In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 april 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarbij haar een last onder bestuursdwang was opgelegd vanwege het ontbreken van een geldig vignet op haar pleziervaartuig. Verweerder had eiseres gelast om binnen zeven dagen het vaartuig van een geldig vignet te voorzien, maar eiseres stelde dat deze termijn onredelijk kort was. De rechtbank oordeelde dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat de begunstigingstermijn van zeven dagen voldoende was. De rechtbank overwoog dat het hier ging om een pleziervaartuig dat niet dagelijks werd gebruikt en dat de veronderstelling van verweerder dat eiseres haar vaartuig ten minste twee keer per week controleerde, niet realistisch was. Bovendien was er geen noodzaak gebleken om de termijn te verkorten ten opzichte van eerder beleid, waarbij een langere termijn werd gehanteerd. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herroepte het primaire besluit. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.