingen aan te nemen ten aanzien van de concentratie.
6.2.
Verweerder heeft bij brief van 17 september 2015 een reactie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep overgelegd. Deze stelt zich op het standpunt dat eiseres niet voldoet aan de criteria voor geen benutbare mogelijkheden. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er geen gedetailleerd beeld meer over de situatie in november 2013. Wel moet worden onderkend dat eiseres zelfredzaam was, zij woonde zelfstandig en er zijn geen aanwijzingen dat zij op het niveau van zelfredzaamheid dermate disfunctioneerde dat zij was aangewezen op hulp van anderen. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep was eiseres in staat contacten te onderhouden met behandelaars en haar ouders. Een volledig disfunctioneren in sociale relaties kan hieruit evenmin worden afgeleid. Verweerder is daarom van oordeel dat eiseres niet voldeed aan de criteria voor geen benutbare mogelijkheden.
6.3.
De rechtbank is van oordeel dat, voor zover volgens de verzekeringsarts geen gedetailleerd beeld meer kon worden geschetst over de in geding zijnde periode, dit niet aan eiseres kan worden tegengeworpen. Dit is immers mede het gevolg van het feit dat eiseres niet is onderzocht naar aanleiding van haar melding toegenomen arbeidsongeschiktheid per september 2013. Verweerder heeft ter zitting erkend dat naar aanleiding daarvan een onderzoek had moeten plaatsvinden en dat dit ten onrechte niet is gebeurd. Het had in dit geval dan ook op de weg van verweerder gelegen om de nodige informatie te achterhalen. De rechtbank is voorts van oordeel dat er wel enige informatie aanwezig is die een beeld geeft over de situatie per november 2013. De rechtbank wijst in dit verband op de informatie van de psychiater van 4 augustus 2015, waarin ook de periode vanaf november 2013 wordt beschreven en de eigen verklaring van eiseres. Op deze informatie is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep echter nauwelijks ingegaan.
6.4.
De stelling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat eiseres zelfredzaam was, zelfstandig woonde en niet was aangewezen op hulp van anderen kan de rechtbank niet volgen. Eiseres heeft immers expliciet aangegeven dat zij in de periode vanaf november 2013 permanent bij haar moeder woonde, die voor haar zorgde omdat eiseres vanwege haar angstaanvallen niet naar buiten durfde. Dit wordt tevens bevestigd door psychiater E.M. Thiel-Pool, die in haar verklaring beschrijft dat de door de toenemende angst- en paniekaanvallen de behandelingen werden verhoogd en dat eiseres in die periode vanwege haar angsten permanent bij haar moeder woonde. Omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep op dit punt geheel niet is ingegaan, is zijn conclusie ook op dit punt onvoldoende gemotiveerd.
6.5.
Het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat geen sprake was van disfunctioneren in sociale relaties, omdat eiseres in staat was contacten te onderhouden met haar ouders en behandelaars, kan de rechtbank ook niet volgen. Eiseres verbleef in de in geding zijnde periode bij haar ouders, omdat zij naar eigen zeggen niet zelfredzaam was door haar angstaanvallen en afhankelijk was van de zorg van haar moeder. Daarnaast had zij contact met haar psychiater, bij wie zij intensief in behandeling was. Uit het onderhouden van - noodzakelijk - contact met degenen die haar verzorgden en behandelden kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat geen sprake was van disfunctioneren in sociale relaties. Het noodzakelijke contact met een verzorger of behandelaar betreft naar het oordeel van de rechtbank niet het soort functioneren in sociale contacten waarop wordt gedoeld in het Schattingsbesluit. Ook op dit punt ontbreekt dus een deugdelijke motivering.
6.6.
Ten aanzien van het punt van de concentratie verwijst de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 17 september 2015 naar het gesprek dat de primaire verzekeringsarts op 9 september 2014 had met eiseres. Er werd volgens de verzekeringsarts geen aanwijzing geconstateerd voor een niet te behouden aandacht tijdens het gesprek, zowel in de primaire beoordeling als in bezwaar. De rechtbank overweegt dat het onbegrijpelijk is dat aan bevindingen tijdens een gesprek in september 2014 conclusies worden verbonden voor de in geding zijnde periode november 2013. Het is niet in geschil dat het in de periode vanaf september 2014, toen het onderzoek werd verricht, weer beter ging met eiseres. Zij stelt nu juist dat in de periode daarvoor sprake was van problemen met de concentratie. Of daar wel of geen sprake van was kan dus onmogelijk worden afgeleid uit de bevindingen tijdens het onderzoek in september 2014.
6.7.
Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een deugdelijke motivering ontbreekt voor de conclusie van verweerder dat per 1 november 2013 geen sprake was van een situatie van geen benutbare mogelijkheden, zoals omschreven in artikel 2, vijfde lid, aanhef en onder d, van het Schattingsbesluit.
7. Het beroep is dan ook gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover het is gericht tegen de beoordeling per 1 november 2013. De rechtbank ziet geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat verweerder in deze procedure al door een informele lus, een heropening, in de gelegenheid is gesteld om naar aanleiding van concrete vragen de motivering aan te passen. Voorts ziet de rechtbank geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien, omdat de rechtbank over onvoldoende medische gegevens beschikt om te kunnen concluderen dat eiseres in die periode geen benutbare mogelijkheden had. De rechtbank ziet evenmin aanleiding om een deskundige te benoemen, zoals door eiseres is verzocht. Het geschil gaat immers niet primair om een medisch verschil van inzicht, maar om de vraag of alle aanwezige informatie en feiten en omstandigheden wel deugdelijk zijn meegewogen bij de vraag of sprake was van geen benutbare mogelijkheden. Naar het oordeel van de rechtbank is dat ook met de aanvullende rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep nog niet gedaan. Het ligt dan ook op de weg van verweerder om met inachtneming van alle beschikbare informatie een gemotiveerd standpunt in te nemen over de aanwezigheid van benutbare mogelijkheden van eiseres in de periode van 1 november 2013 tot 25 september 2014. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken. Voor zover er volgens verweerder onvoldoende informatie beschikbaar is, ligt het op de weg van verweerder om zelf nadere informatie op te vragen. De rechtbank geeft verweerder daarbij in overweging om mee te wegen dat het eventuele ontbreken van voldoende informatie mede is te wijten aan de omstandigheid dat verweerder heeft verzuimd om eiseres naar aanleiding van haar verzoek van september 2013 te onderzoeken.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 45,- vergoedt.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.488,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor de schriftelijke inlichtingen van 22 oktober 2015 en 0,5 punt voor de nadere zitting met een waarde per punt van € 496,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover gericht tegen de beoordeling per 1 november 2013;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 45,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.488,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. de Vos, rechter, in aanwezigheid van mr. J.C. Hoogendoorn, griffier
.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2016.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.